nr. 161c
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Rijswijk, 4 maart 1998
Bij gelegenheid van de behandeling in de Eerste Kamer der Staten-Generaal
van het wetsvoorstel herstructurering Ziekenfondswet op 22 en 23 december
jl. werd door diverse leden aandacht gevraagd voor de ziekenfondsverzekering
van de zogenoemde oud AWW-gerechtigden. Op grond van een overgangsregeling
in de Algemene nabestaandenwet kunnen laatstgenoemden per 1 januari 1998 geconfronteerd
worden met een verlaging van hun Anw-uitkering in verband met het verrekenen
van andere inkomsten. Als gevolg van deze maatregel bedraagt het verzekeringsplichtig
inkomen van een beperkte groep betrokkenen per 1 januari 1998 minder dan de
loongrens in de ziekenfondsverzekering maar worden zij niet per die datum
ziekenfondsverzekerd.
Aan mij werd onder meer de vraag gesteld of er niet voor deze groep een
regeling zou kunnen worden getroffen die vergelijkbaar is met de opt-in regeling
voor personen van 65 jaar en ouder. Hiertoe zij het volgende opgemerkt.
Volgens de systematiek van de Ziekenfondswet wordt de verzekeringsplicht
van een ieder die verzekeringsplichtig inkomen ontvangt jaarlijks per 1 januari
beoordeeld. De peildatum voor het verzekeringsplichtig inkomen is gesteld
op 1 november daaraan voorafgaande. Het loon en/of de uitkering wordt per
die datum tot jaarloon herleid en getoetst aan de per 1 januari van het daarop
volgende jaar geldende loongrens. Ingevolge artikel 3, vierde lid, onder c,
van de Ziekenfondswet wordt tot het einde van een kalenderjaar geen rekening
gehouden met wijzigingen van het loon welke tijdens de duur van de dienstbetrekking
of van de uitkering na 1 november van het voorafgaande kalenderjaar plaatsvinden
of hebben plaatsgevonden. Het gevolg van deze systematiek kan zijn dat Anw-gerechtigden
waarvan tengevolge van het verrekenen van bepaalde inkomsten de Anw-uitkering
per 1 januari jl. is verlaagd, niet per diezelfde datum ziekenfondsverzekerd
zijn geworden. Mogelijk worden zij wel per 1 januari 1999 ziekenfondsverzekerd.
Dit gevolg – «een wachttijd van een jaar» – gaat
niet alleen op voor de hier bedoelde groep Anw-gerechtigden. Voor iedereen
die na 1 november om welke reden dan ook te maken krijgt met een inkomensachteruitgang
en waarvan de rechtsgrond voor de ziekenfondsverzekering zich niet heeft gewijzigd,
geldt dat de systematiek van de Ziekenfondswet ertoe leidt dat men eventueel
pas een jaar later van rechtswege ziekenfondsverzekerd wordt.
In antwoord op de vragen van de Kamer tijdens voormelde plenaire behandeling
heb ik toegezegd dat ik wilde bezien of er voor de oud AWW-gerechtigden die
niet per 1 januari 1998 ziekenfondsverzekerd zijn geworden in de ziekenfondsverzekering
een bijzondere regeling zou moeten worden getroffen.
Inmiddels heb ik besloten om de Ziekenfondsraad te verzoeken of het uitvoeringstechnisch
mogelijk is om in algemene zin de peildatum voor de ziekenfondsverzekering
te laten samenvallen met het moment van inkomensdaling. Afhankelijk van de
resultaten van dat onderzoek kan dan eventueel worden besloten tot een wijziging
van de regelgeving op dit punt. Een dergelijke wijziging zal echter bij wet
dienen plaats te vinden. Met die wijziging zal na ontvangst van het rapport
door de Ziekenfondsraad een aanvang kunnen worden gemaakt. De maatregel zal
dan echter in de tijd gezien nauwelijks nog enig effect sorteren voor de betrokken
groep Anw-gerechtigden.
Een afschrift van deze brief is verzonden aan de voorzitter van de Tweede
Kamer der Staten-Generaal
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E. Borst-Eilers