24 233
Wijziging van de Vreemdelingenwet en enige andere wetten teneinde de aanspraak van vreemdelingen jegens bestuursorganen op verstrekkingen, voorzieningen, uitkeringen, ontheffingen en vergunningen te koppelen aan rechtmatig verblijf van de vreemdeling in Nederland

nr. 149b
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 april 1999

Op 24 maart jl. is het koppelingswetsvoorstel (24 233) in uw Kamer behandeld.

Tijdens deze behandeling is een brief van Forum1 van 9 maart jl. (JZ98-131) aan de leden van uw Kamer, aan de orde gesteld. Ik heb tijdens de behandeling toegezegd dat ik schriftelijk zou reageren op deze brief en een afschrift zou zenden aan uw Kamer. Met deze brief voldoe ik graag aan deze toezegging.

De Staatssecretaris van Justitie,

E. M. A. Schmitz

BIJLAGE

Forum

drs. J. P. Veeris

Postbus 201

3500 AE Utrecht

Onderwerp: Reactie op uw brief aan de EK inzake de koppelingswet

Geachte heer Veeris,

Op 24 maart jl. is het koppelingswetsvoorstel in de Eerste Kamer der Staten-Generaal behandeld. Tijdens deze behandeling is uw brief van 9 maart jl. aan de Voorzitter van de Eerste Kamer, met de daarbij behorende notitie van uw organisatie en Vluchtelingenwerk Nederland, door een aantal fracties aan de orde gesteld. Ik heb tijdens de behandeling toegezegd dat ik schriftelijk zou reageren op uw brief en deze in afschrift zou zenden aan de Voorzitter van de Eerste Kamer.

Met deze brief voldoe ik graag aan deze toezegging. Hieronder zal ik puntsgewijs ingegaan op de onderwerpen die in uw brief zijn opgenomen.

1. Uitvoerbaarheid van de koppelingswet

U stelt in uw brief dat het voor de uitvoerbaarheid van de wet beter was geweest om de aanspraken van vreemdelingen op voorzieningen voor iedere wet afzonderlijk in op die wet toegesneden bepalingen te regelen.

De strekking van deze stelling is mij niet geheel duidelijk. De koppelingswet is immers een verzameling van wetswijzigingen waarbij in iedere afzonderlijke wet is bepaald wat de aanspraken van vreemdelingen op voorzieningen zijn. Hierbij is de systematiek van de desbetreffende wet gevolgd. Omdat de aanspraken van vreemdelingen op voorzieningen evenwel afhangen van de verblijfsrechtelijke status is in artikel 1b, van de Vreemdelingenwet vastgelegd welke categorieën vreemdelingen rechtmatig in Nederland verblijven. Dit is immers iets wat bij uitstek in de Vreemdelingenwet moet worden vastgesteld. Daarnaast zijn in de Vreemdelingenwet de algemene uitgangspunten bij de toekenning van en de differentiatie in aanspraken van vreemdelingen op voorzieningen neergelegd: in artikel 8b voor niet rechtmatig verblijvende vreemdelingen en in artikel 8c voor vreemdelingen die wel rechtmatig verblijf houden. Maar naast deze algemene uitgangspunten is in elke afzonderlijke materiewet vervolgens bepaald welke categorieën vreemdelingen voor de concrete voorzieningen, die in de desbetreffende materiewet worden geregeld, in aanmerking komen. Hierbij kan worden afgeweken van de uitgangspunten die zijn neergelegd in de artikelen 8b en 8c van de Vreemdelingenwet.

Met betrekking tot de uitvoerbaarheid van de wet gaat u verder in op de gebruikswaarde van de GBA-codes en de aanbevelingen die zijn neergelegd in het SGBO-onderzoek terzake. U vraagt zich af of het verstandig is om pas na invoering van de koppelingswet te bezien of en hoe de codes verfijnd kunnen worden.

