25 661
Wijziging van de Algemene bijstandswet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, de Werkloosheidswet, de Ziektewet, de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet, de Toeslagenwet, de Algemene Ouderdomswet, de Algemene Kinderbijslagwet, de Algemene nabestaandenwet, de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen en de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten met betrekking tot terugvordering en verhaal (terugvordering en verhaal in verband met herziening van het debiteurenbeleid)

nr. 193
GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET

16 december 1997

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is nieuwe regels te stellen omtrent terugvordering en verhaal van kosten van bijstand en uitkeringen op grond van sociale voorzieningswetten en sociale verzekeringswetten, alsmede daarmee verband houdende wijzigingen in andere wetten aan te brengen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Algemene bijstandswet wordt gewijzigd als volgt:

A. Na artikel 78a wordt een artikel ingevoegd, dat luidt als volgt:

Artikel 78b

1. In afwijking van artikel 78 kunnen burgemeester en wethouders besluiten van terugvordering of van verdere terugvordering af te zien, indien de belanghebbende:

a. gedurende vijf jaar volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan;

b. gedurende vijf jaar niet volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan, maar het achterstallige bedrag over die periode, vermeerderd met de daarover verschuldigde wettelijke rente en de op de invordering betrekking hebbende kosten, alsnog heeft betaald;

c. gedurende vijf jaar geen betalingen heeft verricht en niet aannemelijk is dat hij deze op enig moment zal gaan verrichten; of

d. een bedrag, overeenkomend met ten minste 50% van de restsom in één keer aflost.

2. De in het eerste lid, onder a en b, genoemde termijn is drie jaar indien:

a. het gemiddeld inkomen van de belanghebbende in die periode de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan; en

b. de terugvordering niet het gevolg is van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 65, eerste lid.

3. Het eerste lid is niet van toepassing ten aanzien van vorderingen welke door pand of hypotheek op een goed of goederen zijn gedekt, behoudens voorzover zij niet op die goederen verhaald kunnen worden.

4. Bij ministeriële regeling kunnen met betrekking tot dit artikel nadere regels worden gesteld.

B. Artikel 87, tweede lid, wordt vervangen door:

2. Artikel 14f is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat indien het gemiddeld inkomen van de belanghebbende gedurende drie jaar de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan, burgemeester en wethouders de aflossingsbedragen lager vaststellen.

C. In artikel 95 wordt «artikel 93 en 94» vervangen door: artikel 93 of 94.

D. Na artikel 96 wordt een artikel ingevoegd, dat luidt als volgt:

Artikel 96a

1. Indien degene, die bijstand ontvangt of heeft ontvangen en ten aanzien van wie door de rechter een verhaalsbedrag verschuldigd ingevolge artikel 93 of 94 is vastgesteld, zijn woonplaats verplaatst naar een andere gemeente en aldaar bijstand ontvangt of heeft ontvangen, gaat de bevoegdheid tot tenuitvoerlegging van de rechterlijke uitspraak op de andere gemeente over.

2. De vertrekgemeente blijft bevoegd tot tenuitvoerlegging voor zover het gaat om betalingsachterstanden terzake van verhaal van bijstand die door die gemeente is verleend.

E. Artikel 101 wordt vervangen door:

Artikel 101

Degene op wie verhaal wordt gezocht is verplicht desgevraagd aan burgemeester en wethouders de inlichtingen te verstrekken die voor verhaal ingevolge dit hoofdstuk van belang zijn.

F. Artikel 108 wordt vervangen door:

Artikel 108

De verplichting tot het instellen van een vordering tot toekenning van een uitkering tot levensonderhoud kan, onverminderd artikel 108a, slechts aan de bijstand worden verbonden, indien het betreft een uitkering ten laste van de echtgenoot, de gewezen echtgenoot of de ouder, indien:

a. die vordering kan worden ingesteld samen met een verzoek tot echtscheiding, scheiding van tafel en bed of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed; of

b. de echtgenoot, de gewezen echtgenoot of de ouder buiten Nederland verblijft en de verplichting noodzakelijk is om op grond van een uitspraak van de Nederlandse rechter onderhoudsaanspraken in het buitenland geldend te maken onder toepassing van het op 20 juni 1956 te New York tot stand gekomen Verdrag inzake verhaal in het buitenland van uitkeringen tot onderhoud (Trb. 1957, 121).

G. Na artikel 108 wordt een artikel ingevoegd, dat luidt als volgt:

Artikel 108a

Indien ten aanzien van de belanghebbende een rechterlijke uitspraak betreffende levensonderhoud verschuldigd krachtens Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek die uitvoerbaar is, niet wordt nagekomen, kunnen burgemeester en wethouders aan de bijstand verplichtingen verbinden die er toe strekken dat de belanghebbende aan de tenuitvoerlegging van de uitspraak meewerkt.

