24 236
Een regeling voor vrijstelling van en verstrekking bijdrage voor premies werknemersverzekeringen bij arbeid van zeer korte duur van uitkeringsgerechtigden en aangewezen categorieën werknemers (Wet premieregime bij marginale arbeid)

nr. 30b
MEMORIE VAN ANTWOORD

Ontvangen 9 december 1996

De ondergetekende heeft met belangstelling kennisgenomen van de inhoud van het door de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid uitgebrachte voorlopige verslag.

Het lid van de SP-fractie vraagt zich af waarop het kabinet de overtuiging baseert dat deze regeling werkgevers zal stimuleren om langdurig werklozen te werk te stellen. Naar aanleiding van deze vraag wil ik opmerken dat het wetsvoorstel dat nu ter tafel ligt in samenhang met andere maatregelen (tewerkstellingsvergunningenbeleid Wet Arbeid Vreemdelingen, stringente inspectie met betrekking tot arbeidsomstandigheden en illegale tewerkstelling, arbeidsbemiddeling door de Arbeidsvoorzieningsorganisatie, incentive- en sanctiebeleid) beoogt een bijdrage te leveren aan de oplossing van de problemen in de personeelsvoorziening die met name bij seizoenarbeid in de tuinbouwsector worden ervaren. Met deze meervoudige aanpak wordt tegemoet gekomen aan de afspraken, zoals neergelegd in het Tuinbouwakkoord. Dit laat overigens onverlet de primaire verantwoordelijkheid van de sector zelf voor de personeelsvoorzieningsproblematiek.

Tevens wordt met dit wetsvoorstel een helder wettelijk regime voor premieheffing bij dit soort arbeid geboden, zodat de bestaande contra-legempraktijk kan worden beëindigd.

De inzet van uitkeringsgerechtigden kan een bijdrage leveren aan de personeelsvoorzieningsproblematiek. Zowel voor de werkgever als de uitkeringsgerechtigde wordt met deze premievrijstelling een duidelijke stimulans geboden. De loonkosten voor de werkgever worden verminderd en de uitkeringsgerechtigde zal op basis van hetzelfde bruto-loon netto meer overhouden.

Omdat het de verwachting is dat uitkeringsgerechtigden niet alleen zullen kunnen voorzien in de personeelsbehoefte in de agrarische sector kunnen daarnaast ook andere aangewezen categorieën van werknemers, die niet op inkomen uit arbeid zijn aangewezen, in aanmerking worden gebracht voor de sectorspecifieke vrijstellingsregeling. Hierbij wordt gedacht aan scholieren, studenten en huisvrouwen.

Op de vraag van het lid van de SP-fractie of het kabinet gegevens heeft waaruit blijkt of en zo ja hoe de specifieke afdrachtskorting (SPAK) werkt, kan ik aangeven dat op grond van gegevens van de Belastingdienst over het gerealiseerde bereik van de SPAK in de eerste twee kwartalen van dit jaar, de verwachting gerechtvaardigd is dat het structureel geraamde bereik (700 mln gld) in 1996 gerealiseerd zal worden.

Op de vraag of het voorliggende wetsvoorstel niet strijdig is met de «Wet verminderde afdracht loonbelasting en premies voor de volksverzekering», kan ik antwoorden dat beide regelingen resulteren in een belangrijke verlaging van de loonkosten.

De «Wet verminderde afdracht loonbelasting en premies voor de volksverzekeringen» ziet met name op de reductie van de af te dragen premies volksverzekeringen en de loonbelasting, het wetsvoorstel marginale arbeid voorziet in een vrijstelling van de premies werknemersverzekeringen.

De beide regelingen vullen elkaar hierin aan en vormen een dubbele stimulans voor zowel werkgevers als werknemers in het onderste segment van de arbeidsmarkt, om tot een arbeidsrelatie te komen.

Als gevolg van het wetsvoorstel «Premieregime bij marginale arbeid» zullen de totale loonkosten voor de werkgever op minimumloonniveau met circa f 200,– per maand dalen. (cijfers 1996). Ten gevolge van de afdrachtskorting wordt nogmaals een reductie van circa f 100,– per maand gerealiseerd.

Ingaande op de vraag of de bij het piekprobleem bij de aspergeoogst gehanteerde aanpak ook mogelijk wordt geacht in andere sectoren, merk ik op dat de tuinbouwsector zich in deze niet onderscheidt van andere sectoren. Voor alle sectoren is een correcte toepassing van de nationale en Europese regelgeving op het gebied van de bemiddeling van arbeidskrachten, alsmede toezicht op de naleving van die regelgeving door de Arbeidsinspectie in gelijke mate van belang. In de uitvoeringspraktijk wordt dienaangaande ook geen onderscheid gemaakt.

Het lid van de SP-fractie vraagt zich voorts af of de verplichting voor werkgevers om zich te houden aan de Wet minimumloon en de wettelijke vereisten inzake arbeidsomstandigheden, in het kader van de onderhavige regeling onder de aandacht van de werkgevers kan worden gebracht. In het algemeen is uitgangspunt van wettelijke regelingen dat de begunstigden zich houden aan wettelijke bepalingen op andere terreinen. Wanneer een werkgever zich niet houdt aan de Wet minimumloon, dan kan de betrokken werknemer de rechter inschakelen om zijn recht te doen gelden. Bovendien geldt met betrekking tot zowel de Wet minimumloon als wettelijke regelingen inzake arbeidsomstandigheden, dat de Arbeidsinspectie de naleving controleert. Het kabinet acht het dan ook niet noodzakelijk om in het kader van de onderhavige regeling nogmaals expliciet te wijzen op wettelijke verplichtingen van werkgevers.

Het lid van de SP-fractie vroeg zich tot slot af of de regeling niet het karakter van een bedrijfssubsidie heeft, aangezien ze slechts geldt voor bepaalde sectoren.

Naar aanleiding hiervan wil ik opmerken dat de premievrijstellingsregeling voor uitkeringsgerechtigden niet sectorspecifiek is en gefinancierd zal worden vanuit het Awf. Vermeld moet worden dat de budgettaire gevolgen van deze regeling gering zullen zijn aangezien tegenover de premiederving een besparing op uitkeringsgelden staat.

In de agrarische sector kunnen ook andere aangewezen categorieën van werknemers, die niet op inkomen uit arbeid zijn aangewezen, in aanmerking worden gebracht voor de sectorspecifieke vrijstellingsregeling.

Mede met het oog op Europese regelgeving zal de premievrijstelling voor deze groepen, die sectorspecifiek is, op termijn, dat wil zeggen na een overgangsperiode van 3 jaar waarin respectievelijk 25%, 50% en 75% ten laste van het wachtgeldfonds wordt gebracht, overwegend gefinancierd worden vanuit de wachtgeldfondsen van de sector. Financiering vanuit de algemene middelen of het Awf, zou strijdigheid opleveren met art. 92 van het EG-verdrag. Het zou dan een steunmaatregel (met directe of indirecte bekostiging uit overheidsmiddelen) zijn, die door begunstiging van een specifieke sector de mededinging vervalst. Met deze wijze van financieren is voorkomen dat de regeling het karakter krijgt van een bedrijfssubsidie voor bepaalde sectoren.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

F. H .G. de Grave

Naar boven