Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum indiening |
---|---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 1996-1997 | 25368 nr. 304a |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum indiening |
---|---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 1996-1997 | 25368 nr. 304a |
Ontvangen 27 juni 1997
Graag wil ik, mede namens de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport danken voor het feit dat zij de behandeling van het wetsvoorstel zo snel ter hand heeft genomen. Onderstaand zal, naar ik hoop op bevredigende wijze een antwoord worden gegeven op vragen die over dit onderwerp bij u nog bestaan.
De CDA-fractie stelde de vraag wat de zin ervan is om de studenten weer uit de ziekenfondsverzekering te halen. De leden van de PvdA-fractie misten de beleidsmatige onderbouwing van de maatregel. Ik merk daarover het volgende op. Studenten die met ingang van het studiejaar 1997/98 voor het eerst recht hebben op studiefinanciering in het kader van de Wet op de studiefinanciering zullen niet meer meeverzekerd kunnen worden in de ziekenfondsverzekering van hun ouders. Bestaande cohorten WSF-gerechtigden behouden in beginsel het recht op de (gratis) medeverzekering.
In het algemeen is beëindiging van de medeverzekering van personen die nagenoeg geheel of grotendeels in hun onderhoud voorzien op een aantal gronden gerechtvaardigd. Van oudsher heeft er een nauwe relatie bestaan tussen de categorieën van personen waarvoor kinderbijslag wordt betaald en de kinderen die meeverzekerd zijn ingevolge de Ziekenfondswet. De Algemene Kinderbijslagwet is de laatste jaren grondig gewijzigd. Sinds 1 januari 1996 bestaat alleen recht op kinderbijslag voor kinderen jonger dan 18 jaar. In de medeverzekering ziekenfondsverzekering zijn de onderscheiden categorieën kinderen in de leeftijd van 18 tot 27 jaar echter nog gehandhaafd. Het merendeel van deze kinderen is studerend. De Ziekenfondsraad heeft zich in een advies over de gevolgen van de invoering van de Wet op de studiefinanciering voor de medeverzekeringsregeling afgevraagd of handhaving van het recht op medeverzekering voor kinderen die geheel of grotendeels zelf in de kosten van hun levensonderhoud kunnen voorzien in overeenstemming is met het uitgangspunt voor het recht op medeverzekering. Destijds is dit advies van de Ziekenfondsraad niet opgevolgd. Redenen van financiële aard in het kader van de Wet op de studiefinanciering lagen er aan ten grondslag de WSF-gerechtigde destijds toch onder de medeverzekering van de Ziekenfondswet te houden. Inmiddels is de regering van mening dat in het kader van de medeverzekering Ziekenfondswet de relatie met de Algemene Kinderbijslagwet toch dient te worden hersteld. Bedoelde koppeling zou inhouden dat alle medeverzekerden tussen de 18 en 27 jaar de ziekenfondsverzekering zouden moeten verlaten. Vanwege de mogelijkheid van compensatie in het kader van de studiefinanciering is besloten om de beëindiging van de medeverzekering in eerste instantie betrekking te doen hebben op studerenden met studiefinanciering krachtens de Wet op de studiefinanciering (WSF). De beëindiging van de medeverzekering van andere categorieën van personen van 18 tot 27 jaar is nog onderwerp van nader beraad.
Aangezien het kabinet naar mogelijkheden zocht om het probleem van te duur verzekerde bejaarden op de particuliere markt op te lossen diende zich door het afsluiten van de toegang tot de gratis medeverzekering voor nieuwe WSF-gerechtigden de mogelijkheid aan om meer AOW-gerechtigden in de ziekenfondsverzekering toe te laten. De wens om meer ouderen in de ziekenfondsverzekering te brengen leefde immers al geruime tijd, ook in het parlement. Bij de behandeling van het wetsvoorstel tot verhoging van de inkomensgrens voor AOW-gerechtigden in november en december 1996 is als gevolg van een amendement van de Tweede Kamer de inkomensgrens voor AOW-gerechtigden per 1 juli a.s. structureel nog verder verhoogd, waardoor nog eens een extra aantal ouderen onder de ziekenfondsverzekering zal worden gebracht.
Op de vraag van de leden van de CDA-fractie waarom niet gewacht is op de in het najaar te verwachten nota over het stelsel van ziektekostenverzekering op de langere termijn deel ik het volgende mee.
De wettelijke uitwerking van politieke besluitvorming omtrent een mogelijke andere vormgeving van het toekomstige stelsel van ziektekostenverzekering zal op zijn vroegst tegen het einde van de volgende kabinetsperiode kunnen worden gerealiseerd. Het kabinet heeft niet zo lang willen wachten om de verzekeringspositie van een grote groep particulier verzekerde bejaarden te verbeteren. De mogelijkheid om deze toegang te geven tot de ziekenfondsverzekering is in beleidsmatig opzicht onlosmakelijk verbonden met de maatregel waarbij WSF-gerechtigden het ziekenfonds verlaten. Zulks omdat door de politieke groeperingen, waarop dit kabinet primair steunt de afspraak is gemaakt om de verdeling van de aantallen verzekerden over de verschillende verzekeringssegmenten globaal in stand te houden.
