25 116
Samenvoeging van de gemeenten Boekel, Uden en Veghel

nr. 275b
MEMORIE VAN ANTWOORD

Ontvangen 14 juli 1997

Inleiding

Ik dank de leden van de verschillende fracties voor hun bijdrage aan het verslag bij het wetsvoorstel Boekel, Uden en Veghel. De leden van de fractie van de VVD zetten vele vraagtekens bij dit wetsvoorstel. Zij neigden ertoe het voorstel af te wijzen. De leden van de fractie van het CDA constateerden dat het zeer de vraag is of zij dit wetsvoorstel in het licht van hun bijdrage aan de Begrotingsbehandeling in de Eerste Kamer (Handelingen I, 1996/97, nr. 12), waar de principiële visie van deze leden aan de orde was gekomen ten aanzien van gemeentelijke herindeling, positief kunnen beoordelen. Voor de inrichting van het gemeentelijk bestuur dient zich een reële samenhang binnen de gemeenschappen af te tekenen, aldus deze leden. Ook de leden van de fractie van D66 stonden kritisch tegenover het voorstel, terwijl het volgens de leden van de fractie van GroenLinks zelfs in strijd was met de uitgangspunten inzake gemeentelijke herindeling. Tot slot uitte het lid van de fractie van het AOV zijn bezorgdheid over dit voorstel gezien de hoeveelheid protesten die hem had bereikt.

Ik hoop deze leden duidelijkheid te geven door hun vragen te beantwoorden en ze daarmee tevens te overtuigen van het belang van deze herindeling.

Ik zal daartoe ingaan op de voorgeschiedenis van het voorstel, het verloop van de procedure, de inhoud van het voorstel, dit mede in relatie tot het beleidskader gemeentelijke herindeling 1995. Ook ga ik in op het bestuurlijk en maatschappelijk draagvlak van het voorstel en de financiële gevolgen van het voorstel.

Voorgeschiedenis van het voorstel

De eerste streeksgewijze herindeling in Noord-Brabant werd in september 1993 in de Eerste Kamer afgerond. Het voorstel Noord-Brabant Noordoost werd toen door de leden van de Eerste Kamer goedgekeurd. Hier en daar vielen kritische noten zoals ten aanzien van de amendering door de Tweede Kamer. Bij amendement werd daar de gemeente Erp samengevoegd met Veghel, waardoor het voorstel tot samenvoeging van Boekel en Erp niet doorging. Na de kritiek daarop vanuit de Eerste Kamer kon mijn ambtsvoorgangster tijdens de mondelinge behandeling in de Eerste Kamer aangeven dat het provinciebestuur de positie van Boekel opnieuw wilde wegen.

Het verloop van de procedure

Het provinciebestuur heeft de procedure rondom Boekel opgestart, vanuit de overtuiging dat een zelfstandig voortbestaan van Boekel niet langer gewenst was, gelet op de toonzetting van de inbreng van de Eerste Kamer in september 1993. In de loop van het provinciale traject, namelijk tijdens de overleggen die gedeputeerde staten met Boekel en de omliggende gemeenten hielden, bleek dat Boekel, nu een zelfstandig Boekel kennelijk niet langer een realistische optie was, de voorkeur had voor een samenvoeging van Boekel zowel met Veghel als met Uden. Daar het provinciebestuur alvorens het herindelingsplan op te stellen enige zekerheid wilde hebben over een dergelijke richting vroeg men de drie gemeenten of men inderdaad de voorkeur had voor de genoemde samenvoeging. Daarop hebben de raden van de drie gemeenten het principebesluit genomen dat een samenvoeging van deze drie gemeenten zou worden nagestreefd. Daarmee heeft deze procedure weliswaar het karakter gekregen van een vrijwillige samenvoeging, maar in feite ging het formeel om een door het provinciebestuur geïnitieerde samenvoeging. Gedeputeerde staten hebben na het principebesluit dan ook de procedure voortgezet. De procedure heeft alle voorgeschreven stappen doorlopen en tevens hebben de gemeentebesturen ruim de tijd gehad, meer dan in de Wet algemene regels herindeling (Wet arhi) is bepaald, voor de inspraak en besluitvorming. Waren de overleggen als bedoeld in artikel 2 van de Wet arhi door gedeputeerde staten gestart op 14 oktober 1994, na een aantal vervolgoverleggen besloten de drie betrokken gemeenten op 28 september 1995 in te stemmen met een samenvoeging van de drie gemeenten. Daarbij speelde eveneens de discussie die voorafging aan de vaststelling van het Beleidskader gemeentelijke herindeling van september 1995. Gelet ook op de eerdere discussies die er waren gevoerd over een samenvoeging van Veghel en Uden, lag deze samenvoeging in de lijn der verwachting. Met het door gedeputeerde staten opgestelde herindelingsplan is door de drie gemeenteraden op 15 februari 1996 ingestemd.