H. Artikel 134 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het derde lid wordt vervangen door:

3. Voor de vaststelling van de in het eerste en tweede lid bedoelde ten laste van de gemeente gebleven kosten van algemene bijstand wordt de verhouding berekend tussen het totaal van de in hoofdstuk IV, afdeling 1, paragraaf 2 en 3, bedoelde bijstandsnormen en het totaal aan toeslagen op grond van artikel 33. Vervolgens worden in de aldus berekende verhouding op de voormelde bijstandsnormen in mindering gebracht:

a. het totaal van de verlagingen van de uitkeringen op grond van artikel 14;

b. het totaal van de bedragen die de gemeente ontvangt door toepassing van artikel 14a;

c. de in aanmerking genomen inkomsten van alle belanghebbenden gezamenlijk;

d. de ontvangsten met betrekking tot terugvordering en verhaal van algemene bijstand, voorzover die bijstand is verleend in 1996 of in een later jaar, en voorzover deze ontvangsten minder zijn dan, of gelijk zijn aan, een ten aanzien van de gemeente door Onze Minister te bepalen bedrag; alsmede

e. alle overige ontvangsten van de gemeente in verband met de verlening van algemene bijstand, voorzover die bijstand is verleend in 1996 of in een later jaar.

2. Toegevoegd wordt een zesde lid, dat luidt als volgt:

6. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de vaststelling van het bedrag, bedoeld in het derde lid, onder d.

I. Na artikel 134 wordt een artikel ingevoegd, dat luidt als volgt:

Artikel 134a

De gemeente betaalt aan het Rijk 25% van het bedrag van de ontvangsten met betrekking tot terugvordering en verhaal van algemene bijstand, voorzover die bijstand is verleend in 1996 of in een later jaar, en voorzover deze ontvangsten meer zijn dan het bedrag, bedoeld in artikel 134, derde lid, onder d.

ARTIKEL II

Artikel 15, eerste lid, van de Invoeringswet herinrichting Algemene Bijstandswet wordt vervangen door:

1. Ten aanzien van de vergoeding van kosten van algemene bijstand door het Rijk, alsmede het niet aanvaardbaar verklaren van kosten van algemene bijstand, over tijdvakken voor of op de peildag, blijft het bepaalde bij en krachtens hoofdstuk IV, paragraaf 1 en 2, en artikel 81 c van de Algemene Bijstandswet van toepassing, met dien verstande dat terzake van terugvordering en verhaal van die kosten artikel 134a van de nieuwe Algemene bijstandswet van overeenkomstige toepassing is.

ARTIKEL III

De Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers wordt gewijzigd als volgt:

A. Na artikel 25a wordt een artikel ingevoegd, dat luidt als volgt:

Artikel 25b

1. In afwijking van artikel 25 kunnen burgemeester en wethouders besluiten van terugvordering of van verdere terugvordering af te zien, indien de belanghebbende:

a. gedurende vijf jaar volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan;

b. gedurende vijf jaar niet volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan, maar het achterstallige bedrag over die periode, vermeerderd met de daarover verschuldigde wettelijke rente en de op de invordering betrekking hebbende kosten, alsnog heeft betaald;

c. gedurende vijf jaar geen betalingen heeft verricht en niet aannemelijk is dat hij deze op enig moment zal gaan verrichten; of

d. een bedrag, overeenkomend met ten minste 50% van de restsom in één keer aflost.

2. De in het eerste lid, onder a en b, genoemde termijn is drie jaar indien:

a. het gemiddeld inkomen van de belanghebbende in die periode de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan; en

b. de terugvordering niet het gevolg is van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 13, eerste lid.

3. Bij ministeriële regeling kunnen met betrekking tot dit artikel nadere regels worden gesteld.

B. Artikel 28, tweede lid, wordt vervangen door:

2. Artikel 20f is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat indien het gemiddeld inkomen van de belanghebbende gedurende drie jaar de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan, burgemeester en wethouders de aflossingsbedragen lager vaststellen.

ARTIKEL IV

De Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen wordt gewijzigd als volgt:

A. Na artikel 25a wordt een artikel ingevoegd, dat luidt als volgt:

Artikel 25b

1. In afwijking van artikel 25 kunnen burgemeester en wethouders besluiten van terugvordering of van verdere terugvordering af te zien, indien de belanghebbende:

a. gedurende vijf jaar volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan;

b. gedurende vijf jaar niet volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan, maar het achterstallige bedrag over die periode, vermeerderd met de daarover verschuldigde wettelijke rente en de op de invordering betrekking hebbende kosten, alsnog heeft betaald;

c. gedurende vijf jaar geen betalingen heeft verricht en niet aannemelijk is dat hij deze op enig moment zal gaan verrichten; of

d. een bedrag, overeenkomend met ten minste 50% van de restsom in één keer aflost.

