nr. 143
GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat de Tijdelijke wet stimulering
sociale vernieuwing en het Tijdelijk subsidiebesluit verslavingsbeleid per
1 januari 1998 vervallen en op de terreinen van maatschappelijke opvang en
verslavingsbeleid het wenselijk wordt geacht de mogelijkheid van uitkeringen
aan gemeenten en subsidiëring van instellingen te continueren;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Welzijnswet 1994 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 2, onderdelen d en e komen te luiden:
d. maatschappelijke opvang, waaronder sociale pensions en vrouwenopvang;
e. verslavingsbeleid, behoudens voor zover de Algemene Wet Bijzondere
Ziektekosten van toepassing is;.
B
Na artikel 10 wordt een artikel 10a toegevoegd, luidende:
Artikel 10a
1. Onze Minister kan aan bij algemene maatregel van bestuur aangewezen
gemeenten specifieke uitkeringen verstrekken ten behoeve van beleid
op het terrein van maatschappelijke opvang, vrouwenopvang daaronder niet begrepen.
2. Onze Minister kan aan bij algemene maatregel van bestuur aangewezen
gemeenten specifieke uitkeringen verstrekken ten behoeve van beleid op het
terrein van vrouwenopvang.
3. Onze Minister kan aan bij algemene maatregel van bestuur aangewezen
gemeenten specifieke uitkeringen verstrekken ten behoeve van beleid op het
terrein van verslavingsbeleid.
4. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld ten
aanzien van:
a. het bedrag van de uitkering dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt
bepaald;
b. de aanvraag van een uitkering en de besluitvorming daarover;
c. de vaststelling van de uitkering;
d. de intrekking of wijziging van de beschikking tot verlening en vaststelling
van de uitkering;
e. de betaling, de terugvordering van de uitkering alsmede het verlenen
van voorschotten op de uitkering.
In de maatregel kan het stellen van nadere regels aan Onze Minister worden
opgedragen.
5. Een gemeente waaraan een uitkering als bedoeld in het eerste, tweede
of derde lid wordt verstrekt en die daartoe financiële middelen verstrekt
aan instellingen, draagt er zorg voor dat die instellingen overeenkomstig
door Onze Minister bij ministeriële regeling te stellen regels hun werkzaamheden
registreren en de geregistreerde gegevens verstrekken aan een door Onze Minister
daartoe aangewezen instelling.
6. De voordracht voor een krachtens het eerste, tweede, derde of vierde
lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet gedaan dan nadat
het ontwerp aan de beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd en sedert
die overlegging vier weken zijn verstreken.
C
Artikel 12 komt te luiden:
Artikel 12
1. Een gemeente die op grond van artikel 10a een uitkering ontvangt, overlegt
over de besteding van die uitkering met de omringende gemeenten.
2. De door gemeenten bekostigde voorzieningen op het terrein van maatschappelijke
opvang en verslavingsbeleid zijn toegankelijk voor iedereen die in Nederland
woont.
ARTIKEL II
1. In afwijking van artikel 2, onderdeel e, van de Welzijnswet 1994, wordt
in het jaar 1998 tot het beleid, bedoeld in dat artikelonderdeel, niet gerekend
het beleid dat gemeenten voeren in het kader van de bestrijding van overlast
door verslaving en waarvoor zij specifiek ten behoeve van dat beleid een uitkering
ontvangen van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
2. In afwijking van artikel 10a van de Welzijnswet 1994 kunnen voor het
jaar 1998 bij ministeriële regeling:
a. de gemeenten worden aangewezen, en
b. de regels, bedoeld in het vierde lid van dat artikel, worden gesteld.
3. Bij ministeriële regeling kunnen voor subsidies ten behoeve van
verslavingsbeleid van de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel
10 van de Welzijnswet 1994, afwijkende regels worden gesteld ten aanzien van
de aanvraag.
ARTIKEL III
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Indien het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst, wordt uitgegeven na
31 december 1997, treedt zij in werking met ingang van de dag na de datum
van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst, en werkt zij terug
tot en met 1 januari 1998.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,