Concluderend kan worden gesteld dat er een zorgvuldige procedure is gevolgd. Nadat door het kabinet overeenkomstig de provinciale ontwerpregeling een wetsvoorstel was ingediend bij de Tweede Kamer heeft de gemeenteraad van Uden, als gevolg van het volledig herzien van een eerder ingenomen standpunt van een van de raadsfracties, dit voorjaar de mening ten aanzien van de samenvoeging gewijzigd.

Nu de gemeente Uden zich fundamenteel anders opstelt, moet dan niet het gehele voorstel in heroverweging genomen worden, zo vroegen de leden van de fractie van het CDA. Deze vraag is bij de mondelinge behandeling in de Tweede Kamer uitvoerig aan de orde geweest. De conclusie van de Tweede Kamer – en ik deel die van ganser harte – was de volgende. De samenvoeging van de drie gemeenten is tamelijk grootschalig. Breed werd gedragen dat een zelfstandig Boekel niet langer mogelijk zou zijn. Tegelijkertijd werd immers de herindeling Vierlingsbeek/ Boxmeer behandeld, waarvan de aanleiding vormde dat de Tweede Kamer indertijd van mening was dat Vierlingsbeek, dat ongeveer van gelijke grootte is als Boekel, niet langer zelfstandig kon blijven. Ook de Eerste Kamer deelt die mening ten aanzien van de gemeente Vierlingsbeek, gelet op het feit dat de samenvoeging Vierlingsbeek/Boxmeer op 1 juli jl. door de Eerste Kamer is aanvaard. Los van het oordeel dat het hier een enigszins grootschalige herindeling betreft, was de Tweede Kamer van mening dat de procedure zorgvuldig is gevoerd: het provinciebestuur heeft een advies vastgesteld, hetgeen door de regering is overgenomen en in procedure gebracht. In de Wet arhi is het traject van een zorgvuldige procedure vastgelegd, elke actor heeft daarin zijn plaats. De gemeenteraad van Uden heeft op het moment dat wettelijk om zijn oordeel is gevraagd, ingestemd met de voorgenomen samenvoeging. Het feit dat de raad in een zeer laat stadium een ander standpunt inneemt, doet niet af aan de inhoudelijke overwegingen die het provinciebestuur, het kabinet en de Tweede Kamer hebben om het voorstel tot samenvoeging van Boekel, Veghel èn Uden te steunen. Overigens acht ik de argumenten van de raad van Uden, die tot de omslag in denken hebben geleid, niet zozeer inhoudelijk tegen het voorstel pleiten, maar lijken ze veeleer te zijn gebaseerd op de onderhandelingspositie van de gemeente Uden bij de voorbereiding van de samenvoeging. In het bijzonder de vrees dat niet aan een aantal randvoorwaarden zou worden voldaan heeft geleid tot het besluit van de gemeenteraad van Uden van 24 april 1997.

Het lid van de fractie van het AOV was van mening dat het niet zo mag zijn dat door tijdsdruk vrijwilligheid wordt vervangen door een dwangmatig besluit. Gelet op het bovenstaande is duidelijk dat er van tijdsdruk noch een dwangmatig besluit sprake is. Er is daarentegen sprake van een behoorlijke lange voorbereiding: al sinds 1995 stond het perspectief van een herindeling van de drie gemeenten min of meer vast.

Moet er bij gewone meerderheid worden besloten over de toekomst van een gemeente zo voegde hij eraan toe. Deze vraag is ook in de Tweede Kamer gesteld. Ik ben van mening dat gemeenteraden worden geacht hun bevolking te representeren. Voor deze besluiten zijn geen gewogen meerderheden noodzakelijk.

