24 810 (R1577)
Goedkeuring van het op 29 mei 1993 te 's-Gravenhage tot stand gekomen Verdrag inzake de bescherming van kinderen en de samenwerking op het gebied van de interlandelijke adoptie (Trb. 1993, 197)

24 811*
Uitvoering van het op 29 mei 1993 te 's-Gravenhage tot stand gekomen verdrag inzake de bescherming van kinderen en de samenwerking op het gebied van de interlandelijke adoptie en, in verband daarmee, wijziging van de Wet opneming buitenlandse pleegkinderen en enige andere wetten

24 812 (R1578)
Wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap in verband met de uitvoering van het op 29 mei 1993 te 's-Gravenhage tot stand gekomen verdrag inzake de bescherming van kinderen en de samenwerking op het gebied van de interlandelijke adoptie

nr. 276
VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR JUSTITIE1

Vastgesteld 3 maart 1998

Het voorbereidend onderzoek gaf aanleiding tot het formuleren van de volgende opmerkingen en vragen.

De leden van de fracties van CDA en PvdA verwezen naar een door de commissie ontvangen brief van mr. Paul Bauer**.

Zij vroegen de staatssecretaris haar reactie te geven op het in de brief gestelde.

Deze leden toonden zich vooral geïnteresseerd in haar reactie op de in de brief opgenomen kritiek ten aanzien van het ministerie van Justitie.

De leden van de PvdA-fractie voegden hier nog het volgende aan toe.

Bij de behandeling van wetsvoorstel 24 811 is artikel 5, vijfde lid Wet opneming buitenlandse pleegkinderen gewijzigd als gevolg van een amendement Van der Burg/Doelman-Pel (Kamerstukken II, 24 811, nr. 7). Deze leden wilden graag precies weten hoe de richtlijnen ter uitwerking van deze bepaling zullen worden aangepast.

De behandeling van de bovengenoemde wetsvoorstellen gaf de leden van de fractie van D66 aanleiding tot het stellen van de volgende vragen.

Het verdrag dat nu ter goedkeuring voorligt, probeert het zogenaamde «zelfdoen» in een adoptieprocedure uit te sluiten. Adoptie dient plaats te vinden met behulp van de daarvoor aangewezen vergunninghouders; deze adoptieverenigingen zijn als enige geoorloofd om een adoptie te begeleiden. Deze leden stemden er van harte mee in dat het «zelfdoen» wordt ontmoedigd, het is in het belang van het adoptiekind dat er een duidelijke instantie is die de adoptieprocedure begeleidt en die er ook zorg voor kan dragen dat er een controleerbare en correcte procedure wordt gevolgd. Toch laten verdragslanden als de Verenigde Staten van Amerika en Mexico rechtstreekse bemiddelingscontacten toe door middel van advocaten. Zullen hiertegen maatregelen worden genomen?

Adoptie is voor een overheid geen kwestie van gezinsvorming, maar een maatregel van kinderbescherming. In dit licht is het wenselijk dat de regulering van adoptiekinderen beperkt wordt tot de vergunninghouders. Dit ten koste van de zelfdoeners. De adoptieverenigingen die een vergunning hebben kunnen dus een adoptie begeleiden. Het Verdrag bepaalt verder dat ieder deelnemend land een Centrale Autoriteit instelt welke de adoptieprocedures controleert. In de amendementen van de Tweede Kamer wordt vervolgens één landelijke klachtencommissie bij amvb in het leven geroepen, ook wordt er één instantie in het leven geroepen die toezicht moet houden en die toetsing zal toepassen.

De keuze om verschillende vergunningen te kunnen gaan verlenen verbaast. Is het niet juist wenselijker om één instantie te hebben om de adoptie van buiten- en binnenlandse kinderen te begeleiden? In dat geval is er één duidelijke instantie waarvoor eventuele toekomstige adoptiefouders terecht kunnen. Ook is er dan sprake van één procedure.

Adoptie is een ingrijpende gebeurtenis in het leven van de betrokkenen. Er dient derhalve met grote zorgvuldigheid mee om gegaan te worden. Ook is het niet per definitie altijd een optimale oplossing; als we kijken naar de uitkomsten van het onderzoek van Verhulst en Versluis Bieman blijkt dat een kwart van de adopties die door hen zijn onderzocht niet goed zijn gegaan.

Deze leden durfden de stelling aan dat een adoptie niet voorbij is op het moment dat het kind bij de nieuwe ouders is geplaatst. Het lijkt erop dat een goede nazorg op z'n plaats is. Adoptiefouders moeten met hun problemen door een instantie met raad en daad bijgestaan kunnen worden indien zij dat wensen. Liefst natuurlijk door een gespecialiseerde instantie die op de hoogte is van de speciale problematiek van adoptie-kinderen. Hoe ziet de staatssecretaris deze functie, met andere woorden waar kunnen adoptieouders met problemen terecht?

Het verdrag bepaalt verder dat het veruit de voorkeur heeft om de adoptie plaats te laten vinden in eigen land boven een adoptie naar een ander land. Een stelling die de leden hier aan het woord van harte wilden ondersteunen. Echter, hoe wordt er gewerkt aan stimulering van de mogelijkheden tot adoptie in deze verdragslanden? Zou de staatssecretaris daarop in kunnen gaan?

De leden van de fracties van SGP, RPF en GPV hadden met belangstelling en overwegend ook met instemming van de wetsvoorstellen kennis genomen. Evenwel gaven deze leden te kennen dat zij zich niet konden verenigen met adoptie door alleenstaanden, anders dan bij hoge uitzondering, en door personen van hetzelfde geslacht.

Deze leden wilden nog gaarne de vraag voorleggen of de regering zo exact mogelijk wil aangeven welke verschillen in mogelijkheden voor zogenoemde zelfdoeners zullen optreden als gevolg van aanvaarding van de onderhavige wetsvoorstellen. Zij vroegen verder waar de opvatting, uitgesproken tijdens de plenaire behandeling van de wetsvoorstellen in de Tweede Kamer (Handelingen II 1997–1998 nr.32, p. 2567 l.k.), dat «zelfdoeners» straks alléén nog terecht kunnen in niet-verdragslanden, op gebaseerd is.

De voorzitter van de commissie,

Heijne Makkreel

De griffier van de commissie,

Hordijk


XNoot
1

Samenstelling: Heijne Makkreel (VVD) (voorzitter), Talsma (VVD), Glasz (CDA), Michiels van Kessenich-Hoogendam (CDA), Holdijk (SGP), Vrisekoop (D66), Pitstra (GL), Le Poole (PvdA), Meeter (PvdA), De Wit (SP), Hirsch Ballin (CDA), De Haze Winkelman (VVD)

* Het eerder verschenen stuk inzake dit wetsvoorstel is gedrukt onder EKnr. 191, vergaderjaar 1997–1998

** Deze brief is ter kennis gebracht van de regering en ter inzake gelegd op het Centraal Informatiepunt onder griffienr. 121268

Naar boven