Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Eerste Kamer der Staten-Generaal | 1997-1998 | 24544 nr. 25a |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Eerste Kamer der Staten-Generaal | 1997-1998 | 24544 nr. 25a |
Vastgesteld 11 november 1997
Het voorbereidend onderzoek gaf de commissie aanleiding tot het formuleren van de volgende opmerkingen en vragen.
De leden van de CDA-fractie hebben met waardering kennis genomen van dit initiatiefwetsvoorstel. Graag zouden zij nog vernemen welke aantallen door dit wetsvoorstel worden bestreken, anders gezegd hoeveel aanvragen voor een verblijfsvergunning worden niet in behandeling genomen bij gebreke van een visum houdende machtiging tot voorlopig verblijf.
De leden van de PvdA-fractie zeiden op zichzelf een voorstander te zijn van een wettelijke regeling van een machtiging tot voorlopig verblijf. De leden van deze fractie zijn van mening, dat het wetsvoorstel in de loop van de behandeling in de Tweede Kamer op een aantal punten belangrijk verbeterd is. Zij hadden echter nog wel een aantal vragen, zowel aan de initiatiefnemer als aan de regering, die de initiatiefnemer(s) bij de parlementaire behandeling terzijde heeft gestaan.
In de Tweede Kamer is vrij uitvoerig gediscussieerd over de vraag wanneer een verzoek tot verlenging van een vergunning tot verblijf of wijziging van het verblijfsdoel, op grond waarvan de vergunning was verstrekt, moet worden ingediend om tijdig te zijn en de consequenties van niet tijdige indiening.
Met betrekking tot de duur van de termijn, is initiatiefnemer aanvankelijk uitgegaan van zes maanden na afloop conform de geldende vreemdelingen-circulaire. Ook bij de mondelinge behandeling (Handelingen II, 1997–1998, nr. 2) heeft hij gezegd te kunnen leven met de geldende termijn van zes maanden.
De staatssecretaris heeft gezegd zich het pleidooi van de woordvoerder van de PvdA-fractie, Apostolou, voor een termijn van zes maanden na expiratie voor te kunnen stellen. De leden van de PvdA-fractie begrepen haar woorden zo, dat zij hiermee rekening zal houden bij de formulering van de termijn. Dit moest bekeken worden in het licht van voornemens in verband met de Koppelingswet (Kamerstukken II, 24 233). Kan deinitiatiefnemer de staatssecretaris vragen of zij al een oplossing heeft gevonden voor de problemen die zij in dit verband zag? Zo ja, welke? Waarom is het trouwens noodzakelijk, dat de termijnen op dit punt hetzelfde zijn als die gehanteerd in verband met de Koppelingswet? Het gaat toch om verschillende onderwerpen?
Bij de mondelinge behandeling is voorts gedebatteerd over consequenties van het niet tijdig aanvragen van een verlenging van een vergunning. De staatssecretaris heeft gezegd, dat als men in individuele gevallen goede redenen heeft gehad om niet op tijd verlenging aan te vragen, beroep gedaan kan worden op de hardheidsclausule. Wat is er tegen om een regel in die zin op te nemen in een amvb op grond van artikel 16a, vierde lid?
Voorts is gedebatteerd over verandering van het verblijfsdoel. Het voorbeeld is genoemd door de woordvoerder van de D66-fractie, Dittrich, van een Argentijnse vrouw, die een vergunning heeft gekregen om hier te studeren en tijdens haar studie een Nederlandse partner krijgt en zij samen een kind en vervolgens na afloop van haar studie in Nederland wil blijven. Uit het antwoord van initiatiefnemer begrijpen de leden van de PvdA-fractie dat ook in een dergelijk geval volgens hem mogelijk de hardheidsclausule van toepassing is. Het is onduidelijk gebleven hoe de staatssecretaris hier tegenover staat. Graag zouden de leden van de PvdA-fractie dat vernemen. Zowel van initiatiefnemer als van de regering zouden de leden hier aan het woord graag nog vernemen of volgens hen artikel 8 EVRM en artikel 10, eerste lid van het VN-verdrag voor de rechten van het kind nog van belang zijn voor de beoordeling van deze situatie.
Voorshands waren de leden van de PvdA-fractie van mening, dat in gevallen, waarin in Nederland makkelijk beoordeeld kan worden of het verzoek om vergunning voor een ander doel gegrond is, en de financiële en maatschappelijke kosten van terugkeer voor aanvrage van een mvv groot zijn, zulks niet vereist zou moeten worden. De voorkeur van deze leden zou zijn dit alsnog voor de relevante categorie te regelen bij amvb. Desnoods zou hier de hardheidsclusule gehanteerd moeten worden. Hoe staan initiatiefnemer en staatssecretaris hier tegenover?
Kan de initiatiefnemer de staatssecretaris vragen of zij inmiddels al heeft gekeken naar het probleem van hoge kosten die legalisatie van papieren met zich mee kan brengen (Handelingen II 5–313)? Wat zijn haar bevindingen?
Hoe staat het met de uitvoering van de door de Tweede Kamer aangenomen moties? Met name zeiden de leden hier aan het woord geïnteresseerd te zijn in de voorbereidingen op gebied van behandeltermijnen, voorlichting en uitvoeringsplan.
De leden van de SGP- RPF- en de GPV-fracties hadden met belangstelling en waardering kennis genomen van het initiatief-voorstel, dat zij in hoofdzaak als een reparatie- of restauratie-voorstel beschouwden. Ter voorbereiding van de plenaire behandeling van het voorstel wensten zij nog enkele vragen voor te leggen aan de initiatiefnemer.
Kennisneming van de Handelingen van de Tweede Kamer van 24 september jl. (Handelingen II, 1997–1998, nr. 2) had hen geleerd dat op diverse momenten tijdens de openbare behandeling zowel door de initiatiefnemer als door de staatssecretaris van Justitie een verband is gelegd tussen het onderhavige voorstel en de zogenoemde Koppelingswet waarvoor het voorstel thans bij de Eerste Kamer aanhangig is (Kamerstukken II, 24 233).
Deze leden vroegen de initiatiefnemer aan te geven op welke onderdelen er sprake is van een relatie met de ontwerp-Koppelingswet. Ten aanzien van welke facetten heeft afstemming tussen het initiatiefvoorstel en de ontwerp-Koppelingswet plaatsgevonden? Is de initiatiefnemer iets bekend omtrent de «nadere informatie» ten behoeve van de Tweede Kamer, waarop de staatssecretaris van Justitie heeft gedoeld in haar bijdrage aan de plenaire gedachtewisseling (Handelingen II, 1997–1998, nr. 2, blz. 5–313 l.k.)?
Deze leden hadden verder geconstateerd dat van diverse zijden is gewezen op het probleem van de periode van vier weken (vóór het verstrijken van de geldigheidsduur van een verblijfsvergunning) versus zes maanden (na het verstrijken van bedoelde geldigheidsduur). Hen was niet duidelijk geworden welke termijn na inwerkingtreding van het voorstel van wet zal gaan gelden en waar zulks geregeld is.
Tenslotte stelden deze leden de vraag naar de ingevolge de Algemene wet bestuursrecht geldende termijnen in relatie tot de MVV-procedure. Gelden deze termijnen op dit moment reeds of gaan deze gelden vanaf het moment van inwerkingtreding van het voorstel van wet óf is dit afhankelijk van een nader te bepalen datum? Staat overigens inmiddels vast dat de Awb-termijnen hanteerbaar zijn en dat deze geen onoverkomelijke bezwaren voor de aanvragers van een MVV opleveren en tevens geen onevenredig zware last op de uitvoeringsinstanties leggen?
De leden van de fracties van VVD en D66 hadden op dit moment geen behoefte aan schriftelijke vragen. Zij behielden zich evenwel het recht voor tijdens de openbare behandeling van het wetsvoorstel het woord te voeren.
Samenstelling: Heijne Makkreel (VVD) (voorzitter), Talsma (VVD), Glasz (CDA), Michiels van Kessenich-Hoogendam (CDA), Holdijk (SGP), Vrisekoop (D66), Pitstra (GL), Le Poole (PvdA), Meeter (PvdA), De Wit (SP), Hirsch Ballin (CDA), De Haze Winkelman (VVD).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-19971998-24544-25a.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.