2. De in het eerste lid, onder a en b, genoemde termijn is drie jaar indien:

a. het gemiddeld inkomen van de belanghebbende in die periode de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan; en

b. de terugvordering niet het gevolg is van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 13, eerste lid.

3. Bij ministeriële regeling kunnen met betrekking tot dit artikel nadere regels worden gesteld.

B. Artikel 28, tweede lid, wordt vervangen door:

2. Artikel 20f is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat indien het gemiddeld inkomen van de belanghebbende gedurende drie jaar de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan, burgemeester en wethouders de aflossingsbedragen lager vaststellen.

ARTIKEL V

De Werkloosheidswet wordt gewijzigd als volgt:

A. Artikel 36, tweede, derde en vierde lid worden vernummerd tot het vierde, vijfde en zesde lid en een nieuw tweede en derde lid worden tussengevoegd, die luiden als volgt:

2. In afwijking van het eerste lid kan het Landelijk instituut sociale verzekeringen besluiten van terugvordering of van verdere terugvordering af te zien, indien de betrokken werknemer:

a. gedurende vijf jaar volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan;

b. gedurende vijf jaar niet volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan, maar het achterstallige bedrag over die periode, vermeerderd met de daarover verschuldigde wettelijke rente en de op de invordering betrekking hebbende kosten, alsnog heeft betaald;

c. gedurende vijf jaar geen betalingen heeft verricht en niet aannemelijk is dat hij deze op enig moment zal gaan verrichten; of

d. een bedrag, overeenkomend met ten minste 50% van de restsom in één keer aflost.

3. De in het tweede lid, onder a en b, genoemde termijn is drie jaar indien:

a. het gemiddeld inkomen van de belanghebbende in die periode de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan; en

b. de terugvordering niet het gevolg is van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 25.

B. Artikel 36a, tweede lid, wordt vervangen door:

2. Artikel 27g is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat indien het gemiddeld inkomen van de belanghebbende gedurende drie jaar de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan, het Landelijk instituut sociale verzekeringen de aflossingsbedragen lager vaststelt.

C. Artikel 36b wordt vervangen door:

Artikel 36b

1. Bij ministeriële regeling kunnen met betrekking tot artikel 36, tweede en derde lid, nadere regels worden gesteld.

2. Het Landelijk instituut sociale verzekeringen stelt regels met betrekking tot de artikelen 36, eerste, vierde, vijfde en zesde lid, en 36a.

ARTIKEL VI

De Ziektewet wordt gewijzigd als volgt:

A. Artikel 33, tweede, derde en vierde lid worden vernummerd tot het vierde, vijfde en zesde lid en een nieuw tweede en derde lid worden tussengevoegd, die luiden als volgt:

2. In afwijking van het eerste lid kan het Landelijk instituut sociale verzekeringen besluiten van terugvordering of van verdere terugvordering af te zien, indien de betrokken verzekerde:

a. gedurende vijf jaar volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan;

b. gedurende vijf jaar niet volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan, maar het achterstallige bedrag over die periode, vermeerderd met de daarover verschuldigde wettelijke rente en de op de invordering betrekking hebbende kosten, alsnog heeft betaald;

c. gedurende vijf jaar geen betalingen heeft verricht en niet aannemelijk is dat hij deze op enig moment zal gaan verrichten; of

d. een bedrag, overeenkomend met ten minste 50% van de restsom in één keer aflost.

3. De in het tweede lid, onder a en b, genoemde termijn is drie jaar indien:

a. het gemiddeld inkomen van de belanghebbende in die periode de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan; en

b. de terugvordering niet het gevolg is van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 49.

B. Artikel 33a, tweede lid, wordt vervangen door:

2. Artikel 45g is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat indien het gemiddeld inkomen van de belanghebbende gedurende drie jaar de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan, het Landelijk instituut sociale verzekeringen de aflossingsbedragen lager vaststelt.

C. Artikel 33b wordt vervangen door:

Artikel 33b

1. Bij ministeriële regeling kunnen met betrekking tot artikel 33, tweede en derde lid, nadere regels worden gesteld.

2. Het Landelijk instituut sociale verzekeringen stelt regels met betrekking tot de artikelen 36, eerste, vierde, vijfde en zesde lid, en 33a.