Inhoud van voorstel

De leden van de fractie van de VVD vroegen zich af wat de inhoudelijke knelpunten zijn die tot de beoogde fusie moeten leiden. Wat is de eventuele meerwaarde van deze voorgestelde fusie? Welke ruimtelijke knelpunten kunnen door gemeentelijke herindeling worden opgelost, zo voegden zij daaraan toe. Zo zullen de kernen Veghel en Uden naar hun mening nooit één worden in fysiek-geografisch opzicht, omdat ze te ver uit elkaar liggen. In dat verband memoreerden zij de motie-Remkes (kamerstukken II, 1996/97, 25 000, VII, nr.18) De leden van de fractie van het CDA hadden gerefereerd aan de Begrotingsbehandeling in de Eerste Kamer (Handelingen I, 1996/97, nr. 12), waar de principiële visie van deze leden aan de orde was gekomen ten aanzien van gemeentelijke herindeling. Voor de inrichting van het gemeentelijk bestuur dient zich een reële samenhang binnen de gemeenschappen af te tekenen, aldus deze leden. Zij waren toen van mening dat het kabinet aan zo'n benadering te weinig gelegen is. Het was voor deze leden zeer de vraag of dit wetsvoorstel positief kan worden beoordeeld. Beantwoordt het karakter van de betrokken gemeenschappen en hun onderlinge relaties wel aan zon middelgrote stadsschaal? De leden van de fractie van D66 vroegen mij het voorstel te onderbouwen in gebruikelijke technische argumenten voor een gewone herindeling van boven af, die betrekking hebben op aspecten als ruimte voor woningbouw, ruimtelijke ordening, financiën en schaalgrootte. Met name waar het de schaalgrootte betreft, ontging het deze leden waarom twee gemeenten van meer dan 35 000 inwoners, moeten worden samengevoegd op basis van de gebruikelijke herindelingsargumenten.

Ook het lid van de fractie van het AOV vroeg mij naar de meerwaarde van de voorgestelde samenvoeging.

De nu voorgestelde samenvoeging levert een krachtige regionale centrumgemeente op, die voor de komende vijfentwintig jaar zeker in staat zal zijn haar taken te vervullen. Zoals reeds eerder gesteld, is dit vanwege de huidige positie van Boekel noodzakelijk. De meerwaarde van dit voorstel ligt vooral in de complementariteit van de gemeenten Uden en Veghel. Zij beschikken gezamenlijk over het potentieel om voor de regio een economische trekkersfunctie te vervullen en bovendien kan een grote sterke gemeente het ruimtelijk beleid gecoördineerd vorm geven. De milieuproblematiek vraagt eveneens een krachtige aanpak op gemeentelijk niveau. De crisis in de intensieve veeteelt zal gevolgen hebben voor de werkgelegenheid in het gebied. Het merendeel van het banenverlies zal zich in Noordoost-Brabant voordoen en zich naar verwachting in het gebied Uden-Veghel sterk manifesteren. Is het aanbevelenswaardig gemeentelijke diensten die zich nu bezighouden met de gevolgen van de varkenspest in een proces van reorganisatie te betrekken, vroegen de leden van de fractie van het CDA. Een reorganisatieproces van de drie gemeenten zal zeker een ingrijpend proces zijn. Echter de drie gemeenten hebben reeds zoveel voorbereidingen getroffen dat het geen onoverkomelijk probleem zal zijn. De voorbereidingen vanuit Uden zijn tot de behandeling in de Eerste Kamer opgeschort. Mocht de herindeling door gaan, zo zegt de woordvoerder van de Udense VVD, dan moeten er veel inspanningen verricht worden. «Maar dat moet een haalbare zaak zijn», aldus dezelfde woordvoerder in het Brabants Dagblad van 10 juni 1997.

In de betrokken gemeenten zelf zijn in de loop van het fusieproces de volgende aspecten als meerwaarde van een samenvoeging aangegeven.

– De krachtige positie van een grote gemeente ten opzichte van andere overheden, bedrijfsleven en instellingen. Ook kan zij makkelijker de concurrentie aangaan met andere economisch sterke regios als Arnhem/Nijmegen, Eindhoven en 's-Hertogenbosch

– Door een afweging in een groter geheel wordt het grondgebruik minder versnipperd. Door een visie te ontwikkelen verstoren zaken als wonen, natuur en bedrijvigheid elkaar minder snel.

– Door de grotere schaal kunnen tal van voorzieningen efficiënter benut en versterkt worden: ook grootschaliger voorzieningen kunnen worden aangetrokken.

– De nieuwe gemeente Uden-Veghel heeft meer mogelijkheden om de werkgelegenheid te versterken. Als partner van (potentiële) bedrijven en instellingen heeft de nieuwe gemeente ook meer te bieden.

