25 656
Samenvoeging van de gemeenten Buren, Lienden en Maurik

nr. 274b
MEMORIE VAN ANTWOORD

Ontvangen 20 mei 1998

Ik dank de leden van de fractie van het CDA voor hun bijdrage aan het verslag in verband met het wetsvoorstel tot samenvoeging van de gemeenten Buren, Lienden en Maurik. Deze leden hadden overigens met gemengde gevoelens van het wetsvoorstel kennis genomen. Uit het feit dat de leden van de overige fracties geen vragen hebben gesteld, hoop ik te mogen concluderen dat het wetsvoorstel bij hen op voldoende steun mag rekenen.

De leden van de fractie van het CDA meenden dat in de toelichting bij het wetsvoorstel geen enkele poging wordt gedaan om duidelijk te maken welke problemen en knelpunten door de beoogde samenvoeging worden opgelost. Wellicht is dit voor deze leden onvoldoende expliciet gebeurd. Immers is in de toelichting aangevoerd, dat de gemeenten zelf een onderzoek naar de voor- en nadelen van een mogelijke samenvoeging hebben laten uitvoeren. De belangrijkste conclusie uit dat onderzoek was dat bij een samenvoeging de nieuwe gemeente beter in staat zal zijn de kwaliteiten van het gebied als prima woon- en leefmilieu te handhaven en uit te bouwen. Voorts is aangegeven dat de specifieke problematiek, zoals die bestaat in het landelijk gebied, door de nieuwe gemeente effectief tegemoet kan worden getreden. Op tal van beleidsterreinen worden bovendien voordelen van de samenvoeging verwacht. Ook zal de samenvoeging op termijn zeker tot een sterkere ambtelijke organisatie leiden, met meer mogelijkheden voor een effectievere taakuitvoering. De hier genoemde feiten en verwachtingen geven aan, dat de nieuwe gemeente veel beter dan de huidige drie gemeenten in staat zal zijn kansen te pakken en uitdagingen aan te gaan, waarmee impliciet tevens huidige of toekomstige knelpunten en problemen zijn benoemd.

Bovendien is voor mij, anders dan de insteek die de leden van de CDA-fractie klaarblijkelijk kiezen, een beoordeling van voorstellen voor gemeentelijke herindeling uitsluitend vanuit de knelpuntenbenadering, te beperkt. Waar het uitgangspunt is dat gemeenten met een breed takenpakket voldoende bestuurskracht moeten hebben om hun lokale taken nu en voor een langere periode goed te kunnen vervullen, past het niet om uitsluitend met een knelpuntenbenadering te volstaan. Het Beleidskader gemeentelijke herindeling (kamerstukken II 1994/95, 21 427, nr. 111) biedt een bredere benadering, waarbij overigens ook de oplossing van knelpunten een rol kan spelen.

Daarbij acht ik het tevens van belang dat het hier een voorstel tot samenvoeging betreft dat voortkomt uit een initiatief van de gemeenten zelf, en dat is goedgekeurd door gedeputeerde staten van Gelderland. Mijns inziens mag in dergelijke situaties in zijn algemeenheid aangenomen worden, dat de betrokken besturen een zorgvuldige weging hebben gemaakt van de voor- en nadelen van samenvoeging van hun gemeenten.

Vanzelfsprekend heeft ook het kabinet kennis genomen van het raadsvoorstel van 28 april 1997 van de drie betrokken colleges van burgemeester en wethouders, waarin het uitgangspunt is opgenomen dat wordt gekozen voor een ongedeeld samengaan.

Aangezien het voorliggende wetsvoorstel eveneens uitgaat van een integrale samenvoeging, heb ik alleen al om die reden geen enkele reden gezien dit in het raadsvoorstel opgenomen standpunt in de memorie van toelichting te melden.

Bovendien betekent «ongedeeld samengaan» volgens hetzelfde raadsstuk: «voldoen aan het uitgangspunt het eigen karakter van de dorpen, het gebied te handhaven en eveneens een gemeente met voldoende inwoners/financieel draagvlak creëren». Met dit wetsvoorstel wordt aan dit uitgangspunt volledig tegemoet gekomen.

Tenslotte vroegen de leden van de fractie van het CDA naar de wijze van inspraak van de burgers. Allereerst acht ik van belang nogmaals te memoreren, dat het initiatief tot deze samenvoeging is uitgegaan van de drie betrokken gemeenteraden, die naar ik aanneem ook door de leden van de fractie van het CDA als vertegenwoordigers van de inwoners van de gemeenten kunnen worden aangemerkt. Dit proces is medio 1996 in gang gezet. Op 28 januari en 6 februari 1997 hebben de raden de principe-besluiten tot samengaan van hun gemeenten genomen. Het in dit proces noodzakelijke overleg tussen de drie gemeenten heeft zoals te doen gebruikelijk door de colleges van burgemeester en wethouders plaats gevonden. Dat overleg is niet openbaar geweest, maar er is wel uitvoerig gepubliceerd via de media en door voorlichting door de gemeenten zelf. Op 1, 2 en 3 april 1997 hebben in Lienden, Buren en Maurik voorlichtingsbijeenkomsten plaats gevonden. Op 13 mei zijn de beslissingen in openbare vergaderingen van de betrokken raden tot vaststelling van een ontwerpregeling genomen. Ik meen derhalve dat de betrokken gemeentebesturen op zorgvuldige wijze met voorlichting en inspraak van de bevolking zijn omgegaan. Daarbij roep ik in herinnering dat op grond van de huidige Wet algemene regels herindeling wat dit betreft geen procedurevoorschriften zijn vastgelegd voor situaties dat herindeling op initiatief van gemeenten plaatsvindt. De aan uw Kamer voorgelegde Wijziging procedurele bepalingen (kamerstukken I, 1997–1998, 25 234, nr. 21), die voor nader beraad is aangehouden, voorziet hierin.

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken,

A .G. M. van de Vondervoort

Naar boven