23 029 (R 1461)
Wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap

nr. 281
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE HOUDENDE INTREKKING VAN HET WETSVOORSTEL

* De eerder verschenen stukken inzake dit wetsvoorstel zijn gedrukt onder EK nrs. 226 en 226a, vergaderjaar 1994–1995; nrs. 26 t/m 26d, vergaderjaar 1995–1996; en nrs. 25 en 25a, vergaderjaar 1996–1997.

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 maart 1998

Bij koninklijke boodschap van 14 februari 1998 is bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal ingediend een nieuw voorstel van rijkswet tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap. In verband daarmede bericht ik u dat ik, daartoe gemachtigd door de Koningin, het bij Uw Kamer aanhangige voorstel van rijkswet tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap (kamerstukken I, 1994–1995, 23 029 (R1461)), intrek.

Heden heb ik de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal bericht het bij die Kamer aanhangige voorstel van rijkswet tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap (kamerstukken II 1994–1995, 23 594 (R 1496)), in te trekken. Afschrift van mijn brief aan de voorzitter van de Tweede Kamer gaat hierbij.

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

Naar boven