ARTIKEL VII

De Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering wordt gewijzigd als volgt:

A. Artikel 57, tweede, derde en vierde lid worden vernummerd tot het vierde, vijfde en zesde lid en een nieuw tweede en derde lid worden tussengevoegd, die luiden als volgt:

2. In afwijking van het eerste lid kan het Landelijk instituut sociale verzekeringen besluiten van terugvordering of van verdere terugvordering af te zien, indien de belanghebbende:

a. gedurende vijf jaar volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan;

b. gedurende vijf jaar niet volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan, maar het achterstallige bedrag over die periode, vermeerderd met de daarover verschuldigde wettelijke rente en de op de invordering betrekking hebbende kosten, alsnog heeft betaald;

c. gedurende vijf jaar geen betalingen heeft verricht en niet aannemelijk is dat hij deze op enig moment zal gaan verrichten; of

d. een bedrag, overeenkomend met ten minste 50% van de restsom in één keer aflost.

3. De in het tweede lid, onder a en b, genoemde termijn is drie jaar indien:

a. het gemiddeld inkomen van de belanghebbende in die periode de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan; en

b. de terugvordering niet het gevolg is van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 80.

B. Artikel 57a, tweede lid, wordt vervangen door:

2. Artikel 29g is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat indien het gemiddeld inkomen van de belanghebbende gedurende drie jaar de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan, het Landelijk instituut sociale verzekeringen de aflossingsbedragen lager vaststelt.

C. Artikel 57b wordt vervangen door:

Artikel 57b

1. Bij ministeriële regeling kunnen met betrekking tot artikel 57, tweede en derde lid, nadere regels worden gesteld.

2. Het Landelijk instituut sociale verzekeringen stelt regels met betrekking tot de artikelen 57, eerste, vierde, vijfde en zesde lid, en 57a.

ARTIKEL VIII

De Algemene Arbeidsongeschiktheidswet wordt gewijzigd als volgt:

A. Artikel 48, tweede, derde en vierde lid worden vernummerd tot het vierde, vijfde en zesde lid en een nieuw tweede en derde lid worden tussengevoegd, die luiden als volgt:

2. In afwijking van het eerste lid kan het Landelijk instituut sociale verzekeringen besluiten van terugvordering of van verdere terugvordering af te zien, indien de belanghebbende:

a. gedurende vijf jaar volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan;

b. gedurende vijf jaar niet volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan, maar het achterstallige bedrag over die periode, vermeerderd met de daarover verschuldigde wettelijke rente en de op de invordering betrekking hebbende kosten, alsnog heeft betaald;

c. gedurende vijf jaar geen betalingen heeft verricht en niet aannemelijk is dat hij deze op enig moment zal gaan verrichten; of

d. een bedrag, overeenkomend met ten minste 50% van de restsom in één keer aflost.

3. De in het tweede lid, onder a en b, genoemde termijn is drie jaar indien:

a. het gemiddeld inkomen van de belanghebbende in die periode de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan; en

b. de terugvordering niet het gevolg is van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 78.

B. Artikel 48a, tweede lid, wordt vervangen door:

2. Artikel 20g is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat indien het gemiddeld inkomen van de belanghebbende gedurende drie jaar de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan, het Landelijk instituut sociale verzekeringen de aflossingsbedragen lager vaststelt.

C. Artikel 48b wordt vervangen door:

Artikel 48b

1. Bij ministeriële regeling kunnen met betrekking tot artikel 48, tweede en derde lid, nadere regels worden gesteld.

2. Het Landelijk instituut sociale verzekeringen stelt regels met betrekking tot de artikelen 48, eerste, vierde, vijfde en zesde lid, en artikel 48a.

ARTIKEL IX

De Toeslagenwet wordt gewijzigd als volgt:

A. Artikel 20, tweede, derde en vierde lid worden vernummerd tot het vierde, vijfde en zesde lid en een nieuw tweede en derde lid worden tussengevoegd, die luiden als volgt:

2. In afwijking van het eerste lid kan het Landelijk instituut sociale verzekeringen besluiten van terugvordering of van verdere terugvordering af te zien, indien degene die aanspraak heeft gemaakt op een toeslag, of zijn wettelijke vertegenwoordiger:

a. gedurende vijf jaar volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan;

b. gedurende vijf jaar niet volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan, maar het achterstallige bedrag over die periode, vermeerderd met de daarover verschuldigde wettelijke rente en de op de invordering betrekking hebbende kosten, alsnog heeft betaald;

c. gedurende vijf jaar geen betalingen heeft verricht en niet aannemelijk is dat hij deze op enig moment zal gaan verrichten; of

d. een bedrag, overeenkomend met ten minste 50% van de restsom in één keer aflost.

