nr. 292
VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN
EN SPORT1
Vastgesteld 16 maart 1998
Het voorbereidend onderzoek gaf aanleiding tot enkele opmerkingen en vragen.
De leden van de CDA-fractie hadden met instemming kennis genomen
van de Infectieziektenwet en meenden dat er een juist evenwicht is gevonden
tussen enerzijds het individuele recht op bescherming van de persoonlijke
levenssfeer en integriteit van het menselijk lichaam en anderzijds het collectieve
belang van het beschermen van de bevolking, hetgeen inbreuk op de individuele
rechten kan rechtvaardigen. Toch hadden deze leden nog een aantal vragen.
Allereerst merkten zij op dat de wet op 22 benoemde infectieziekten van
toepassing is. Zij vroegen welke criteria aan deze keuze ten grondslag liggen.
Waarom zijn de besmettelijke geslachtsziekten als bijv. HIV niet opgenomen
in de wet? Betekent dit dat bijv. niet opgetreden kan worden tegen prostitués
waarbij HIV is vastgesteld of daaromtrent ernstige vermoedens bestaan en dus
geen beperking of verbod in de «beroepsuitoefening» kan worden
opgelegd?
In dit kader vroegen zij ook of er enige vorm van internationale afstemming
is in Europees of wereldverband ten aanzien van de te hanteren lijst omdat
de risico's, door de nog steeds groeiende migratie op nieuwe infectiehaarden
en nieuwe infectieziekten aanzienlijk is toegenomen?
De lijst van 22 wijkt duidelijk af van de lijst in de Verenigde Staten
die is gebaseerd op documentatie van de WHO en wijkt ook af van lijsten in
de ons omringende landen. Is een internationale gedragslijn niet hoogst noodzakelijk
geworden, zo vroegen deze leden.
Ten tweede wezen de aan het woord zijnde leden er op, dat de wet primair
extramuraal werkend is. Dit gaf hun aanleiding tot de vraag of het geen tijd
wordt om ernstige intramurale ziekteverwekkers (bijv. MRSA en VRE) onder de
werking van de wet te brengen? De infectieziektebestrijding in de ziekenhuizen
wordt steeds complexer. Geeft dit geen aanleiding ook deze besmettelijke ziekten
onder de werking van de wet te brengen?
Vervolgens waren deze leden van oordeel, dat de redenen van de meldingsplicht
duidelijk zijn, indien het infectieziekten betreft waarop de in de wet genoemde
bijzondere maatregelen van toepassing kunnen worden verklaard. Minder duidelijk
is dit huns inziens bij de infectieziekten genoemd onder C van de lijst, melding
door het hoofd van het laboratorium, waar geen bijzondere maatregelen op van
toepassing zijn (artikel 14.1). Zij stelden dan ook de vraag waartoe deze
meldingen dienen.
Tenslotte vroegen deze leden hoelang isolatie kan worden voortgezet indien
betrokkene onderzoek en/of behandeling blijft weigeren.
De voorzitter van de commissie,
Ter Veld
De griffier van de commissie,
Heijnis
XNoot
1Samenstelling: Van de Zandschulp (PvdA), Van Heukelum (VVD), Michiels
van Kessenich-Hoogendam (CDA), Boorsma (CDA), Tuinstra (D66), Van den Broek-Laman
Trip (VVD), Werner (CDA), Batenburg (AOV), Schoondergang-Horikx (GL), Van
den Berg (SGP), Hendriks, Ter Veld (PvdA), (voorzitter), Dees (VVD) en De
Wit (SP).