24 681
Wijziging van de Wet op de jeugdhulpverlening in verband met medezeggenschap

nr. 230
GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET

18 maart 1997

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is wettelijke regels te stellen ter bevordering van de medezeggenschap van cliënten in de jeugdhulpverlening en jeugdbescherming en in verband daarmee een nieuw hoofdstuk VIII A in de Wet op de jeugdhulpverlening op te nemen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

In de Wet op de jeugdhulpverlening wordt een nieuw hoofdstuk VIII A opgenomen, dat als volgt luidt:

HOOFDSTUK VIII A. CLIËNTENRADEN

Artikel 45a

1. Uitvoerders en voogdij- en gezinsvoogdij-instellingen stellen een cliëntenraad in, die binnen het kader van de doelstellingen van de voorziening of instelling de gemeenschappelijke belangen van de cliënten behartigt. De verplichting tot het instellen van een cliëntenraad geldt voor een uitvoerder ten aanzien van elke door hem in stand gehouden voorziening.

2. De uitvoerder en de voogdij- en gezinsvoogdij-instelling regelen schriftelijk:

a. het aantal leden van de cliëntenraad, de wijze van benoeming, welke personen tot lid kunnen worden benoemd en de zittingsduur van de leden;

b. de materiële middelen van de voorziening of instelling, waarover de cliëntenraad ten behoeve van zijn werkzaamheden kan beschikken;

3. De in het tweede lid bedoelde regeling is zodanig dat de cliëntenraad:

a. redelijkerwijze representatief kan worden geacht voor cliënten en

b. redelijkerwijze in staat kan worden geacht hun gemeenschappelijke belangen te behartigen.

4. In de cliëntenraad wordt voorzien in ten minste twee plaatsen voor jeugdigen, tenzij de uitvoerder of de voogdij- of gezinsvoogdij-instelling aantoont dat dit niet aangewezen is.

5. Onder cliënt wordt in dit hoofdstuk in ieder geval verstaan: de jeugdige, de ouder, de voogd, de stiefouder en de pleegouder.

6. De cliëntenraad regelt schriftelijk zijn werkwijze met inbegrip van zijn vertegenwoordiging in en buiten rechte.

7. De kosten van het voeren van rechtsgedingen door de cliëntenraad, zoals bedoeld in artikel 45j, tweede lid, komt slechts ten laste van de uitvoerder of de voogdij- en gezinsvoogdij-instelling indien deze van de te maken kosten vooraf in kennis is gesteld.

8. Na vaststelling van de in het tweede lid bedoelde regeling treft de uitvoerder of de voogdij- en gezinsvoogdij-instelling de voorzieningen die op grond van die regeling noodzakelijk zijn voor de benoeming van de leden van de cliëntenraad. De uitvoerder en de instelling treffen de bedoelde voorzieningen opnieuw telkens wanneer de cliëntenraad gedurende twee jaren niet heeft gefunctioneerd wegens het ontbreken van het in de regeling vastgestelde aantal leden.

Artikel 45b

De bepalingen van dit hoofdstuk gelden niet voor de inrichtingen voor justitiële kinderbescherming, bedoeld in hoofdstuk XIV van deze wet.

Artikel 45c

1. De uitvoerder en de voogdij- en gezinsvoogdij-instelling stellen de cliëntenraad in ieder geval in de gelegenheid advies uit te brengen over elk voorgenomen besluit dat de voorziening of de instelling betreft, inzake:

a. een wijziging van de doelstelling of de grondslag;

b. het overdragen van de zeggenschap of fusie of het aangaan of verbreken van een duurzame samenwerking met een andere voorziening of instelling;

c. een gehele of gedeeltelijke opheffing, verhuizing of ingrijpende verbouwing van de voorziening of de instelling;

d. een belangrijke wijziging in de organisatie;

e. een belangrijke inkrimping, uitbreiding of andere wijziging van de werkzaamheden;

f. het benoemen van personen die rechtstreeks de hoogste zeggenschap zullen uitoefenen bij de leiding van arbeid in de voorziening of de instelling;

g. de begroting en de jaarrekening;

h. het algemeen beleid inzake de toelating van cliënten en de beëindiging van de hulpverlening aan cliënten;

i. voedingsaangelegenheden van algemene aard en het algemeen beleid op het gebied van de veiligheid, de gezondheid of de hygiëne en de geestelijke verzorging van en maatschappelijke bijstand aan cliënten;