3. De in het tweede lid, onder a en b, genoemde termijn is drie jaar indien:

a. het gemiddeld inkomen van de belanghebbende in die periode de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan; en

b. de terugvordering niet het gevolg is van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 12.

B. Artikel 20a, tweede lid, wordt vervangen door:

2. Artikel 14g is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat indien het gemiddeld inkomen van de belanghebbende gedurende drie jaar de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan, het Landelijk instituut sociale verzekeringen de aflossingsbedragen lager vaststelt.

C. Artikel 20b wordt vervangen door:

Artikel 20b

1. Bij ministeriële regeling kunnen met betrekking tot artikel 20, tweede en derde lid, nadere regels worden gesteld.

2. Het Landelijk instituut sociale verzekeringen stelt regels met betrekking tot de artikelen 20, eerste, vierde, vijfde en zesde lid, en 20a.

ARTIKEL X

De Algemene Ouderdomswet wordt gewijzigd als volgt:

A. Artikel 24, tweede, derde en vierde lid worden vernummerd tot het vierde, vijfde en zesde lid en een nieuw tweede en derde lid worden tussengevoegd, die luiden als volgt:

2. In afwijking van het eerste lid kan de Sociale Verzekeringsbank besluiten van terugvordering of van verdere terugvordering af te zien, indien de pensioengerechtigde, of zijn wettelijke vertegenwoordiger:

a. gedurende vijf jaar volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan;

b. gedurende vijf jaar niet volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan, maar het achterstallige bedrag over die periode, vermeerderd met de daarover verschuldigde wettelijke rente en de op de invordering betrekking hebbende kosten, alsnog heeft betaald;

c. gedurende vijf jaar geen betalingen heeft verricht en niet aannemelijk is dat hij deze op enig moment zal gaan verrichten; of

d. een bedrag, overeenkomend met ten minste 50% van de restsom in één keer aflost.

3. De in het tweede lid, onder a en b, genoemde termijn is drie jaar indien:

a. het gemiddeld inkomen van de belanghebbende in die periode de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan; en

b. de terugvordering niet het gevolg is van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 49.

B. Artikel 24a, tweede lid, wordt vervangen door:

2. Artikel 17i is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat indien het gemiddeld inkomen van de belanghebbende gedurende drie jaar de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan, de Sociale Verzekeringsbank de aflossingsbedragen lager vaststelt.

C. Artikel 24b wordt vervangen door:

Artikel 24b

1. Bij ministeriële regeling kunnen met betrekking tot artikel 24, tweede en derde lid, nadere regels worden gesteld.

2. De Sociale Verzekeringsbank stelt regels met betrekking tot de artikelen 24, eerste, vierde, vijfde en zesde lid, en 24a.

ARTIKEL XI

De Algemene Kinderbijslagwet wordt gewijzigd als volgt:

A. Artikel 24, tweede, derde en vierde lid worden vernummerd tot het vierde, vijfde en zesde lid en een nieuw tweede en derde lid worden tussengevoegd, die luiden als volgt:

2. In afwijking van het eerste lid kan de Sociale Verzekeringsbank besluiten van terugvordering of van verdere terugvordering af te zien, indien de verzekerde, dan wel degene met wie hij een huishouding vormt, of de persoon aan wie op grond van artikel 21 kinderbijslag wordt betaald:

a. gedurende vijf jaar volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan;

b. gedurende vijf jaar niet volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan, maar het achterstallige bedrag over die periode, vermeerderd met de daarover verschuldigde wettelijke rente en de op de invordering betrekking hebbende kosten, alsnog heeft betaald;

c. gedurende vijf jaar geen betalingen heeft verricht en niet aannemelijk is dat hij deze op enig moment zal gaan verrichten; of

d. een bedrag, overeenkomend met ten minste 50% van de restsom in één keer aflost.

3. De in het tweede lid, onder a en b, genoemde termijn is drie jaar indien:

a. het gemiddeld inkomen van de belanghebbende in die periode de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan; en

b. de terugvordering niet het gevolg is van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 15.

B. Artikel 24a, tweede lid, wordt vervangen door:

2. Artikel 17g is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat indien het gemiddeld inkomen van de belanghebbende gedurende drie jaar de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan, de Sociale Verzekeringsbank de aflossingsbedragen lager vaststelt.

