25 020
Goedkeuring van het op 27 juni 1989 te Genève tot stand gekomen Verdrag betreffende inheemse en in stamverband levende volken in onafhankelijke landen (Verdrag nr. 169 aangenomen door de Internationale Arbeidsconferentie in haar zesenzeventigste zitting)

nr. 299
VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR ONTWIKKELINGSSAMENWERKING1

Vastgesteld 24 juni 1997

De leden van de vaste commissie voor Ontwikkelingssamenwerking belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel wensten de volgende opmerkingen te maken en vragen te stellen.

De leden van de VVD-fractie hadden kennis genomen van de inhoud van het verdrag en wensten de regering de volgende twee vragen te stellen.

1. De Raad van State acht in zijn advies ten aanzien van bovengenoemd verdrag de in de toelichtende nota door de regering gegeven motivering, onvoldoende. Deze Raad stelt in dit verband: «Het College wijst allereerst op het feit, dat bij de (organisaties van) inheemse volken zelf grote bezwaren tegen het verdrag bestaan...» In de nota naar aanleiding van het verslag van de Tweede Kamer stelt de regering: dat ondergetekenden niet verwachten «dat het verdrag zal leiden tot verergering van de discriminatie van inheemse volken of anderszins in hun nadeel zal uitwerken».(p. 2) Deze leden achtten deze verwachting van de regering een negatief getinte uitspraak, die de bezwaren van de Raad van State, die de VVD deelt, niet vermindert. Graag vernamen zij de mening van de regering hierover.

2. Het verdrag voorziet niet in een geschillenregeling, met betrekking tot de eigendomsrechten. De kritiek van de vertegenwoordigers van inheemse volken draait in essentie om het punt van de rechtsbescherming: «die nog steeds niet zo is geregeld, dat bijvoorbeeld bodemexploitatie en gedwongen verwijdering van de grond, die zij bewonen en gebruiken onmogelijk wordt» ( ), zegt de regering in zijn nota aan de Tweede Kamer. (p. 5)

De Raad van State betreurt de onvolkomenheden van het verdrag. De VVD-fractie volgt daarin de Raad van State. De regering is van mening dat het onderhavige verdrag het best haalbare resultaat was en een verbetering inhoudt ten opzichte van verdrag no. 107.

De leden van de VVD-fractie vonden deze typering weinig hoopgevend en bemoedigend voor de inheemse volken. Hoe kijkt de regering hier tegen aan, zo vroegen zij.

Het voorstel tot goedkeuring van ILO-verdrag nr. 169 voor Nederland riep bij de leden van de CDA-fractie bedenkingen en vragen op. Enerzijds onderkenden zij de waarde van verbeteringen in vergelijking met Verdrag nr. 107, anderzijds stelden zij vast dat het voorliggende verdrag een aantal duidelijke tekortkomingen vertoont in vergelijking tot wat naar de huidige stand van de internationale rechtsontwikkeling in het belang van inheemse volkeren mag worden verlangd. Daarbij wezen de leden van de CDA-fractie in het bijzonder op de onderschikking aan nationale rechtsstelsels, ook waar het gaat om de mogelijkheden van een alleszins legitiem juridisch pluralisme, en om het ontbreken van een verankering van ontwikkelingsmogelijkheden van inheemse volkeren op basis van duurzame zeggenschap over natuurlijke hulpbronnen. Verder wezen deze leden op de noodzaak om binnen de staten aan inheemse volkeren voldoende middelen ter beschikking te stellen om evidente ongelijkheden te verminderen; verdragen en wetten zijn daarvoor niet voldoende. Bedenkingen roept tenslotte de blijvende afwijzing van rechten op zelfbeschikking op, ook in de beperkte vorm van een aanspraak op de toekenning van een autonome status.

De argumenten die de regering hiertegenover stelt betreffen met name de internationaal-politieke betekenis van een bekrachtiging door het Koninkrijk. De leden van de CDA-fractie achtten daarmee niet verenigbaar dat de goedkeuring wordt beperkt tot een van de landen van het Koninkrijk, waarbij juist die delen van het Koninkrijk die geografisch en cultureel het nauwst verbonden zijn met landen met inheemse volkeren afzijdig blijven. Deze leden vroegen dan ook om een oordeel van de Koninkrijksregering als geheel over de wenselijkheid van toetreding tot het verdrag.

Na enkele opmerkingen wilden de leden van de fractie van GroenLinks een vijftiental vragen aan de regering voorleggen. Zij merkten op, dat tijdens de behandeling van het IAO-Verdrag 169 inzake inheemse volken in de Tweede Kamer een aantal punten, mede door de afwezigheid van de minister van Buitenlandse Zaken, niet voldoende aan de orde zijn gekomen.

Sinds enige tijd vigeert het VN-Decennium voor Inheemse Volken (1995–2004). De Nederlandse regering heeft in 1993 de Beleidsnotitie Inheemse Volken in het Buitenlandse Beleid en de Ontwikkelingssamenwerking opgesteld. Hier, in de Eerste Kamer gaat het vooral om de toetsing van het onderhavige IAO-Verdrag 169. Echter dat gegeven biedt ook de gelegenheid om het Nederlands beleid ten aanzien van inheemse volken in het buitenlandse beleid en in de ontwikkelingssamenwerking voor het eerst in deze Kamer te bespreken. Daarbij doet zich voor deze leden de vraag voor of het zogeheten laagvliegverdrag en andere overeenkomsten niet strijdig zijn met het IAO-Verdrag. Zij vroegen vervolgens:

1. Welke activiteiten onderneemt de Nederlandse regering om de positie van inheemse volken ook bij andere VN-organen, zoals de Wereld Gezondheidsorganisatie, de World Intellectual Property Organisation, het United Nations Development Programme, de Wereld Voedsel Organisatie, de Commissie voor Duurzame Ontwikkeling, de Mensenrechtencommissie, etc. te bevorderen?

2. In na 1993 verschenen notities van de Nederlandse regering met duidelijke raakvlakken met de positie van inheemse volken, zoals de Voortgangsnotitie over het mensenrechtenbeleid, en de Herijkingsnotitie wordt geen nader beleid geformuleerd met betrekking tot de rechtsbescherming van inheemse volken.

Welke consistentie heeft het Nederlandse beleid inzake inheemse volken?

3. Wat heeft Nederland tot op heden gedaan ter bevordering van een spoedige aanname van de Ontwerp VN-Verklaring van de Rechten van de Inheemse Volken? Kan de regering in dit verband verklaren waarom zij in VN-fora met betrekking tot inheemse volken zich low-profile opstelt, in die zin dat Nederland zelden het woord voert op dit punt, zoals bijvoorbeeld jl. april bij de behandeling van agendapunt 24 «Indigenous Issues» van de VN-Mensenrechtencommissie? Wat is in dezen het beleid van de Nederlandse regering?

4. In zijn antwoord aan de Tweede Kamer spreekt de minister voor Ontwikkelingssamenwerking over «chaos in de internationale verhoudingen» die zou zijn ontstaan sinds president Wilson in maart 1919 het recht op zelfbeschikking aan de orde stelde.

Zou de regering kunnen aangeven op welke chaos hier wordt gedoeld en welke relatie er is tussen die situatie en de toekenning van extern zelfbeschikkingsrecht aan inheemse volken?

Denkt de regering dat in situaties waar een verlangen naar externe zelfbeschikking bestaat dat verlangen zal afnemen door aan de betreffende volken het recht daartoe te onthouden? Is het niet juist veel beter om te proberen daarvoor internationale spelregels en mechanismen te ontwikkelen om daarmee gewapende conflicten te voorkomen dan wel te laten afnemen?

5. Zullen de resultaten van de bevordering van ratificatie van IAO-Verdrag 169 door andere staten ook onderdeel uitmaken van de voortgangsnotities over het Nederlandse beleid ten aanzien van inheemse volken?

6. Waarop baseert de minister voor Ontwikkelingssamenwerking zijn uitspraak tijdens het Tweede Kamerdebat dat aan het eind van dit jaar het Permanente Forum van de VN voor inheemse volken zal zijn ingesteld? Zal dat het standpunt zijn dat Nederland actief zal uitdragen tijdens de tweede VN-workshop hierover van 30 juni tot 2 juli a.s. in Santiago in Chili?

7. Heeft de minister voor Ontwikkelingssamenwerking al besloten het «Human Right Fund for Indigenous Peoples» financieel te ondersteunen?

8. In 1995 en 1996 werd het Nederlands Centrum voor Inheemse Volken (NCIV) financieel ondersteund door het Directoraat-Generaal Internationale Samenwerking.

Vooralsnog is niet duidelijk of het NCIV nog langer op deze steun kan rekenen.

Het NCIV heeft zich intussen twee maal schriftelijk tot de minister voor Ontwikkelingssamenwerking gewend met een verzoek om opnieuw ondersteund te worden. Het voortbestaan van de organisatie, die in Nederland al ruim vijfentwintig jaar opkomt voor de bevordering van de rechten van inheemse volken, is daarmee direct in het geding.

Kan de minister hierover uitsluitsel geven?

9. De vraag hoe de Nederlandse regering denkt over teruggave van inheems erfgoed (zoals heilige voorwerpen) die zich momenteel in musea in Nederland bevinden en over het verlenen van juridische bijstand hierin is in de Tweede Kamer niet beantwoord. Wat is daarin het standpunt van de Nederlandse regering?

10. Internationale verdragen zoals dit IAO-Verdrag, het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten en het Internationaal Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten bieden inheemse volken en inheemse burgers de mogelijkheid om klachten in te dienen. Vaak moet men daarvoor eerst een jarenlang en kostbaar proces in eigen land doorlopen, waarvoor vaak de financiële middelen ontbreken. Biedt de regering inheemse volken financiële en juridische ondersteuning daarbij?

11. Is het onlangs gesloten zogeheten laagvliegverdrag met Canada niet in strijd met het IAO-Verdrag 169 en andere internationale afspraken en verdragen zoals het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten, het Internationaal Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten en de verplichtingen die Nederland heeft met betrekking tot Agenda 21?

12. Kan de regering aangeven welke juridische of andere mogelijkheden de Innu hebben om zich te verzetten tegen het onlangs gesloten laagvliegverdrag?

13. De leden van de fractie van GroenLinks hadden vernomen dat de regering als voorzitter van de Europese Unie het initiatief heeft genomen om tot een aanzet van een EU-beleid ten aanzien van inheemse volken te komen. Zij juichten dit zeer toe. Wat is er precies afgesproken? Zijn andere (EU-)landen inmiddels toegetreden tot het IAO-Verdrag?

14. Zijn er naast het laagvliegverdrag en het bontinvoerverbod nog andere internationale overeenkomsten en verdragen die mogelijk in strijd zijn met dit IAO-Verdrag of het Nederlands beleid ten aanzien van inheemse volken?

15. Heeft de regering al meer informatie over de inheemse conferentie dit najaar in Rotterdam? Ondersteunt zij deze bijeenkomst? Heeft zij hierover overleg gevoerd met andere Nederlandse organisaties die inheemse volken ondersteunen zoals het NCIV?

Vertrouwende dat deze vragen tijdig zullen worden beantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over het onderhavige wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie,

Gelderblom-Lankhout

De griffier van de commissie,

Baljé


XNoot
1

Samenstelling: Schuurman (RPF), Gelderblom-Lankhout (D66) (voorzitter), Van Dijk (CDA), Van Gennip (CDA), Roscam Abbing-Bos (VVD), Lycklama à Nijeholt (PvdA), Le Poole (PvdA), Varekamp (VVD), Hirsch Ballin (CDA), Luijten (VVD) en Zwerver (GL).

Naar boven