25 369
Wijziging van de Wet bevordering evenredige arbeidsdeelname allochtonen in verband met het vergroten van de effectiviteit van de wet (Wet stimulering arbeidsdeelname minderheden)

nr. 160
GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET

27 november 1997

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Wet bevordering evenredige arbeidsdeelname allochtonen aan te passen teneinde de effectiviteit van de wet te bevorderen door stroomlijning van bestaande procedures en een beperking van de administratieve belasting van werkgevers;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet bevordering evenredige arbeidsdeelname allochtonen wordt als volgt gewijzigd:

A

Het opschrift boven artikel 1 «ALGEMENE BEPALINGEN» wordt vervangen door: Algemene bepalingen.

B

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel c, van het eerste lid, vervalt «bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt nader geregeld welke eenheden voor de toepassing van deze wet als een zelfstandige eenheid optredend organisatorisch verband moeten worden beschouwd;».

2. Onder verlettering van de onderdelen d, e en f van het eerste lid, tot e, f en g, wordt een nieuw onderdeel d ingevoegd, luidende:

d. ondernemer: de natuurlijke persoon of de rechtspersoon die een onderneming in stand houdt;

3. Onderdeel e, van het eerste lid, komt te luiden:

e. werkgever: de ondernemer waarbij in de regel ten minste 35 personen werkzaam zijn;

4. In onderdeel g van het eerste lid wordt «allochtonen» vervangen door: minderheden.

5. Het tweede lid komt te luiden:

2. Voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde zijn bij de ondernemer werkzaam:

a. degenen die in de onderneming werkzaam zijn krachtens een publiekrechtelijke aanstelling dan wel krachtens een arbeidsovereenkomst met de ondernemer;

b. degenen die krachtens een publiekrechtelijke aanstelling bij dan wel krachtens arbeidsovereenkomst met de ondernemer werkzaam zijn in een door een andere ondernemer in stand gehouden onderneming.

6. Na het tweede lid wordt een nieuw derde lid toegevoegd, luidende:

3. Personen die in meer dan één onderneming van dezelfde werkgever werkzaam zijn, zijn voor de toepassing van deze wet en de daarop gebaseerde besluiten uitsluitend werkzaam in de onderneming van waaruit hun werkzaamheden worden geleid.

C

Het opschrift boven artikel 2 «HET BEVORDEREN VAN EVENREDIGE VERTEGENWOORDIGING» wordt vervangen door: Het stimuleren van evenredige arbeidsdeelname van minderheden.

D

Artikel 2, eerste lid, komt te luiden:

1. De werkgever streeft naar evenredige vertegenwoordiging binnen zijn onderneming van personen die behoren tot de in artikel 3 genoemde doelgroep.

E

Boven artikel 3 wordt een opschrift ingevoegd, luidende: Doelgroep.

F

Artikel 3 komt te luiden:

Artikel 3

Tot de doelgroep van deze wet behoren:

a. een persoon geboren in Turkije, Marokko, Suriname, Nederlandse Antillen, Aruba, voormalig Joegoslavië, of in overige landen in Zuid- of Midden-Amerika, Afrika of Azië met uitzondering van Japan en voormalig Nederlands-Indië;

b. een persoon die voorkomt in het register, bedoeld in artikel 1, onder b, van de Wet Rietkerk-uitkering;

c. de kinderen van de onder a en b genoemde personen.

G

Het opschrift boven artikel 4 «DOELGROEPEN EN REGISTRATIE» wordt vervangen door: Registratie.

H

Artikel 4 komt te luiden:

Artikel 4

1. De werkgever legt een afzonderlijke persoonsregistratie aan waarin geen andere persoonsgegevens van de werknemers zijn opgenomen dan:

a. naam en voorletter(s);

b. geboorteland;

c. geboorteland van de ouders;

d. voorzover van toepassing het feit of betrokkene, of één dan wel beide ouders van betrokkene, is opgenomen in het register, bedoeld in artikel 1, onder b, van de Wet Rietkerk-uitkering;

e. het, uit de gegevens onder b, c en d voortvloeiende, al dan niet behoren tot de doelgroep van deze wet;

f. het functieniveau;

g. het al dan niet werkzaam zijn op basis van een volledige dienstbetrekking of aanstelling.

2. In afwijking van het eerste lid, onder e, kan de werkgever beslissen bij het aanleggen van zijn persoonsregistratie rekening te houden met de verklaring van de werknemer, bedoeld in het derde lid.