Vanwege het karakter van vrijwilligheid hebben de drie gemeentebesturen ervoor gekozen om de nadruk te leggen op al die aspecten en elementen die bijdroegen aan de vorming van een nieuwe gemeente en die meerwaarde voor de nieuwe gemeente Uden-Veghel zouden gaan opleveren. In dat verband is ook het begrip «centrale regie» gehanteerd en is voortgeborduurd op de complementariteit. Juist vanwege afwezigheid van gedwongen herindeling is er door de gemeentebesturen bewust van afgezien om knelpunten naar voren te schuiven.

Bij de voorbereiding van de gemeentelijke herindeling begin 1996 stuitten de drie gemeentebesturen echter op een ruimtelijk knelpunt voor Uden. De huidige gemeente Uden zal binnen 15 jaar (op de middellange termijn) te kampen krijgen met onvoldoende ruimte voor woningbouw en bedrijfslokaties. Dit knelpunt wordt veroorzaakt door de in het streekplan neergelegde natuur- en landschappelijke waarden, agrarische gebieden en met name door de beperkende werking van de geluidszonering rond de vliegbasis Volkel. Zie de kaart, als bijlage 1.1 Voor toekomstige uitbreidingen is Uden derhalve op de huidige buurgemeenten aangewezen. Dat de kernen Uden en Veghel daarbij niet aaneen groeien is minder relevant, waar het om gaat is, dat er binnen een gemeentelijk gebied voldoende mogelijkheden zijn om aan de vraag naar bouwlocaties voor woningen en bedrijven te voldoen. Door de vorming van de nieuwe gemeente kan inderdaad aan de ruimtelijke behoefte van de huidige gemeente Uden worden voldaan.

Naast de directe ruimtelijke aspecten zijn er aspecten van gemeentelijk beleid, die niet direct ruimtelijke knelpunten vormen, maar die wel van invloed zijn op de ruimtelijke ontwikkeling in het gebied.

– Het tracé van de A50 dat langs Uden en Veghel loopt en die toekomstige economische ontwikkelingen van het gebied Uden-Veghel sterk bepaalt.

– De natuurgebieden ten noorden en noordoosten van Uden en ten noorden en noordoosten van Erp, die een natuurlijke begrenzing van de bebouwing vormen.

– De onlangs deels verbrede Zuid-Willemsvaart, die de potentie heeft om de bedrijvigheid in Uden en Veghel op een hoger plan te brengen.

– De sterk ontwikkelde agro-cultuur in de kleine kernen van Boekel, Uden en Veghel die het grondgebruik sterk domineert en vanwege milieubepalingen niet-grondgebonden bebouwing belemmert.

Tot slot zullen gelet op de economische ontwikkelingen die op het gebied Uden-Veghel afkomen integrale afwegingen te prefereren zijn als het gaat om de besluitvorming over de gewenste infrastructuur en de vestiging van bedrijven en winkels.

De leden van de fractie van het CDA hadden er moeite mee een reële samenhang binnen de gemeenschappen te onderkennen, die volgens hen noodzakelijk is voor de inrichting van het gemeentelijk bestuur. Beantwoordt het karakter van de betrokken gemeenschappen en hun onderlinge relaties wel aan zon middelgrote stadsschaal? Ik ben van mening dat de gemeenten in de huidige maatschappij al lang niet meer samenvallen met gemeenschappen. Er is bijvoorbeeld in een veelkernige gemeente sprake van verschillende woongemeenschappen, terwijl de inwoners voor onder andere werk, recreatie, zorgvoorzieningen ver buiten de woongemeenschap actief zijn. Dat heeft zeer diverse en veranderende relatiepatronen tot gevolg. In de huidige maatschappij veranderen de taken van de gemeenten eveneens voortdurend, hetgeen in het algemeen betekent dat die taken talrijker en gecompliceerder worden. Daartoe moet een gemeente voldoende toegerust zijn. Een wijziging van de gemeentelijke schaal heeft als autonoom proces geen invloed op het functioneren van de gemeenschappen in een gemeente. Wel blijkt er veelal een angst te bestaan dat met een gemeentelijke herindeling de identiteit van een gemeenschap verloren gaat. Gebleken is dat gemeenschappen onder invloed staan van allerlei maatschappelijke ontwikkelingen, waardoor het karakter wijzigt. Te denken valt dan aan verhuizingen van en naar een gemeenschap, de mobiliteit ten opzichte van het werk, het wijzigen van de leeftijdsopbouw van gezinnen of de toenemende arbeidsparticipatie van vrouwen. Kortom een gemeenschap is een levende vorm van organisatie die zich ontwikkelt, of er nu heringedeeld wordt of niet. Dat alles neemt niet weg dat ik het wel relevant vind dat woongemeenschappen als geheel in één gemeente liggen, maar een gemeente kan heel goed verschillende woongemeenschappen omvatten.