C. Artikel 24b wordt vervangen door:

Artikel 24b

1. Bij ministeriële regeling kunnen met betrekking tot artikel 24, tweede en derde lid, nadere regels worden gesteld.

2. De Sociale Verzekeringsbank stelt regels met betrekking tot de artikelen 24, eerste, vierde, vijfde en zesde lid, en 24a.

ARTIKEL XII

De Algemene nabestaandenwet wordt gewijzigd als volgt:

A. Artikel 53, tweede, derde en vierde lid worden vernummerd tot het vierde, vijfde en zesde lid en een nieuw tweede en derde lid worden tussengevoegd, die luiden als volgt:

2. In afwijking van het eerste lid kan de Sociale Verzekeringsbank besluiten van terugvordering of van verdere terugvordering af te zien, indien de nabestaande of het ouderloos kind of zijn wettelijke vertegenwoordiger, of de instelling aan welke ingevolge de artikelen 49 of 57 de uitkering wordt uitbetaald:

a. gedurende vijf jaar volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan;

b. gedurende vijf jaar niet volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan, maar het achterstallige bedrag over die periode, vermeerderd met de daarover verschuldigde wettelijke rente en de op de invordering betrekking hebbende kosten, alsnog heeft betaald;

c. gedurende vijf jaar geen betalingen heeft verricht en niet aannemelijk is dat hij deze op enig moment zal gaan verrichten; of

d. een bedrag, overeenkomend met ten minste 50% van de restsom in één keer aflost.

3. De in het tweede lid, onder a en b, genoemde termijn is drie jaar indien:

a. het gemiddeld inkomen van de belanghebbende in die periode de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan; en

b. de terugvordering niet het gevolg is van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 35.

B. Artikel 54, tweede lid, wordt vervangen door:

2. Artikel 45 is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat indien het gemiddeld inkomen van de belanghebbende gedurende drie jaar de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan, de Sociale Verzekeringsbank de aflossingsbedragen lager vaststelt.

C. Artikel 55 wordt vervangen door:

Artikel 55

1. Bij ministeriële regeling kunnen met betrekking tot artikel 53, tweede en derde lid, nadere regels worden gesteld.

2. De Sociale Verzekeringsbank stelt regels met betrekking tot de artikelen 53, eerste, vierde, vijfde en zesde lid, en 54.

ARTIKEL XIII

De Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen gewijzigd als volgt:

A. Artikel 63, tweede, derde, vierde en vijfde lid worden vernummerd tot het vierde, vijfde, zesde en zevende lid en een nieuw tweede en derde lid worden tussengevoegd, die luiden als volgt:

2. In afwijking van het eerste lid kan het Landelijk instituut sociale verzekeringen besluiten van terugvordering of van verdere terugvordering af te zien, indien de belanghebbende:

a. gedurende vijf jaar volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan;

b. gedurende vijf jaar niet volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan, maar het achterstallige bedrag over die periode, vermeerderd met de daarover verschuldigde wettelijke rente en de op de invordering betrekking hebbende kosten, alsnog heeft betaald;

c. gedurende vijf jaar geen betalingen heeft verricht en niet aannemelijk is dat hij deze op enig moment zal gaan verrichten; of

d. een bedrag, overeenkomend met ten minste 50% van de restsom in één keer aflost.

3. De in het tweede lid, onder a en b, genoemde termijn is drie jaar indien:

a. het gemiddeld inkomen van de belanghebbende in die periode de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan; en

b. de terugvordering niet het gevolg is van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 70.

B. Artikel 64, tweede lid, wordt vervangen door:

2. Artikel 54 is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat indien het gemiddeld inkomen van de belanghebbende gedurende drie jaar de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan, het Landelijk instituut sociale verzekeringen de aflossingsbedragen lager vaststelt.

C. Artikel 65 wordt vervangen door:

Artikel 65

1. Bij ministeriële regeling kunnen met betrekking tot artikel 63, tweede en derde lid, nadere regels worden gesteld.

2. Het Landelijk instituut sociale verzekeringen stelt regels met betrekking tot de artikelen 63, eerste, vierde, vijfde, zesde en zevende lid, en 64.

ARTIKEL XIV

De Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten wordt gewijzigd als volgt:

A. Artikel 55, tweede, derde en vierde lid worden vernummerd tot het vierde, vijfde en zesde lid en een nieuw tweede en derde lid worden tussengevoegd, die luiden als volgt:

2. In afwijking van het eerste lid kan het Landelijk instituut sociale verzekeringen besluiten van terugvordering of van verdere terugvordering af te zien, indien de belanghebbende:

a. gedurende vijf jaar volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan;

b. gedurende vijf jaar niet volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan, maar het achterstallige bedrag over die periode, vermeerderd met de daarover verschuldigde wettelijke rente en de op de invordering betrekking hebbende kosten, alsnog heeft betaald;

c. gedurende vijf jaar geen betalingen heeft verricht en niet aannemelijk is dat hij deze op enig moment zal gaan verrichten; of

d. een bedrag, overeenkomend met ten minste 50% van de restsom in één keer aflost.