Zoals ik ook heb aangegeven in mijn brief van 12 februari jl. aan de Voorzitter van de Tweede Kamer geeft het rapport aan dat de 10 in de GBA onderscheiden codes geen problemen opleveren in die zin dat de codes voldoende duidelijkheid bieden over het verblijfsrecht van de individuele vreemdeling voor de vaststelling van zijn recht op een voorziening. Voor de uitvoering van de koppelingswet is dit op dit moment voldoende. Een eventuele verdere verfijning van de codes zou kunnen dienen ter verbetering van de efficiëntie. Gelet hierop is het niet onverstandig om dat pas te overwegen na invoering van de wet, nadat met de codes in praktijk ervaring is opgedaan.

Wel zal bij AMVB op grond van artikel 48 Vw worden voorzien in nadere regels voor de informatie-uitwisseling tussen de uitvoerende diensten. Met deze informatie-uitwisseling wordt tegemoet gekomen aan een aantal bezwaren die u in uw notitie heeft opgenomen. Zo zal bijvoorbeeld een sociale dienst op grond van de AMVB de vreemdelingendienst moeten informeren van het feit dat een uitkering is verstrekt aan een vreemdeling met een zgn. openbare-kas beperking.

Op deze wijze worden mogelijke averechtse effecten van de koppelingswet beperkt.

Aan de aanbeveling van het SGBO om nader te onderzoeken in hoeverre de uitvoeringsinstanties in staat te zullen zijn op korte termijn de koppelingswet uit te voeren was reeds in een eerder stadium gevolg gegeven. Ten behoeve van besluitvorming in de Ministerraad over de inwerkingstredingdatum van de koppelingswet was reeds geïnventariseerd op welke termijn de uitvoeringsinstanties in staat zouden kunnen zijn om de wet uit te gaan voeren.

Door het kabinet is vervolgens de datum op 1 juli 1998 vastgesteld, na aanvaarding van de wet door de Eerste Kamer. Mede op grond van de voorlopige resultaten van het SGBO-onderzoek heeft het kabinet tevens besloten om een externe projectleider aan te stellen voor de begeleiding van het verdere implementatie-proces.

Het verdient naar uw mening de voorkeur de koppelingswet pas in te voeren als het 1-loket-systeem landelijk optimaal kan functioneren. Zowel tijdens het algemeen overleg in de Tweede Kamer als de plenaire behandeling in de Eerste Kamer heb ik aangegeven dat het 1-loket-systeem los van de koppelingswet moeten worden bezien. Hoewel een landelijke invoering van een 1-loket-systeem kan bijdragen aan de uitvoering van de wet, waaronder het bij amendement Rijpstra/Verhagen gewijzigde artikel 263 eerste lid, Wet GBA, is dot geen voorwaarde voor inwerkingtreding van de wet.

2. Aanspraken voortgezette verblijvers

U stelt in uw brief dat het kabinet pas na aanvaarding van de koppelingswet door de Tweede Kamer heeft onderkend dat de in de materiewetten gehanteerde criteria niet corresponderen met de in de praktijk voorkomende gevallen waarin voor voortgezette verblijvers aanspraken moeten kunnen (blijven) bestaan. Om misstanden en onnodig extra procedures te voorkomen verdient het naar uw mening de voorkeur om wetgevingstechnisch weer aan te sluiten bij de nu bestaande criteria.

Niet geheel duidelijk is wat u bedoelt met uw eerste opmerking. In algemene zin is de in de materiewetten opgenomen formering duidelijk. Steeds is bepaald dat het moet gaan om een vreemdeling doe, na rechtmatig in Nederland verblijf te hebben gehouden in de zin van artikel 1b, aanhef en onder 1, van de Vw tijdig toelating in aansluiting op dat verblijf heeft aangevraagd.

Voorts zal in de op deze materiewetten gebaseerde uitvoerings-AMVB's nauwkeurig worden bepaald in hoeverre en hoe lang vreemdelingen doe behoren tot de aldus omschreven groep aanspraken behouden.

Uw voorstel voor aanpassing van de wet is in elk geval te ruim geformeerd en geeft onvoldoende uiting aan de doelstelling van de koppelingswet.

