nr. 162a
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 december 1997
Vanmiddag heeft de Tweede Kamer het wetsvoorstel tot goedkeuring van de
Europol-Overeenkomst (kamerstukken 25 339) aanvaard. Naar mij is meegedeeld,
zal het thans met spoed worden aangeboden aan de Eerste Kamer. Ondanks een
voortvarende schriftelijke behandeling in de Tweede Kamer en ondanks het feit
dat de vaste commissie voor Justitie had voorgesteld het wetsvoorstel medio
oktober plenair te behandelen, is een overvolle agenda van de Tweede Kamer
debet eraan geweest dat een en ander pas vandaag is afgerond.
Niettegenstaande het late tijdstip waarop het wetsvoorstel de Eerste Kamer
bereikt, doe ik een dringend beroep op u om, indien dit maar enigszins mogelijk
is, het daarheen te leiden dat de Eerste Kamer dit wetsvoorstel nog voor het
einde van dit jaar afhandelt.
De reden voor dit verzoek is dat zowel de Europese Raad als de JBZ-Raad
bij herhaling erop heeft aangedrongen dat de lidstaten de Europol-Overeenkomst
vóór het einde van dit jaar bekrachtigen. De lidstaten, waaronder
ons land, hebben zich hiertoe politiek gecommitteerd.
Inmiddels is de stand van zaken aldus dat de Overeenkomst in acht lidstaten
parlementair is goedgekeurd en dat in drie andere lidstaten de procedure zo
ver is gevorderd dat ook deze erin zullen slagen de goedkeuringsprocedure
voor het einde van het jaar af te ronden. Ik vind het belangrijk indien ook
in Nederland de goedkeuringsprocedure op de afgesproken termijn zou kunnen
worden afgerond.
De andere lidstaten volgen namelijk met meer dan gewone belangstelling
de stand van zaken in Nederland omdat ons land is aangewezen als Zetelstaat
voor Europol. Een goedkeuring na de afgesproken termijn en een
positie van ons land in de achterhoede zullen door de andere lidstaten niet
goed begrepen worden en wellicht zelfs tot onjuiste veronderstellingen kunnen
leiden.
Ik hoop dat wij met de medewerking van de Eerste Kamer erin kunnen slagen
onze toezegging ter zake gestand te doen.
De Minister van Justitie,
W. Sorgdrager