3. Indien bij toepassing van het tweede lid het geboorteland van de werknemer niet overeenkomt met het geboorteland van één dan wel van zijn beide ouders en het al dan niet behoren tot de doelgroep van deze wet daarvan afhankelijk is, kan de werknemer verklaren of hij al of niet tot de doelgroep wenst te behoren. Met het geboorteland wordt gelijkgesteld het register, bedoeld in het eerste lid, onder d.

4. De werknemer verstrekt aan zijn werkgever de in het eerste lid, onder a tot en met d, genoemde gegevens, tenzij hij schriftelijk heeft verklaard daartegen bezwaar te hebben.

5. De werkgever vernietigt de in het eerste lid, onder a tot en met d, en derde lid, genoemde gegevens van een werknemer zo spoedig mogelijk nadat de werknemer daartoe een schriftelijk verzoek heeft ingediend.

6. De persoonsregistratie wordt voor geen ander doel gebruikt dan voor het voldoen aan de verplichtingen die deze wet stelt.

7. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld ter uitwerking van het eerste en tweede lid.

I

Het opschrift boven artikel 5 komt te luiden: Het openbaar jaarverslag.

J

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. Artikel 5, vierde lid, vervalt.

2. Artikel 5 komt te luiden:

Artikel 5

1. De werkgever rapporteert in een jaarverslag over het kalenderjaar waarop het verslag betrekking heeft ten minste over:

a. de vertegenwoordiging van personen uit de doelgroep binnen zijn onderneming over het voorafgaande kalenderjaar;

b. zijn maatregelen om het komende jaar te komen tot een meer evenredige vertegenwoordiging van binnen zijn onderneming werkzame personen die behoren tot de in artikel 3 genoemde doelgroep.

2. Het jaarverslag bevat ten minste de volgende gegevens:

a. de sector waarbinnen de onderneming werkzaam is, de feitelijke plaats van vestiging van de onderneming en, voorzover van toepassing, het nummer waaronder de onderneming in het handelsregister staat ingeschreven;

b. het aantal per 31 december van het verslagjaar in de onderneming werkzame werknemers:

1°. onderscheiden naar functieniveau en de mate waarin personen behorende tot de doelgroep naar functieniveau zijn vertegenwoordigd;

2°. onderscheiden naar volledige dienstbetrekking of aanstelling en niet-volledige dienstbetrekking of aanstelling en voor beide categorieën dienstbetrekkingen de mate waarin personen behorende tot de doelgroep daarin zijn vertegenwoordigd;

c. het aantal personen dat door de werkgever in het verslagjaar is aangenomen of aangesteld, of waarmee de arbeidsverhouding is beëindigd en de mate waarin personen behorende tot de doelgroep daarin zijn vertegenwoordigd;

d. het aantal werknemers dat overeenkomstig artikel 4, vierde of vijfde lid, bezwaar heeft gemaakt tegen opname van gegevens in de persoonsregistratie;

e. de maatregelen die het afgelopen jaar zijn genomen en het komende jaar zullen worden genomen om te komen tot een meer evenredige vertegenwoordiging van binnen zijn onderneming werkzame personen die behoren tot de doelgroep alsmede de streefcijfers die de werkgever hierbij hanteert;

f. een toelichting op de onder b, c en e genoemde gegevens, voorzover betrekking hebbend op de doelgroep;

g. een weergave van de gevolgtrekkingen die de werkgever heeft gemaakt naar aanleiding van de onder b, c en e genoemde gegevens.

3. In het jaarverslag worden niet tot personen herleidbare gegevens opgenomen.

4. Het jaarverslag wordt vastgesteld na voorafgaand overleg met de ondernemingsraad of het bij of krachtens de wet voor zijn onderneming ingestelde medezeggenschapsorgaan. Van het oordeel van de ondernemingsraad of het medezeggenschapsorgaan wordt mededeling gedaan in het jaarverslag.

5. Het jaarverslag kan worden opgenomen in de schriftelijke mededeling, bedoeld in artikel 31b, tweede lid, van de Wet op de ondernemingsraden.

K

Artikel 6 komt te luiden:

Artikel 6

1. Het jaarverslag wordt jaarlijks, uiterlijk op 1 juni van het kalenderjaar volgend op het jaar waarop het document betrekking heeft, openbaar gemaakt door neerlegging van een volledig in de Nederlandse taal gesteld exemplaar bij het Regionaal Bestuur voor de Arbeidsvoorziening, bedoeld in artikel 12 van de Arbeidsvoorzieningswet 1996, in welks werkgebied de onderneming feitelijk is gevestigd.