De nieuw te vormen gemeente is tamelijk groot. Overigens zijn er in verschillende delen van Nederland wat grotere meerkernige gemeenten in overwegend landelijk gebied. Er is inmiddels een aantal gemeenten met een specifiek meerkernenbeleid. Nieuw te vormen gemeenten kunnen daar hun voordeel mee doen.

Draagvlak

Is er wel voldoende bestuurlijk draagvlak, zo vroegen de leden van de fractie van de VVD. Wat is op dit moment de mening van de raden van de betrokken gemeenten?

Ook wilden dezelfde leden weten hoe de gemeentebesturen naar buiten toe en in de richting van hun burgers hebben gecommuniceerd. De leden van de fractie van D66 vroegen in dit verband waaruit concreet het benodigde draagvlak van onderop thans nog bestaat. Het lid van de fractie van het AOV vroeg in dit verband waarom er geen rekening gehouden is met de wens van de bevolking.

De gemeenteraden van Uden en Veghel hebben zich vanaf 1991 uitgesproken over een eventuele samenvoeging. De gemeente Boekel is daar vanaf 1995 bij betrokken. In chronologische volgorde:

– februari 1991. De gemeenten Uden en Veghel spreken zich uit voor een zo sterk mogelijke centrumgemeente als trekker voor de regio, te vormen uit de gemeenten Boekel, Erp, Zeeland, Uden en Veghel.

– september 1995. Principebeslissing door de raden van Boekel, Uden en Veghel tot samenvoeging.

– december 1995. Beschikbaarstelling van f 500 000 voorbereidingskrediet, voorbesproken in de commissies van Boekel, Uden en Veghel

– februari 1996. Congruente beslissingen in de gemeenteraden van Boekel, Uden en Veghel tot samenvoeging (Boekel 13/0, Veghel 16/7 en Uden 15/10 stemmen van de raad), voorbesproken in de commissies van Boekel, Uden en Veghel

– september 1996: Beschikbaarstelling f 500 000 voorbereidingskrediet, voorbesproken in de commissies

– januari 1997: Congruente besluitvorming in raden Boekel, Uden en Veghel over het integrale voorstel betreffende de toekomstige bestuurlijke en ambtelijke huisvesting in Uden alsmede voorstellen voor de renovatie van de andere gemeentehuizen, met een totale investering van f 24 mln.; dit integrale voorstel werd door alle drie de gemeenteraden met enthousiasme ontvangen.

Er kan derhalve worden gesproken over een voldoende bestuurlijk draagvlak. Dit draagvlak is in Boekel en Veghel sedertdien niet gewijzigd. Als gevolg van een andere opstelling van de fractie van de VVD in de gemeenteraad van Uden (5 van de 25 zetels) op 24 april jl. is de vrijwillige samenwerking aan de voorgenomen herindeling herroepen en worden de voorbereidingen van de samenvoeging opgeschort. Het bestuurlijk draagvlak is derhalve sinds eind april uitsluitend in Uden verminderd. Er is inmiddels echter wel steun aan het voorstel gegeven door provinciale staten, kabinet zowel als door de Tweede Kamer.

Ten aanzien van het draagvlak bij de burgers is het beeld niet eenduidig.

Volgens het NIPO onderzoek dat eind 1996 is uitgevoerd naar het draagvlak voor de samenvoeging bij zowel de inwoners als het bedrijfsleven in Boekel, Uden en Veghel zijn er weliswaar meer tegenstanders dan voorstanders voor de samenvoeging, vooral in de kerkdorpen, maar een groot deel van die bevolking (vier tot vijf op de tien) staat er «neutraal» tegenover. Een meerderheid verwacht dat de fusie negatieve gevolgen zal hebben voor de gemeentelijke belastingen en heffingen; dit idee leeft vooral in Veghel (66%) en in de kerkdorpen (75%). De werkgelegenheidseffecten worden daarentegen neutraal of gematigd positief ingeschat. Over de economische effecten in zijn algemeenheid zijn de burgers nog positiever: eenderde deel tot de helft van de inwoners denkt dat de economische situatie zal verbeteren. Dat het voor de burger moeilijk is om de gevolgen van het samengaan in te schatten komt duidelijk naar voren bij de vragen over de informatievoorziening: men heeft vooral het gevoel onvoldoende informatie over gevolgen van de fusie te hebben.