j. de systematische bewaking, beheersing of verbetering van de kwaliteit met betrekking tot de aspecten hulpverleningsmethodieken, organisatie, professionaliteit en materiële voorzieningen;

k. de vaststelling of wijziging van een regeling inzake de behandeling van klachten van cliënten en het aanwijzen van personen die belast worden met de behandeling van klachten van cliënten;

l. wijziging van de regeling, bedoeld in artikel 45a, tweede lid, en de vaststelling of wijziging van andere voor cliënten geldende regelingen;

m. recreatiemogelijkheden en ontspanningsactiviteiten voor cliënten;

n. wijziging van het op grond van de artikelen 35, eerste lid, onder h, en 60, vierde lid, door de uitvoerder en de voogdij- en gezinsvoogdij-instelling vastgestelde werkplan, voor zover het aangelegenheden betreft die niet reeds zijn begrepen in het bepaalde onder a tot en met k, m en o van dit lid;

o. het belasten van personen met de leiding van een onderdeel van de voorziening, waarin gedurende het etmaal zorg wordt verleend aan jeugdigen die in de regel langdurig in die voorziening verblijven.

2. Het advies wordt op een zodanig tijdstip gevraagd, dat het van wezenlijke invloed kan zijn op het te nemen besluit.

3. De cliëntenraad is bevoegd de uitvoerder of de voogdij- en gezinsvoogdij-instelling ook ongevraagd te adviseren inzake de in het eerste lid genoemde en andere onderwerpen, die voor de cliënten van belang zijn.

Artikel 45d

1. De uitvoerder en de voogdij- en gezinsvoogdij-instelling nemen geen van een schriftelijk door de cliëntenraad uitgebracht advies afwijkend besluit dan nadat daarover, voor zover dat redelijkerwijs mogelijk is, ten minste eenmaal met de cliëntenraad overleg is gepleegd.

2. De uitvoerder en de voogdij- en gezinsvoogdij-instelling doen van een besluit inzake een onderwerp waarover de cliëntenraad schriftelijk advies heeft uitgebracht, schriftelijk, en voor zover zij van het advies afwijken onder opgave van redenen, mededeling aan de cliëntenraad.

Artikel 45e

1. De uitvoerder en de voogdij- en gezinsvoogdij-instelling verstrekken de cliëntenraad tijdig en, desgevraagd, schriftelijk alle inlichtingen en gegevens die deze voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig heeft.

2. De uitvoerder en de voogdij- en gezinsvoogdij-instelling verstrekken de cliëntenraad voorts ten minste eenmaal per jaar mondeling of schriftelijk algemene gegevens omtrent het beleid dat in het verstreken tijdvak is gevoerd en in het komende jaar zal worden gevoerd.

Artikel 45f

1. De uitvoerder en de voogdij- en gezinsvoogdij-instelling kunnen aan de cliëntenraad schriftelijk verdergaande bevoegdheden dan de in dit hoofdstuk genoemde toekennen. Een zodanig besluit wordt schriftelijk aan de cliëntenraad medegedeeld.

2. De uitvoerder en de voogdij- en gezinsvoogdij-instelling stellen de cliëntenraad in de gelegenheid advies uit te brengen over een voornemen een besluit te nemen als bedoeld in het eerste lid en over het voornemen een zodanig besluit te wijzigen. Artikel 45d is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 45g

1. Indien de voorziening of de voogdij- of gezinsvoogdij-instelling een rechtspersoon is als bedoeld in artikel 3 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, voorzien de statuten in een regeling die waarborgt dat de cliënten invloed kunnen uitoefenen op de samenstelling van het bestuur. De bedoelde regeling houdt ten minste in dat één bestuurslid wordt benoemd op bindende voordracht van de cliëntenraad of cliëntenraden, tenzij deze van de mogelijkheid een voordracht te doen, geen gebruik heeft onderscheidenlijk hebben gemaakt.

2. Het eerste lid is niet van toepassing indien het bestuur van een voorziening of een voogdij- en gezinsvoogdij-instelling bestaat uit één of meer personen die deze functie uitoefent of uitoefenen op grond van een arbeidsrelatie waaraan een geldelijke beloning is verbonden. In dat geval is het eerste lid van overeenkomstige toepassing op de samenstelling van het orgaan dat is belast met het toezicht op of goedkeuring van besluiten van het bestuur.

Artikel 45h

De uitvoerder en de voogdij- en gezinsvoogdij-instelling stellen jaarlijks een schriftelijk verslag op over de wijze waarop door hen dit hoofdstuk is toegepast.