2. De werkgever bewaart het jaarverslag alsmede de daaraan ten grondslag liggende gegevens nog gedurende ten minste vijf jaren, nadat het jaar is verstreken waarop het jaarverslag betrekking heeft.

L

Artikel 7 vervalt.

M

Het opschrift boven artikel 8 «OPENBAARHEID» wordt vervangen door: Openbaarheid.

N

Artikel 8 komt te luiden:

Artikel 8

1. Het jaarverslag ligt ter inzage bij het Regionaal Bestuur voor de Arbeidsvoorziening waar op grond van deze wet een schriftelijk jaarverslag is neergelegd.

2. Het Centraal Bestuur voor de Arbeidsvoorziening, bedoeld in artikel 12 van de Arbeidsvoorzieningswet 1996, verstrekt jaarlijks vóór 1 november aan Onze Minister een opgave, waarin de regionale gegevens zijn verwerkt, van het aantal werkgevers dat aan hun verplichting tot neerlegging als bedoeld in artikel 6, eerste lid, hebben voldaan.

O

Het opschrift boven artikel 9 «HET OPSTELLEN VAN EEN TAAKSTELLEND WERKPLAN» wordt vervangen door: Toezicht.

P

Artikel 9 wordt vervangen door:

Artikel 9

1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaren.

2. Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.

Q

Het opschrift boven artikel 10 vervalt.

R

Artikel 10 wordt vervangen door:

Artikel 10

1. Indien blijkt dat een werkgever niet of niet volledig aan zijn verplichtingen op grond van deze wet heeft voldaan, doet een bij besluit van Onze Minister daartoe aangewezen ambtenaar hiervan schriftelijk mededeling aan de werkgever, aan de ondernemingsraad of het bij of krachtens de wet voor zijn onderneming ingestelde medezeggenschapsorgaan, aan de naar zijn oordeel in aanmerking komende organisaties van werkgevers en van werknemers, alsmede aan het Regionaal Bestuur voor de Arbeidsvoorziening in welks werkgebied de onderneming van de werkgever feitelijk is gevestigd. De mededeling aan de ondernemingsraad of het medezeggenschapsorgaan en aan het Regionaal Bestuur, bevat geen gegevens waaruit de identiteit van de bij het toezicht betrokken werknemers kan worden afgeleid.

2. Artikel 9, tweede lid, is van toepassing op het besluit bedoeld in het eerste lid.

3. De mededeling, bedoeld in het eerste lid ligt ter inzage bij het Regionaal Bestuur voor de Arbeidsvoorziening waar op grond van deze wet een schriftelijk jaarverslag moet worden neergelegd.

S

Het opschrift boven artikel 11 «OVERIGE BEPALINGEN» wordt vervangen door: Overige bepalingen.

T

Artikel 11 komt te luiden:

Artikel 11

Onze Minister zendt binnen één jaar na het vervallen van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

U

Het opschrift boven artikel 12 «WIJZIGINGEN IN ANDERE WETTEN» wordt vervangen door: Wijzigingen in andere wetten.

V

Artikel 12 komt te luiden:

Artikel 12

In artikel 1, onder 1°, van de Wet op de economische delicten vervalt: «De Wet bevordering evenredige arbeidsdeelname allochtonen, artikel 10, eerste en tweede lid.».

W

De artikelen 13, 14 en 15 vervallen.

X

Het opschrift boven artikel 16 «SLOTBEPALINGEN» wordt vervangen door: Slotbepalingen.

Y

Artikel 16 komt te luiden:

Artikel 16

Deze wet wordt aangehaald als: Wet stimulering arbeidsdeelname minderheden.

Z

Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:

1. De zinsnede «vijf jaren na de dag van inwerkingtreding» wordt vervangen door: met ingang van 1 januari 2002.

2. Onder aanduiding van de bestaande tekst als eerste lid wordt een nieuw tweede lid toegevoegd, luidende:

2. In afwijking van het eerste lid kan bij koninklijk besluit worden bepaald dat deze wet vervalt met ingang van 1 januari 2004.

