25 196
Goedkeuring van de op 4 november 1995 te Mauritius tot stand gekomen Overeenkomst tot wijziging van de Vierde ACS-EG-Overeenkomst van Lomé en het op 20 december 1995 te Brussel tot stand gekomen Intern Akkoord betreffende de financiering en het beheer van de steun van de Gemeenschap in het kader van het Tweede Financieel Protocol bij de Vierde ACS-EG-Overeenkomst

nr. 242a
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 februari 1998

Gaarne breng ik onder Uw aandacht de bijgesloten brief van President Santer van de Europese Commissie. In deze, aan Minister-President Kok gerichte, brief verzoekt de heer Santer om spoedige ratificatie van het Verdrag van Lomé IV bis.

Op 2 februari 1998 is de goedkeuring van het Verdrag besproken in de Vaste Commissies voor Europese Samenwerkingsorganisaties en voor Ontwikkelingssamenwerking. Het voorbereidend onderzoek van deze commissies gaf aanleiding tot de formulering van een aantal opmerkingen en vragen. De beantwoording hiervan zal in de loop van week 9 (maandag 23 februari – vrijdag 27 februari) aan de Eerste Kamer worden verstuurd.

Gaarne zou ik van de gelegenheid gebruik maken het verzoek van de heer Santer te onderschrijven.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

H. A. F. M. O. van Mierlo

Brussel, 4 februari 1998

Het belang kennende dat Nederland hecht aan de betrekkingen tussen de Europese Unie en de ACS-landen en rekening houdend met uw persoonlijke gevoeligheid op dat vlak, wil ik uw aandacht vestigen op een probleem dat de Commissie meer en meer verontrust.

Het is voor de Commissie momenteel onmogelijk de tweede fase van haar samenwerkingsovereenkomst in het kader van het Verdrag van Lomé met de Staten van Afrika, Caraïbes en de Stille Oceaan (ACS) in werking te stellen. Dit Verdrag veronderstelt immers de bekrachtiging, door alle Lid-Staten van de Europese Unie, van het akkoord betreffende de herziening halverwege de looptijd, die in het bijzonder het financiële protocol voor samenwerking voor de periode 1995–2000 omvat. Een dergelijke situatie is nog verontrustender als men in aanmerking neemt dat de desbetreffende overeenkomst al op 4 november 1995 in Mauritius werd ondertekend. Ik kan niet genoeg benadrukken dat deze periode van al meer dan twee jaar, ons in een delicate situatie plaatst voor wat betreft onze politieke geloofwaardigheid en de voortzetting van onze financiële steun, ten aanzien van de partners waarmee wij reeds een lange samenwerkingstraditie onderhouden en waarvan sommigen tot de armsten van deze planeet behoren.

Volgens de informatie waarover de Commissie nu beschikt, moeten drie Lid-Staten van de Unie, waaronder Nederland, de bekrachtigingsprocedure nog beëindigen. Korte tijd geleden heeft mijn collega, Prof. Pinheiro, verantwoordelijk voor de betrekkingen met de ACS-Staten binnen de Commissie, reeds het initiatief genomen de heer Van Mierlo alsook de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal te benaderen betreffende de urgentie van dit dossier. De informatie waarover wij nu beschikken laat zien dat de procedure niet voor februari afgerond zou kunnen zijn.

Rekening houdend met de vereiste aanvullende maatregelen van interne aard inzake de bekrachtiging, tot aan het deponeren van de instrumenten bij de bevoegde instantie van de ACS-Groep (absoluut noodzakelijk volgens het Verdrag van Lomé), doe ik een beroep op u om ervoor zorg te dragen dat het geheel van de procedure door uw land zo spoedig mogelijk tot een goed einde kan worden gebracht.

Dhr. W. Kok

Minister-President

Binnenhof 20

2511 AA Den Haag

Naar boven