Het bedrijfsleven is overwegend positief gestemd rond de fusie vanwege de verwachte positieve effecten op het gebied van de infrastructuur en het economisch klimaat. Evenals de burger verwachten de ondernemers dat een nieuwe gemeente daadkrachtiger zal kunnen optreden dan de huidige gemeenten. Daarentegen zijn de ondernemers massaal bevreesd voor een toename van de gemeentelijke belastingen en heffingen: maar liefst driekwart vreest een stijging. Ook hier heerst ontevredenheid over de informatievoorziening.

De betrokken gemeentebesturen hebben via publicaties in de gebruikelijke bladen gewezen op de inspraakmogelijkheid voor de betrokken burgers. Die inspraakmogelijkheden waren in de eerste plaats schriftelijke reactie aan de gemeenteraad, in de tweede plaats het contact opnemen met de gemeenteraadsleden en ten derde het inspreken tijdens de openbare commissievergaderingen. Tevens hebben de drie gemeenten samen een herindelingskrant huis aan huis verspreid in januari 1996. Op de raadsvergadering op 15 februari 1996 is door de verschillende colleges gemotiveerd ingegaan op de bij de colleges bekende inspraakreacties.

Om de belangstelling voor de samenvoeging onder de burgers te vergroten en de ontbrekende informatie te verstrekken is besloten om naast de verspreiding van de drie reeds genoemde herindelingskranten een serie informatie- en discussieavonden voor de inwoners te organiseren.

Financiën

De leden van de fractie van de VVD vroegen zich af wat de financiële consequenties zijn van dit voorstel. Is er een kosten-baten analyse gemaakt? Klopt het dat nogal wat gemeenschapsgeld is besteed aan de verkoop van het idee van herindeling?

Verbetert de financiële positie van de drie gemeenten na de samenvoeging?

Ook de leden van de fractie van het CDA wilden weten of er een goede kosten-baten analyse, ook van immateriële voor- en nadelen, is gemaakt. Welke kosten zijn ten behoeve van de samenvoeging gedaan en welke komen nog? Wat zijn de herhuisvestingskosten, zo wilden zij voorts weten. Is er rekening gehouden met de wachtgelden?

Tot slot vroegen zij zich af of het juist is dat ik een premie in het vooruitzicht heb gesteld van 30 miljoen.

Om met het laatste te beginnen: er zal voor onderhavige gemeentelijke herindeling op verzoek van de Tweede Kamer de overgangsregeling gelden die, in verband met de beëindiging van de verfijning gemeentelijke indeling, is aangekondigd in de memorie van toelichting bij de Invoeringswet Financiële-verhoudingswet (kamerstukken II 1995/96, 24 553, nr. 3, blz. 3). Bij motie (kamerstukken II 1995/96, 24 552 en 24 553, nr. 23) heeft de Tweede Kamer geconstateerd dat de herindelingen van Boekel en Vierlingsbeek rechtstreeks voortvloeien uit de parlementaire behandeling van het herindelingsplan Noord-Brabant Noordoost in september 1993. De Kamer heeft mij daarbij verzocht het daarheen te leiden dat in dit bijzondere geval, waaraan geen precedentwerking te ontlenen valt, nog de verfijningsystematiek zoals die gold bij de oude Financiële Verhoudingswet wordt toegepast. Naar aanleiding van deze motie is in het Invoeringsbesluit Financiële-verhoudingswet bepaald dat het overgangsregime ook van toepassing is op de wijziging van de indeling van de gemeenten Boekel en Vierlingsbeek. Voorwaarde hierbij is wel dat de datum van herindeling uiterlijk 1 januari 1998 zal zijn.

De nieuw te vormen gemeente Uden-Veghel zal naar verwachting voor alle drie de onderdelen van de verfijning wijziging gemeentelijke indeling een uitkering ontvangen.