AA

Indien het bij koninklijke boodschap van 7 maart 1997 ingediende voorstel tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945 en van enige andere wetten (Flexibiliteit en zekerheid) (kamerstukken II 1996/97 25 263) tot wet is verheven en in werking is getreden wordt aan artikel I, onderdeel B, een nieuw onderdeel zeven toegevoegd, luidende:

7. Na het nieuwe derde lid wordt een nieuw vierde lid toegevoegd, luidende:

4. In afwijking van het tweede lid, onderdeel b, zijn degenen met wie een uitzendovereenkomst als bedoeld in het Burgerlijk Wetboek is aangegaan bij de ondernemer werkzaam zodra zij in meer dan 26 weken arbeid hebben verricht. Bij de berekening van de termijn van 26 weken zijn de regels van het Burgerlijk Wetboek van overeenkomstige toepassing. Indien bij collectieve arbeidsovereenkomst of bij regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan van de termijn van 26 weken wordt afgeweken geldt deze afwijking eveneens voor de toepassing van deze wet.

ARTIKEL II

De Wet op de ondernemingsraden wordt als volgt gewijzigd:

In artikel 28, derde lid, wordt «allochtone werknemers» vervangen door: minderheden.

ARTIKEL III

Indien het bij koninklijke boodschap van 19 februari 1996 ingediende voorstel van de Wet tot wijziging van de Wet op de ondernemingsraden en titel 7.10 (arbeidsovereenkomst) van het nieuw Burgerlijk Wetboek (Kamerstukken 24 615) tot wet wordt verheven en in werking is getreden wordt de Wet stimulering arbeidsdeelname minderheden als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, eerste lid, wordt na onderdeel f, onder verlettering van onderdeel g tot h een nieuw onderdeel g ingevoegd, luidende:

g. personeelsvertegenwoordiging: de personeelsvertegenwoordiging als bedoeld in de Wet op de ondernemingsraden;

B

Artikel 5, vierde lid, wordt vervangen door:

4. Het jaarverslag wordt vastgesteld na voorafgaand overleg met de ondernemingsraad of de personeelsvertegenwoordiging of het bij of krachtens de wet voor zijn onderneming ingestelde medezeggenschapsorgaan. Van het oordeel van de ondernemingsraad, de personeelsvertegenwoordiging of het medezeggenschapsorgaan wordt mededeling gedaan in het jaarverslag.

C

Artikel 10, eerste lid, wordt vervangen door:

1. Indien blijkt dat een werkgever niet of niet volledig aan zijn verplichtingen op grond van deze wet heeft voldaan, doet een bij besluit van Onze Minister daartoe aangewezen ambtenaar hiervan schriftelijk mededeling aan de werkgever, aan de ondernemingsraad, het bij of krachtens de wet voor zijn onderneming ingestelde medezeggenschapsorgaan of de personeelsvertegenwoordiging, en aan de naar zijn oordeel in aanmerking komende organisaties van werkgevers en van werknemers, alsmede aan het Regionaal Bestuur voor de Arbeidsvoorziening in het werkgebied waar de onderneming van de werkgever feitelijk is gevestigd. De mededeling aan de ondernemingsraad, de personeelsvertegenwoordiging of het medezeggenschapsorgaan, en aan het Regionaal Bestuur, bevat geen gegevens waaruit de identiteit van de bij het toezicht betrokken werknemers kan worden afgeleid.

ARTIKEL IV

Onze Minister zendt twee jaar na inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

ARTIKEL V

De tekst van de Wet stimulering arbeidsdeelname minderheden wordt in het Staatsblad geplaatst.

ARTIKEL VI

1. Het Besluit ter uitvoering van de Wet bevordering evenredige arbeidsdeelname allochtonen wordt ingetrokken.

2. De ministeriële regeling van 24 juni 1994, Stcrt. 122, ter uitvoering van de Wet bevordering evenredige arbeidsdeelname allochtonen wordt ingetrokken.

3. De ministeriële regeling van 10 juni 1994, Stcrt. 110, tot instelling van de stuurgroep allochtonen wordt ingetrokken.

ARTIKEL VII

1. Deze wet treedt, met uitzondering van artikel I, onderdeel J, onder 1, in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 1998.

2. Artikel I, onderdeel J, onder 1, treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 1997.

3. In het kalenderjaar 1998 wordt in artikel 6, eerste lid, van de Wet stimulering arbeidsdeelname minderheden voor «uiterlijk op 1 juni» gelezen: uiterlijk op 1 september.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Naar boven