Artikel 45i

1. De uitvoerder en de voogdij- en gezinsvoogdij-instelling maken binnen tien dagen na de vaststelling openbaar:

a. het jaarverslag;

b. op schrift gestelde uitgangspunten voor het beleid, waaronder begrepen de algemene criteria, welke bij de hulpverlening worden gehanteerd;

c. de notulen dan wel de besluitenlijst van de vergaderingen van het bestuur, voor zover deze algemene beleidszaken betreffen;

d. een regeling inzake de behandeling van klachten van cliënten en andere voor cliënten geldende regelingen, alsmede een regeling als bedoeld in artikel 45a, tweede lid;

e. het verslag, bedoeld in artikel 45h.

2. De openbaarmaking geschiedt door de stukken voor cliënten ter inzage te leggen en hun op verzoek daarvan afschriften te verstrekken.

3. Van de terinzagelegging wordt mededeling gedaan op de in de voorziening of de instelling voor het doen van mededelingen aan cliënten gebruikelijke wijze.

4. Voor het op verzoek verstrekken van afschriften kan een tarief in rekening worden gebracht, ten hoogste gelijk aan de kostprijs, tenzij ten aanzien van de instelling de Wet openbaarheid van bestuur van toepassing is.

Artikel 45j

1. De uitvoerder en de voogdij- en gezinsvoogdij-instelling stellen in overeenstemming met de cliëntenraad of cliëntenraden een uit drie leden bestaande commissie van vertrouwenslieden in, waarvan een lid door hen wordt aangewezen, een lid door de cliëntenraad of cliëntenraden kan worden aangewezen en een lid door de beide andere leden wordt aangewezen, of wijzen een door een of meer cliëntenorganisaties en een of meer organisaties van voorzieningen of voogdij- en gezinsvoogdij-instellingen ingestelde commissie van vertrouwenslieden aan, die tot taak heeft te bemiddelen en zonodig een bindende uitspraak te doen op verzoek van de cliëntenraad, indien de uitvoerder of de instelling ten aanzien van een onderwerp, genoemd in artikel 45c, eerste lid, onder k en l, waarover door de cliëntenraad een schriftelijk advies is uitgebracht, een van dat advies afwijkend besluit wenst te nemen.

2. De cliëntenraad en iedere cliënt van de voorziening of de voogdij- en gezinsvoogdij-instelling kan de kantonrechter van de woonplaats van de uitvoerder of de instelling schriftelijk verzoeken de uitvoerder of de instelling te bevelen de artikelen 45a, 45e, tweede lid, 45g, en 45h en het eerste lid van dit artikel na te leven. Een verzoeker die niet vooraf schriftelijk aan de uitvoerder of de instelling heeft verzocht te handelen overeenkomstig hetgeen in het verzoekschrift is verzocht en deze daarbij niet een redelijke termijn heeft gegeven om aan dat verzoek te voldoen, wordt niet-ontvankelijk verklaard.

3. De kantonrechter kan in zijn beschikking aan de uitvoerder of de voogdij- en gezinsvoogdij-instelling de verplichting opleggen bepaalde handelingen te verrichten of na te laten.

4. De bepalingen van de derde afdeling van de vijfde titel van het tweede boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zijn van overeenkomstige toepassing.

ARTIKEL II

1. Deze wet treedt in werking met ingang van de eerste dag van de tweede kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst, met dien verstande dat:

a. de uitvoerders en de voogdij- en gezinsvoogdij-instellingen uiterlijk drie maanden na het tijdstip van inwerkingtreding een regeling als bedoeld in artikel 45a, tweede lid, vaststellen;

b. de uitvoerders en de voogdij- en gezinsvoogdij-instellingen uiterlijk drie maanden nadat de onder a bedoelde regeling is vastgesteld, de voorzieningen treffen, die op grond van die regeling noodzakelijk zijn voor de benoeming van de leden van de cliëntenraad;

c. de artikelen 45c en 45d buiten toepassing blijven ten aanzien van besluiten, genomen voor de datum van benoeming van de leden van de cliëntenraad;

d. de statuten van de voorziening of de voogdij- of gezinsvoogdij-instelling uiterlijk zes maanden na het tijdstip van inwerkingtreding in overeenstemming zijn met artikel 45g.

2. Op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet treden tevens de artikelen 429a tot en met 429r van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in werking voor gedingen op grond van artikel 45j, tweede lid.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

De Staatssecretaris van Justitie,

Naar boven