24 575
Wijziging van de Ambtenarenwet en de Militaire Ambtenarenwet 1931 in verband met het verrichten van nevenwerkzaamheden

nr. 36
VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR BINNENLANDSE ZAKEN EN DE HOGE COLLEGES VAN STAAT1

Vastgesteld 15 oktober 1996

Het voorbereidend onderzoek gaf de leden van de fractie van het CDA aanleiding tot het formuleren van de volgende vragen en opmerkingen.

Deze leden stelden het op prijs van de regering te vernemen, hoe in de huidige situatie het toezicht verloopt op nevenwerkzaamheden die de belangen van de dienst kunnen raken. In hoeveel gevallen is de afgelopen vijf jaren ten aanzien van rijksambtenaren wegens ongewenste nevenwerkzaamheden ingegrepen? Van welke aard waren de bezwaren? Zijn daaruit geschillen voortgekomen die aan de rechter zijn voorgelegd?

Voorts vroegen de aan het woord zijnde leden in hoeverre door de hoogste rijksambtenaren van de ministeries (secretarissen-generaal en directeuren-generaal) betaalde nevenwerkzaamheden worden verricht, welke beloningen en kostenvergoedingen daarvoor worden gegeven en in hoeverre deze aan die ambtenaren ten goede komen. Betreffen deze ook ondernemingen die op het beleidsterrein van het betrokken ministerie activiteiten ontplooien, al dan niet bij wijze van «overheidscommissariaat»? Om welke gevallen gaat het daarbij en zullen deze na aanvaarding van het wetsvoorstel aanleiding geven tot toepassing van de op het nieuwe onderdeel k van artikel 125, eerste lid, te baseren regels?

Vertrouwende dat bovenstaande vragen tijdig zullen worden beantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over het onderhavige wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie,

Grewel

De griffier van de commissie,

Hordijk


XNoot
1

Samenstelling: Postma (CDA), Holdijk (SGP), Van Dijk (CDA), Staal (D66), Grewel (PvdA), voorzitter, De Beer (VVD), Batenburg (AOV), Rensema (VVD), Schoondergang-Horikx (GroenLinks), Jurgens (PvdA), Hendriks, Bierman, Wiegel (VVD), De Wit (SP) en Hirsch Ballin (CDA).

Naar boven