25 335
Wijziging van de Spoorwegwet ter implementatie van richtlijn nr. 95/18/EG en richtlijn 95/19/EG

nr. 259a
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 april 1998

Bij brief van 7 april 1998 verzocht uw Commissie om informatie over de implementatie van de richtlijnen 95/18 en 95/19 in de andere Lid-Staten en over de concept-nota «De derde eeuw spoor».

Volgens een rapport1 van de Europese Commissie van 24 maart 1998 over de toepassing van richtlijn 91/440 (liberalisatie spoorwegen) was op 1 maart 1998 de implementatie van de richtlijnen 95/18 en 95/19 slechts in vier Lid-Staten afgerond. Tegen de overige Lid-Staten, waaronder Nederland, is de Europese Commissie een infractie-procedure begonnen (zie bijgaand afschrift, hoofdstuk V, § 33). Op dit moment beschik ik niet over nadere informatie.

Over de inhoud van de concept-nota «De derde eeuw spoor» kan ik helaas nu nog geen mededelingen doen, omdat de behandeling daarvan in de Ministerraad nog niet is afgerond.

Voor de goede orde herinner ik u eraan, dat wetsvoorstel 25 335 een «zuivere» implementatie betreft, en derhalve geen andere materie bevat dan de richtlijnen. In dat licht bezien en gelet op de inmiddels door de Europese Commissie aanhangig gemaakte infractie-procedure, zou ik het zeer op prijs stellen indien u bereid zou zijn het wetsvoorstel op korte termijn te behandelen.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

A. Jorritsma-Lebbink


XNoot
1

Is ter inzage gelegd op het Centraal Informatiepunt onder griffienr. 121556.2.

Naar boven