nr. 144a
VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR FINANCIËN1
Vastgesteld 11 december 1997
Het voorbereidend onderzoek gaf de leden van de fracties van CDA en PvdA aanleiding tot het formuleren van de volgende opmerkingen
en vragen.
De leden van de CDA-fractie hadden met belangstelling kennis
genomen van dit wetsvoorstel. In de nota naar aanleiding van het verslag (paragraaf
2, Kamerstukken II, 25 690, nr. 6) merkt de staatssecretaris op dat slechts
in bijzondere gevallen de arbeid die een commanditaire vennoot verricht zal
worden belast als winst uit onderneming. Als voorbeeld noemt hij het verrichten
van beheersdaden, waardoor civielrechtelijke aansprakelijkheid ontstaat. In
andere situaties waarin arbeid wordt verricht zou de beloning daarvoor moeten
worden belast als inkomsten uit arbeid. Naar het lijkt ziet de staatssecretaris
daarbij echter over het hoofd dat zich ook situaties voordoen waarin de commanditaire
vennoot betrokken is bij de interne bedrijfsvoering commanditaire vennootschap,
zonder zich daarbij te mengen in externe beheersdaden die civielrechtelijke
aansprakelijkheid oproepen. Ligt het in een dergelijke situatie, indien de
commanditaire vennoot gerechtigd is tot de stille reserves van de commanditaire
vennootschap en in het kader van de in de cv-akte neergelegde winstverdeling
tevens een vergoeding ontvangt voor zijn werkzaamheden, niet voor de hand
dat deze commanditaire vennoot feitelijk een onderneming drijft en de vergoeding
voor de verrichte arbeid aan te merken als winst uit onderneming?
De leden van de PvdA-fractie waren verheugd dat met deze wetswijziging
een knelpunt voor zelfstandigen die in enig jaar teruggingen in inkomen (winst)
is opgelost.
Zij hadden slechts als vraag of, vanuit de optiek van gelijke behandeling
bij de pensioenopbouw, waarbij voor werknemers onderscheid naar arbeidsduur
immers is verboden, een mogelijkheid tot opbouw van een fiscale oudedagsreserve
niet eveneens aan in gedeelte van de werktijd werkende zelfstandigen zou moeten
worden geboden.
Vertrouwende dat deze vragen tijdig zullen worden beantwoord, acht de
commissie de openbare beraadslaging over het onderhavige wetsvoorstel voldoende
voorbereid.
De voorzitter van de commissie,
Boorsma
De griffier van de commissie,
Hordijk
XNoot
1Samenstelling: Boorsma (CDA) voorzitter, De Boer (GroenLinks), Van Dijk
(CDA), Stevens (CDA), Schuyer (D66), Hilarides (VVD), Rensema (VVD), Van den
Berg (SGP), Wöltgens (PvdA), Ter Veld (PvdA) en De Haze Winkelman (VVD).