nr. 276
GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de grens tussen
de gemeenten Elst en Nijmegen te wijzigen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
Artikel 1
Met ingang van de datum van herindeling wordt de grens tussen de gemeenten
Elst en Nijmegen gewijzigd als aangegeven op de bij deze wet behorende kaart.
Artikel 2
1. Ingevolge artikel 52, tweede lid, onder b, van de Wet algemene regels
herindeling worden tussentijdse raadsverkiezingen gehouden voor de gemeente
Elst.
2. Indien de datum van herindeling valt binnen een jaar voor de datum
waarop de reguliere verkiezingen voor de leden van de gemeenteraden ingevolge
de Kieswet moeten worden gehouden, vinden deze verkiezingen niet plaats in
de gemeente Elst.
3. Indien de situatie bedoeld in het tweede lid zich voordoet, eindigt
de zittingsperiode van de leden van de raad van de gemeente Elst gelijk met
de zittingsperiode van de leden van de raden van de overige gemeenten die
volgt op de eerste verkiezingen voor de gemeenteraden na de datum van herindeling.
Artikel 3
1. Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen stelt op de wijze
als aangegeven in de artikelen 56, tweede lid, 107a en 107b, tweede lid, van
de Wet op het basisonderwijs de stichtings- en opheffingsnormen voor
scholen voor basisonderwijs vast voor de bij deze wet betrokken gemeenten
onderscheidenlijk delen van gemeenten.
2. Indien de raad van een bij deze wet betrokken gemeente binnen drie
maanden na de datum van herindeling een besluit neemt tot splitsing van de
gemeente, stelt Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen voor
de beide gebiedsdelen een afzonderlijke opheffingsnorm vast. Artikel 107b,
eerste lid, eerste, tweede en vierde volzin, tweede lid, eerste en derde volzin,
derde lid, eerste, derde en vierde volzin, en vierde lid, van de Wet op het
basisonderwijs is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat in
het vierde lid voor «6 maanden» telkens wordt gelezen: 3 maanden.
3. De ingevolge het eerste en tweede lid vastgestelde stichtings- en opheffingsnormen
treden in de plaats van de voor de betrokken gemeenten op grond van artikel
56, tweede, derde, vierde en vijfde lid, 107, tweede lid, 107b en 107c van
de Wet op het basisonderwijs vastgestelde normen. De nieuwe normen gelden
met ingang van 1 januari volgend op de datum van herindeling. Tot en met 31
december volgend op de datum van herindeling blijven op de scholen in de bij
deze wet betrokken gemeenten de normen van toepassing die golden op de dag
voorafgaande aan de datum van herindeling.
Artikel 4
Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte
van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken,