nr. 145g
MOTIE VAN HET LID JAARSMA C.S.
Voorgesteld 25 februari 1997
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende, dat bij de behandeling van de nOSV in 1995 werd gestipuleerd
dat deze betrekking had op een overgangsfase, hetgeen onder meer bleek uit
een horizonbepaling;
overwegende, dat de OSV97 wederom wordt beschouwd als een «tussenstap»,
maar desalniettemin geen horizonbepaling bevat;
voorts overwegende, dat het ongewenst moet worden geacht dat, op het moment
van definitieve besluitvorming, van de gegroeide situatie afwijkende beleidsrichtingen
de facto onmogelijk zijn, respectievelijk niet kunnen worden gerealiseerd
anders dan tegen aanzienlijke maatschappelijke kosten;
verzoekt de regering, vóór de onderhandelingen tussen het
Landelijk instituut sociale verzekeringen en de uitvoeringsinstellingen over
de eerstvolgende nieuwe contracten, de ontwikkeling van de uitvoeringsstructuur
van de sociale verzekeringen in ieder geval te evalueren op:
– de mate waarin de beoogde waterdichte scheiding tussen publiek
en privaat in de praktijk wordt geëffectueerd;
– de mate van interdependentie tussen activiteiten van A- en B-poten
binnen holdings;
– de invloed hiervan op de hoogte van de uitvoeringskosten van de
publieke taken;
– de mate waarin de situatie voldoet aan het Europese mededingingsrecht
en de verankering daarvan in de Nederlandse wetgeving;
verzoekt de regering voorts, terzake consequenties te trekken met betrekking
tot algemene maatregelen van bestuur inzake het uitvoeringskader, de erkenningsregeling
en het handhavingsinstrumentarium, zodanig dat de nieuwe contracten binnen
deze kaders moeten worden vormgegeven,
en gaat over tot de orde van de dag.
Jaarsma
Heijmans
Gelderblom-Lankhout
Veling