nr. 213
GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat de Wet bijzondere opnemingen
in psychiatrische ziekenhuizen op een aantal punten wijziging behoeft;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen wordt als
volgt gewijzigd:
A
Artikel 10, vierde lid, komt te luiden:
4. De voorlopige machtiging heeft een geldigheidsduur van ten hoogste
zes maanden na haar dagtekening, onverminderd het bepaalde in de artikelen
48 en 49.
B
Artikel 20, vierde lid, komt te luiden:
4. Het ten uitvoer leggen van een krachtens het eerste lid gegeven beschikking
draagt de burgemeester op aan een of meer ambtenaren, aangesteld voor de uitvoering
van de politietaak, die zich voorzien van de bijstand van een of meer personen
met kennis van de zorg voor personen die gestoord zijn in hun geestvermogens.
De bedoelde ambtenaren kunnen daartoe elke plaats betreden waar de op te nemen
persoon zich bevindt, voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van
hun taak nodig is.
C
Artikel 27 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid worden de woorden «Indien de met overeenkomstige
toepassing van artikel 7 bevoegde officier van justitie» vervangen door:
Indien de officier van justitie.
2. Toegevoegd wordt een derde lid, luidende:
3. Bevoegd is de rechtbank van het arrondissement waarin het ziekenhuis
waarin de patiënt is opgenomen, is gelegen. Artikel 7, tweede lid, is
van overeenkomstige toepassing.
D
Artikel 51, derde lid, komt te luiden:
3. De artikelen 36 tot en met 41, 44, 56, 57 en 58 zijn van overeenkomstige
toepassing met betrekking tot personen die ter beschikking zijn gesteld met
bevel tot verpleging van overheidswege en met betrekking tot personen aan
wie de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen is opgelegd,
indien die verpleging dan wel de tenuitvoerlegging van die maatregel plaatsvindt
in een psychiatrisch ziekenhuis, niet zijnde een justitiële inrichting
voor verpleging van ter beschikking gestelden als bedoeld in artikel 90, quinquies,
tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht.
E
In artikel 54, tweede lid, onder b, worden de woorden «artikel 16,
tweede lid» vervangen door: artikel 16, derde lid.
F
In artikel 66, tweede lid, worden de woorden «ambtenaren van rijks-
of gemeentepolitie» vervangen door: ambtenaren, aangesteld voor de uitvoering
van de politietaak,.
G
Artikel 72 komt te luiden:
Artikel 72
De voordracht voor een krachtens artikel 14, 23, 37, 38, 39, 41, 44, 50,
58, 60 of 62 vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet gedaan
dan nadat het ontwerp in de Staatscourant is bekend gemaakt en aan een ieder
de gelegenheid is geboden om binnen vier weken na de dag waarop de bekendmaking
is geschied, wensen en bedenkingen ter kennis van Onze Minister te brengen.
Gelijktijdig met de bekendmaking wordt het ontwerp aan de beide kamers der
Staten-Generaal overgelegd.
ARTIKEL II
Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte
van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
De Minister van Justitie,