Volgens de leden van de CDA-fractie zou voor het handhaven van dat evenwicht minder of geen aanleiding meer zijn vanwege de vrijwillige convergentie. Deze leden hebben in zoverre gelijk dat de vrijwillige convergentie ertoe heeft geleid dat het voor wat betreft de omvang van verzekeringsdekking hoegenaamd geen verschil meer uitmaakt of men nu verzekerd is in het ziekenfonds of op een WTZ-studentenstandaardpakket- polis. In financieel opzicht maakt het echter voor de ziekenfondsverzekering als zodanig wel degelijk uit of studenten al dan niet gratis meeverzekerd zijn. Zij maken als meeverzekerde namelijk wel kosten maar daar staat geen premieopbrengst tegenover. Aangezien de instroom van AOW-gerechtigden reeds dit jaar wordt gerealiseerd is er derhalve ook in financieel opzicht alle reden de uitstroom van WSF-gerechtigden met ingang van het studiejaar 1997/98 te realiseren.
Op de vraag van de leden van de PvdA-fractie waarom het wetsvoorstel niet kan ingaan nadat de nieuwe instroom heeft plaatsgevonden deel ik het volgende mee. Formeel vindt de afsluiting van de toegang tot de medeverzekering voor WSF-gerechtigden pas plaats na de instroom van AOW-gerechtigden. De extra instroom van AOW-gerechtigden wordt dit jaar in twee fasen gerealiseerd. De eerste fase is het gevolg van de structurele verhoging van de inkomensgrens voor AOW-gerechtigden per 1 januari jl. en de tweede fase het gevolg van de structurele verhoging van de inkomensgrens per 1 juli a.s.. De toegang tot de medeverzekering van nieuwe WSF-gerechtigden in de ziekenfondsverzekering van hun ouders wordt eerst daarna namelijk per 1 augustus 1997 afgesloten. Weliswaar kan het zich voordoen dat AOW-gerechtigden die ziekenfondsverzekerd zijn geworden als gevolg van de verhogingen van de inkomensgrens zich niet onmiddellijk laten inschrijven. Dat neemt echter niet weg dat de instroom grotendeels in 1997 wordt gerealiseerd. Budgettaire overwegingen verzetten zich niet direct tegen een op later datum invoeren van de maatregel maar wel de door de coalitie-partners op termijn beoogde globale handhaving van de huidige verdeling van de aantallen verzekerden over de verschillende verzekeringssegmenten. Uiteraard zou uitstel van de maatregel wel tot gevolg hebben dat de verruiming van de toegang voor WSF-gerechtigden tot de aanvullende financiering op grond van de Wet op de studiefinanciering, zoals beoogd met het wetsvoorstel no. 25330, eveneens zou worden uitgesteld.
Op de vraag van de leden van de CDA-fractie om aan te geven wat per saldo het effect is op de collectieve uitgaven en de collectieve lastendruk, ervan uitgaande dat er inderdaad 200 000 ouderen instromen en circa 180 000 studenten uitstromen die nagenoeg allen gecompenseerd worden in de studiefinanciering, merk ik het volgende op.
Als alleen de als collectieve last aangemerkte onderdelen worden meegenomen dat leidt een verhoging van de inkomensgrens in de Wet Van Otterloo en de beëindiging van de medeverzekering van WSF-gerechtigden tot een mutatie van de collectieve lasten omdat er veranderingen optreden in de premieinkomsten voor de Ziekenfondswet, de MOOZ-bijdrage en de WTZ-bijdrage. In de brief van 17 september 1996 is in tabel 1 aangegeven dat de maatregelen leiden tot een stijging van de premieinkomsten voor de ZFW met 415 mln, een stijging van de MOOZ-bijdrage met 755 mln en een daling van de WTZ-bijdrage met 630 mln. Een totale stijging van de collectieve lasten met 540 mln.
De mutatie in de collectieve uitgaven leidt tot vrijwel hetzelfde beeld. In de collectieve lasten wordt niet de financiering als uitgangspunt genomen maar de uitgaven. De verhoging van de inkomensgrens in de Wet Van Otterloo en de beëindiging van de medeverzekering van WSF-gerechtigden zou per saldo leiden tot extra uitgaven voor de Ziekenfondswet, een daling van het WTZ-omslagtekort en extra uitgaven in het kader van de Wet Studiefinanciering als deze uitgaven worden meegenomen voor de collectieve uitgaven. De uitgaven voor de ZFW stijgen met 1005 mln, het WTZ-omslagtekort daalt met 630 mln en de uitgaven in het kader van de Wet Studiefinanciering stijgen met 160 mln. Een totale stijging van de collectieve uitgaven derhalve van 535 mln als deze uitgaven worden meegenomen in de meditatie van de collectieve uitgaven.
Het is echter te doen gebruikelijk om in de collectieve lasten en uitgaven geen rekening te houden met financieringsverschuivingen tengevolge van verschuivingen binnen het verzekeringssysteem. De uiteindelijke invloed van de verhoging van de inkomensgrens in de Wet Van Otterloo en de beëindiging van de medeverzekering van studenten op de collectieve lasten en uitgaven is dus nul.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-19961997-25368-304a.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.