25 523
Wijziging van de Wet op de kansspelen (piramidespelen)

nr. 257
GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET

10 februari 1998

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Wet op de kansspelen te wijzigen, gezien de ontwikkelingen op het terrein van de piramidespelen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet op de kansspelen wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 1 wordt een artikel 1a ingevoegd, luidende:

Artikel 1a

1. Onder een gelegenheid als bedoeld in artikel 1, onder a, wordt tevens begrepen het piramidespel.

2. Onder het piramidespel wordt verstaan een gelegenheid waarbij deelnemers een goed afgeven of een verplichting aangaan teneinde daaruit een voordeel te verwerven dat geheel of ten dele afhankelijk is van de afgifte van een goed of het aangaan van een verplichting door latere deelnemers.

B

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

Na het tweede lid wordt een derde lid toegevoegd, luidende:

3. Het eerste lid is niet van toepassing op piramidespelen.

ARTIKEL II

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Justitie,

De Minister van Financiën,

Naar boven