3. De in het tweede lid, onder a en b, genoemde termijn is drie jaar indien:

a. het gemiddeld inkomen van de belanghebbende in die periode de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan; en

b. de terugvordering niet het gevolg is van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 62.

B. Artikel 56, tweede lid, wordt vervangen door:

2. Artikel 46 is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat indien het gemiddeld inkomen van de belanghebbende gedurende drie jaar de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan, het Landelijk instituut sociale verzekeringen de aflossingsbedragen lager vaststelt.

C. Artikel 57 wordt vervangen door:

Artikel 57

1. Bij ministeriële regeling kunnen met betrekking tot artikel 55, tweede en derde lid, nadere regels worden gesteld.

2. Het Landelijk instituut sociale verzekeringen stelt regels met betrekking tot de artikelen 55, eerste, vierde, vijfde en zesde lid, en 56.

ARTIKEL XV

Indien het bij koninklijke boodschap van 17 november 1994 ingediende voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en andere wetten met het oog op opneming in het Wetboek van Strafrecht van eenvormige strafbepalingen inzake het verstrekken van onware gegevens en het nalaten te voldoen aan wettelijke verplichtingen om tijdig gegevens te verstrekken (concentratie strafbaarstelling frauduleuze gedragingen; 23 993) tot wet wordt verheven en in werking treedt, wordt na artikel 140 van de Algemene bijstandswet een artikel ingevoegd, dat luidt als volgt:

Artikel 141

1. Degene die niet voldoet aan de verplichting omschreven in artikel 101 wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of een geldboete van de tweede categorie.

2. Het in het eerste lid omschreven feit is een overtreding.

ARTIKEL XVI

Indien deze wet in werking treedt voordat het bij koninklijke boodschap van 17 november 1994 ingediende voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en andere wetten met het oog op opneming in het Wetboek van Strafrecht van eenvormige strafbepalingen inzake het verstrekken van onware gegevens en het nalaten te voldoen aan wettelijke verplichtingen om tijdig gegevens te verstrekken (concentratie strafbaarstelling frauduleuze gedragingen; 23 993) tot wet wordt verheven en in werking treedt, wordt in artikel 143, eerste lid, van de Algemene bijstandswet «de artikelen 14a, vierde lid, 65, vijfde lid, 86, tweede lid, 121 en 122» vervangen door: de artikelen 14a, vierde lid, 65, vijfde lid, 86, tweede lid, 101, 121 en 122.

ARTIKEL XVII

Indien het bij koninklijke boodschap van 17 september 1997 ingediende voorstel van wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten (Kamerstukken II, 1996/97, 25 478) tot wet is of wordt verheven, wordt die wet als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 21 wordt een artikel ingevoegd, dat luidt als volgt:

Artikel 21a

1. In afwijking van artikel 21 kan het Landelijk instituut sociale verzekeringen besluiten van terugvordering af te zien, indien de persoon van wie wordt teruggevorderd:

a. gedurende vijf jaar volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan;

b. gedurende vijf jaar niet volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan, maar het achterstallige bedrag over die periode, vermeerderd met de daarover verschuldigde wettelijke rente en de op de invordering betrekking hebbende kosten, alsnog heeft betaald;

c. gedurende vijf jaar geen betalingen heeft verricht en niet aannemelijk is dat hij deze op enig moment zal gaan verrichten; of

d. een bedrag, overeenkomend met ten minste 50% van de restsom in één keer aflost.

2. De in het eerste lid, onder a en b, genoemde termijn is drie jaar indien:

a. het gemiddeld inkomen van de belanghebbende in die periode de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan; en

b. de terugvordering niet het gevolg is van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 45.

3. Bij ministeriële regeling kunnen met betrekking tot dit artikel nadere regels worden gesteld.

B

Artikel 21, zesde lid, wordt vervangen door:

6. Artikel 29g, vijfde tot en met tiende lid, van de WAO is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat indien het gemiddeld inkomen van de belanghebbende gedurende drie jaar de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan, het Landelijk instituut sociale verzekeringen de aflossingsbedragen lager vaststelt.

