nr. 310a
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAPPEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Zoetermeer, 20 april 1998
Hierbij verzoek ik u te willen bevorderen dat het bovenvermelde wetsvoorstel
in de eerste helft van de maand mei door uw Kamer kan worden afgehandeld.
Het wetsvoorstel is op 14 april jl. door de Tweede Kamer aanvaard.
Hieronder ga ik in op de inhoud van het wetsvoorstel, de voortgang daarvan
en de noodzaak van een spoedige afhandeling.
Het wetsvoorstel beoogt onder meer de volgende aangelegenheden te regelen:
– voortgezette opleidingen: de instelling van de voortgezette kunstopleidingen
op het gebied van de muziek en de registratie daarvan in het Centraal register
opleidingen hoger onderwijs met ingang van het studiejaar 1998–1999.
Met het onderwijs in deze opleidingen dient per 1 september 1998 een aanvang
te worden gemaakt in verband met een goede aansluiting op de desbetreffende
eerste fase-opleidingen die met ingang van 1 september 1994 van start zijn
gegaan.
– pseudo-kunstvakopleidingen: de beëindiging van de registratie
van doublerende kunstopleidingen (c.q. afstudeerrichtingen) buiten het kunstvakonderwijs
gericht op de uitvoerende en toegepaste kunsten, zoals geïdentificeerd
in het rapport «Wissen en Witten».
De discussie over deze onderwerpen is gestart in 1993. Eerst in juni 1997
is door de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen uit de
Tweede Kamer tijdens een Algemeen Overleg met ondergetekende groen licht gegeven
voor het voorstel over de toedeling van de voortgezette kunstopleidingen op
het gebied van de muziek (Kamerstukken II, vergaderjaar 1996/97, 24 556,
nr. 30). Bij die gelegenheid is aangedrongen op een spoedige effectuering
van het voornemen.
De voorbereiding van het onderhavige wetsvoorstel waarmee reeds voor genoemd
Algemeen Overleg een aanvang was gemaakt, is kort daarna afgerond. Vervolgens
heeft het wetsvoorstel de gebruikelijke procedure die aan indiening bij de
Tweede Kamer voorafgaat, doorlopen. Het wetsvoorstel is ten slotte
bij koninklijke boodschap van 1 december 1997 bij de Tweede Kamer ingediend.
Na een voorspoedige schriftelijke behandeling is het wetsvoorstel in de loop
van de maand februari voor plenaire behandeling aangemeld. Deze behandeling
heeft uiteindelijk op 8 april jl. plaatsgevonden.
Over de noodzaak van een spoedige afhandeling van het wetsvoorstel wil
ik het volgende opmerken.
Zoals hierboven reeds is aangegeven, dienen de voortgezette muziekopleidingen
per 1 september a.s. van start te gaan om goed te kunnen aansluiten op de
vierjarige eerste fase-opleidingen die op 1 september 1994 zijn aangevangen.
Voordat de voortgezette muziekopleidingen per 1 september a.s. van start
kunnen gaan, dienen deze door de Informatie Beheer Groep in het CROHO 1998–1999
te worden geregistreerd. De bekendmaking van deze registratie is in het wetsvoorstel
voorzien per uiterlijk 1 juli a.s.; voor de keuze van deze datum is aangesloten
bij artikel VIIIb van de wet van 2 april 1998, Stb. 216 (uitvoering van de
in het HOOP 1996 aangekondigde maatregelen), waarin een vergelijkbare opdracht
aan de IBG is vastgelegd. De benodigde gegevens voor de registratie in het
CROHO, die tevens relevant zijn voor de bekendmaking daarvan, dienen de desbetreffende
hogescholen ingevolge het wetsvoorstel uiterlijk 1 juni a.s. bij de IBG aan
te leveren.
Dit betekent terugrekenend dat de tijd die de hogescholen hebben om de
gegevens te kunnen aanleveren, zeer krap wordt, indien de wet niet rond half
mei in het Staatsblad is bekendgemaakt.
Ik heb gemeend er goed aan te doen u van deze tijdsproblematiek op de
hoogte te stellen. Ik hoop dat u het in de aanhef van deze brief gedane verzoek
kunt inwilligen.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,
A. Nuis