Het onderdeel aflopende uitkering is geraamd op f 0,9 miljoen, zijnde de vermindering van de algemene uitkering als gevolg van de samenvoeging van de gemeenten Uden, Boekel en Veghel. Voor dit onderdeel geldt dat het eerste jaar 100% wordt vergoed, het tweede jaar 80%, enz. De onderdelen «startbijdrage» en «wachtgelden», die gedurende vijf jaar worden verstrekt, zijn geraamd op f 3,2 miljoen respectievelijk f 2,6 miljoen per jaar. Voor de jaren 1998 t/m 2002 krijgt de nieuwe gemeente – uitgaande van een totaal aantal inwoners van ongeveer 80 000 – dus een bedrag van gemiddeld f 100,– per inwoner per jaar uit hoofde van de verfijningsuitkering.

Het genoemde bedrag van ongeveer f 30 mln over vijf jaar heeft een indicatief karakter. Definitieve bedragen kunnen nog niet worden gegeven, omdat bijvoorbeeld de fysieke gegevens, de bedragen per eenheid voor de verschillende uitkeringsonderdelen, de uitkeringsfactor en de begrotingspositie van de gemeenten veranderingen ondergaan in de periode tot de datum van de herindeling. De algemene uitkering wordt uiteindelijk op grond van de definitieve gegevens vastgesteld volgens de dan vigerende regels voor de verdeling van het gemeentefonds.

Inmiddels zijn in het kader van de samenvoeging kosten gemaakt ten bedrage van ongeveer f 4 mln. Voor de volgende onderdelen:

+ kredietenf 2 000 000
+ huisvestingf   750 000
+ tijdelijk personeelf 1 200 000

Met de uitgave van dit bedrag en met de uitvoering van daarmee corresponderende activiteiten hebben de gemeenten tot uitdrukking willen brengen dat er belang wordt gehecht aan het voortvarend voorbereiden van de samenvoeging.

Voor de huisvesting van het bestuur en de ambtelijke diensten zijn plannen ingediend en goedgekeurd ten bedrage van f 26 mln. inclusief exploitatiekosten; voor deze bouw was al een bedrag gereserveerd van f 9,5 mln, zodat de extra benodigde investeringsruimte f 16,5 mln. bedraagt.

Alle inmiddels bekende kosten die rechtstreeks voortvloeien uit het fusieproces kunnen gefinancierd worden uit de eerder genoemde Verfijningsuitkering.

In het kader van de fusievoorbereidingen is door de gemeenten een Sociaal Statuut vastgesteld, waarin is neergelegd dat voor alle huidige medewerkers in vaste dienst een functie in de nieuwe organisatie wordt bestemd, zodat geen gedwongen ontslagen aan de orde zijn. Niettemin is rekening gehouden met ruimte voor uit te keren wachtgelden ten bedrage van circa f 3 mln.

De bij de herindeling betrokken gemeenten hebben in 1996 activiteiten ondernomen om de bevolking nadrukkelijker te betrekken bij de vorming van de nieuwe gemeente; voor het communicatie traject is een bedrag van ongeveer f 345 000 uitgegeven voor onder meer externe communicatie-adviezen, de organisatie van de informatie-avonden, vervaardiging herindelingskranten, inschakeling lokale TV-omroep voor uitzending van deze avonden, vervaardiging videoband over het Gemeenteprofiel en de vervaardiging van een beursstand en ander voorlichtingsmateriaal. Voor de immateriële voor- en nadelen van de herindeling verwijs ik naar de paragraaf : Inhoud van het voorstel.

De drie gemeenten hebben ieder afzonderlijk een gezonde financiële huishouding; duidelijk is dat de financiën niet de reden zijn geweest voor de samenvoeging. Naar verwachting zal er ook na de samenvoeging een solide financiële situatie bestaan.

Tot slot

De leden van de fractie van het CDA vroegen mij een vergelijking te maken tussen wetsvoorstel en een samenvoeging waarbij Uden zelfstandig blijft. Dat is voor mij niet goed mogelijk. Ik heb al in de richting van de Tweede Kamer gezegd dat voor mij een samenvoeging van Boekel met een van beide fusiepartners niet eerder aan de orde is geweest. Juist gelet op het bestaande draagvlak was er voor mij absoluut geen aanleiding om tegen een voorstel in te gaan dat zowel de instemming van de betrokken gemeenten als gedeputeerde en provinciale staten heeft. De door de leden gevraagde samenvoeging zou opnieuw in alle aspecten moeten worden onderzocht. Een totaal nieuw voorstel vraagt bovendien een totaal nieuwe procedure.

In antwoord op de vraag van de leden van de fractie van het CDA, kan ik u meedelen dat de drie gemeenten 1186 agrarische bedrijven telden volgens de landbouwtelling in 1996 van het CBS, Sector Landbouw te Voorburg. De omvang van de veestapel, bedroeg in datzelfde jaar ruim 2,6 mln stuks. De mestproductie was in 1994 (de laatste beschikbare gegevens) ruim 650 000 000 kg.

