25 690
Wijziging van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 c.a. (aanpassing van de oudedagsreserve en de zelfstandigenaftrek alsmede vervallen van de vermogensaftrek)

nr. 144a
VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR FINANCIËN1

Vastgesteld 11 december 1997

Het voorbereidend onderzoek gaf de leden van de fracties van CDA en PvdA aanleiding tot het formuleren van de volgende opmerkingen en vragen.

De leden van de CDA-fractie hadden met belangstelling kennis genomen van dit wetsvoorstel. In de nota naar aanleiding van het verslag (paragraaf 2, Kamerstukken II, 25 690, nr. 6) merkt de staatssecretaris op dat slechts in bijzondere gevallen de arbeid die een commanditaire vennoot verricht zal worden belast als winst uit onderneming. Als voorbeeld noemt hij het verrichten van beheersdaden, waardoor civielrechtelijke aansprakelijkheid ontstaat. In andere situaties waarin arbeid wordt verricht zou de beloning daarvoor moeten worden belast als inkomsten uit arbeid. Naar het lijkt ziet de staatssecretaris daarbij echter over het hoofd dat zich ook situaties voordoen waarin de commanditaire vennoot betrokken is bij de interne bedrijfsvoering commanditaire vennootschap, zonder zich daarbij te mengen in externe beheersdaden die civielrechtelijke aansprakelijkheid oproepen. Ligt het in een dergelijke situatie, indien de commanditaire vennoot gerechtigd is tot de stille reserves van de commanditaire vennootschap en in het kader van de in de cv-akte neergelegde winstverdeling tevens een vergoeding ontvangt voor zijn werkzaamheden, niet voor de hand dat deze commanditaire vennoot feitelijk een onderneming drijft en de vergoeding voor de verrichte arbeid aan te merken als winst uit onderneming?

De leden van de PvdA-fractie waren verheugd dat met deze wetswijziging een knelpunt voor zelfstandigen die in enig jaar teruggingen in inkomen (winst) is opgelost.

Zij hadden slechts als vraag of, vanuit de optiek van gelijke behandeling bij de pensioenopbouw, waarbij voor werknemers onderscheid naar arbeidsduur immers is verboden, een mogelijkheid tot opbouw van een fiscale oudedagsreserve niet eveneens aan in gedeelte van de werktijd werkende zelfstandigen zou moeten worden geboden.

Vertrouwende dat deze vragen tijdig zullen worden beantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over het onderhavige wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie,

Boorsma

De griffier van de commissie,

Hordijk


XNoot
1

Samenstelling: Boorsma (CDA) voorzitter, De Boer (GroenLinks), Van Dijk (CDA), Stevens (CDA), Schuyer (D66), Hilarides (VVD), Rensema (VVD), Van den Berg (SGP), Wöltgens (PvdA), Ter Veld (PvdA) en De Haze Winkelman (VVD).

Naar boven