3. Reikwijdte Europees Verdrag Sociale en Medische bijstand

Zoals ook door Staatssecretaris De Grave is toegezegd tijdens de behandeling in de Eerste Kamer zal bij de vaststelling van het besluit gelijkstelling vreemdelingen ABW, Ioaw en Ioaz rekening worden gehouden met de verplichtingen zoals die voortvloeien uit het Europees Verdrag Sociale en Medische bijstand.

4. De zorg voor nog niet toegelaten «gezinsherenigers, vreemdelingen met uitstel van vertrek en slachtoffers vrouwenhandel»

U bent ingenomen met mijn toezegging dat in de zorg voor deze categorieën vreemdelingen zal worden voorzien. U stelt evenwel vraagtekens bij de uitvoerbaarheid van een regeling op grond van de Rva. Dit zal worden meegenomen in de verdere besprekingen met het COA.

5. De positie van uitgeprocedeerde technisch niet verwijderbare vreemdelingen en asielzoekers

Naar uw mening is het nog steeds onduidelijk of deze categorie in aanmerking komt voor voorzieningen.

Uitgeprocedeerde vreemdelingen die om technische redenen niet verwijderbaar zijn vallen in beginsel niet onder artikel 1b, aanhef en onder 5 Vw. Dit leidt ertoe dat deze vreemdelingen in beginsel geen aanspraken hebben op voorzieningen.

Uitgeprocedeerde technisch niet verwijderbare asielzoekers die nog in opvangvoorzieningen van het COA verblijven, behouden hun aanspraken op voorzieningen tot het moment dat deze met toepassing van het stappenplan worden beëindigd.

6. Ontbreken overgangsrecht

In uw brief vraagt u aandacht voor de problemen die ontstaan doordat in de koppelingswet, met uitzondering voor de categorie die uitstel van vertrek heeft op grond van artikel 25 Vw, niet voorzien is in overgangsrecht.

Er is niet in overgangsrecht voorzien omdat dit een logisch uitvloeisel van het wetsvoorstel is. Met de doelstelling van deze wet verhoudt zich immers niet dat er een bepaalde groep vreemdelingen aanspraken heeft op voorzieningen terwijl «nieuwkomers» in dezelfde situatie van deze aanspraken worden uitgesloten.

Voor een deel kan de regeling voor de categorieën vreemdelingen genoemd onder 4 een oplossing bieden voor de door uw geschetste problemen.

7. Samenloop met het wetsvoorstel Beperking Export Uitkeringen

Naar uw mening zal de opschorting van uitbetaling van uitkeringen, waarvoor in het verleden premie is betaald, in combinatie met een exportverbod, in strijd komen met artikel 14 EVRM jo. artikel 1 Protocol 1 EVRM. Zoals u bekend, is het wetsvoorstel Beperking Export Uitkeringen nog bij de Tweede Kamer aanhangig.

In dit verband merk ik op dat naar het oordeel van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de opschorting van uitkeringen, zolang de betrokkenen onrechtmatig in Nederland verblijven, niet in strijd komt met de uit het EVRM voortvloeiende verplichtingen.

8. Vergaande controle en privacybescherming

U vraagt zich af of met een AMVB op grond van artikel 48 Vw, de bescherming van de persoonlijke levenssfeer voldoende gegarandeerd zal zijn als de koppelingswet in werking treedt. Juist met het oog hierop zal de AMVB voor advies worden voorgelegd aan de Registratiekamer en de Tweede Kamer.

Met betrekking tot uw opmerking over artikel 100 van de Wet GBA kan ik slechts herhalen hetgeen ik tijdens de behandeling in de Eerste Kamer heb medegedeeld. De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken zal op korte termijn een voorstel tot wijziging van artikel 100 Wet GBA aan de Ministerraad voorleggen. In dit voorstel zal het derde lid van artikel 100 worden geschrapt.

Hiermee wordt gewaarborgd dat de verstrekking van verblijfsrechtelijke gegevens aan vrije derden niet meer mogelijk is.

Ik hoop u met het bovenstaande voldoende te hebben geïnformeerd. Een afschrift van deze brief zal ik ook sturen aan Vluchtelingenwerk Nederland.

De Staatssecretaris van Justitie,

E. M. A. Schmitz


XNoot
1

Is als bijlage 1. bijgevoegd.

Naar boven