Heeft de minister van Binnenlandse Zaken zich bij de benoeming van burgemeesters na de herindelingen in Midden en West Brabant (mede) georiënteerd op een politieke verdeelsleutel, vroegen dezelfde leden. Zo ja wordt er bij de thans aanhangige gemeentelijke herindelingen op een soortgelijke manier gehandeld?

Hoe ziet de beoogde verdeling er dan uit?

In het antwoord op kamervragen van de heer Poppe (TK, 1996/97, aanhangsel 819) is aangegeven dat de Tweede Kamer bij het nota-overleg op 1 april 1996 (kamerstukken II, 1995/96, nr. 21 427, nr 143) heeft ingestemd met de door het kabinet gekozen lijn waarbij de minister van Binnenlandse Zaken naast het advies van de vertrouwenscommissie en de aanbeveling van de commissaris van de Koningin, ook bovenlokale elementen in zijn afweging bij de voordracht aan de Koningin zal betrekken. Het gaat hierbij om de elementen voorkeursbeleid, politieke spreiding en loopbaanbeleid voor burgemeesters inclusief het doorstromingsbeleid. Deze elementen hebben ook bij de 27 benoemingen bij de herindelingen in Noord-Brabant per 1 januari 1997 een rol gespeeld en verschillende fractiespecialisten met burgemeestersbenoemingen in hun portefeuille, hebben indachtig deze lijn de aandacht hiervoor gevraagd. Deze lijn zal ook worden gevolgd bij komende herindelingen onder andere die in Drenthe, waarvoor in het najaar de procedures om tot een benoeming te komen in gang worden gezet. Het zal duidelijk zijn dat conclusies over een verdeling van de posten nog niet kunnen worden getrokken zolang deze procedures nog niet op gang zijn gebracht.

Conclusie

Ik heb een voorstel van de provincie ongewijzigd overgenomen dat op dat moment op grote steun van de betrokken gemeenten kon rekenen. Op het moment dat niet de gemeenten meer aan bod waren, maar het parlement, zegde een van de fracties in een van de raden de medewerking aan de voorbereiding van de samenvoeging op. Daarmee was het draagvlak in die gemeente in het geding. De Tweede Kamer concludeerde dat deze standpuntwijziging op een onjuist tijdstip kwam: men kan niet vrijblijvend en op elk willekeurig moment zijn of haar steun geven aan een voorstel en daarmee een zeer ingrijpend proces in gang zetten en die steun dan vervolgens intrekken. Ook het provinciebestuur zag geen aanleiding om door deze situatie van standpunt te veranderen. Zoals gedeputeerde staten in hun brief aan de Tweede Kamer van 29 mei jl. (zie bijlage 2)1 aangaven, zijn in het voorbereidingsproces andere alternatieven gaandeweg buiten zicht geraakt of stuitten zij op nog grotere weerstanden blijkens de reacties. Gelet op de gevolgen die een eventueel verwerpen van dit voorstel heeft allereerst voor de gemeente Boekel, maar zeker ook voor de beide andere gemeenten en gelet op de intensieve voorbereiding die er al tegen grote inspanning en kosten zijn getroffen, doe ik een dringend beroep op de Eerste Kamer om zijn goedkeuring aan dit voorstel te geven. Het kan naar mijn stellige overtuiging de gemeente Boekel, die al zo'n tien jaar betrokken is bij het proces van herindeling, niet weer aangedaan kan worden, opnieuw in een periode van bestuurlijke onzekerheid terecht te komen. Er kan geen misverstand bestaan over de meer dan correcte wijze waarop de procedure is gevoerd. Ik ga ervan uit dat er voldoende inhoudelijke argumenten voor de samenvoeging zijn gepresenteerd, die uiteindelijk doorslaggevend zijn voor de beoordeling van het voorstel. Ik spreek dan ook de hoop uit dat de Eerste Kamer, mede op basis van de door mij gegeven reacties op de vele vragen, met het voorstel zal instemmen.

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken,

A. G. M. van de Vondervoort


XNoot
1

De bijlagen zijn ter inzage gelegd op het Centraal Informatiepunt onder griffienr. 119995.12

XNoot
1

De bijlagen zijn ter inzage gelegd op het Centraal Informatiepunt onder griffienr. 119995.12

Naar boven