C

Na artikel 35 wordt een artikel ingevoegd, dat luidt als volgt:

Artikel 35a

1. In afwijking van artikel 35 kan het Landelijk instituut sociale verzekeringen besluiten van terugvordering af te zien, indien de persoon van wie wordt teruggevorderd:

a. gedurende vijf jaar volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan;

b. gedurende vijf jaar niet volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan, maar het achterstallige bedrag over die periode, vermeerderd met de daarover verschuldigde wettelijke rente en de op de invordering betrekking hebbende kosten, alsnog heeft betaald;

c. gedurende vijf jaar geen betalingen heeft verricht en niet aannemelijk is dat hij deze op enig moment zal gaan verrichten; of

d. een bedrag, overeenkomend met ten minste 50% van de restsom in één keer aflost.

2. De in het eerste lid, onder a en b, genoemde termijn is drie jaar indien:

a. het gemiddeld inkomen van de belanghebbende in die periode de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan; en

b. de terugvordering niet het gevolg is van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 45.

3. Bij ministeriële regeling kunnen met betrekking tot dit artikel nadere regels worden gesteld.

D

Artikel 35, zevende lid, wordt vervangen door:

7. Artikel 29g van de WAO is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat indien het gemiddeld inkomen van de belanghebbende gedurende drie jaar de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan, het Landelijk instituut sociale verzekeringen de aflossingsbedragen lager vaststelt.

ARTIKEL XVIII

Indien dit wetsvoorstel tot wet wordt verheven en in werking treedt vervalt artikel VIII van deze wet indien op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet de Invoeringswet nieuwe en gewijzigde arbeidsongeschiktheidsregelingen in werking treedt of de Invoeringswet nieuwe en gewijzigde arbeidsongeschiktheidsregelingen vóór dat tijdstip in werking is getreden.

ARTIKEL XIX

Indien het bij koninklijke boodschap van 29 september 1997 ingediende voorstel van wet Nadere wijziging van een aantal sociale zekerheidswetten en enige andere wetten, houdende wijziging/intrekking van de Wet Werkloosheidsvoorziening, eenvormige definiëring van de term gezamenlijke huishouding en technische alsmede enige andere wijzigingen (Veegwet SZW 1997; 25 641) tot wet wordt verheven en in werking treedt, wordt:

a. in artikel I, onderdeel A, «Na artikel 78a wordt een artikel ingevoegd, dat luidt als volgt: Artikel 78b» vervangen door: Na artikel 78b wordt een artikel ingevoegd, dat luidt als volgt: Artikel 78c;

b. in artikel III «Na artikel 25a wordt een artikel ingevoegd, dat luidt als volgt: Artikel 25b» vervangen door: Na artikel 25b wordt een artikel ingevoegd, dat luidt als volgt: Artikel 25c;

c. in artikel IV «Na artikel 25a wordt een artikel ingevoegd, dat luidt als volgt: Artikel 25b» vervangen door: Na artikel 25b wordt een artikel ingevoegd, dat luidt als volgt: Artikel 25c;

d. het lid dat in de Veegwet SZW 1997 aan artikel 36 van de Werkloosheidswet wordt toegevoegd als vijfde lid vernummerd tot zesde lid;

e. het lid dat in de Veegwet SZW 1997 aan artikel 33 van de Ziektewet wordt toegevoegd als vijfde lid vernummerd tot zesde lid;

f. het lid dat in de Veegwet SZW 1997 aan artikel 57 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering wordt toegevoegd als vijfde lid vernummerd tot zesde lid;

g. het lid dat in de Veegwet SZW 1997 aan artikel 48 van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet wordt toegevoegd als vijfde lid vernummerd tot zesde lid;

h. het lid dat in de Veegwet SZW 1997 aan artikel 20 van de Toeslagenwet wordt toegevoegd als vijfde lid vernummerd tot zesde lid;

i. het lid dat in de Veegwet SZW 1997 aan artikel 24 van de Algemene Ouderdomswet wordt toegevoegd als vijfde lid vernummerd tot zesde lid;

j. het lid dat in de Veegwet SZW 1997 aan artikel 24 van de Algemene Kinderbijslagwet wordt toegevoegd als vijfde lid vernummerd tot zesde lid;

k. het lid dat in de Veegwet SZW 1997 aan artikel 53 van de Algemene Nabestaandenwet wordt toegevoegd als vijfde lid vernummerd tot zesde lid;

l. het lid dat in de Veegwet SZW 1997 aan artikel 63 van de Wet Arbeidsongeschiktheidsverzekering Zelfstandigen wordt toegevoegd als zesde lid vernummerd tot zevende lid;

m. het lid dat in de Veegwet SZW 1997 aan artikel 55 van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten wordt toegevoegd als vijfde lid vernummerd tot zesde lid.

ARTIKEL XX

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden gesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Naar boven