nr. 69a
NADER VOORLOPIG VERSLAG VAN DE BIJZONDERE COMMISSIE VOOR DE HERZIENING
VAN HET BURGERLIJK WETBOEK1
Vastgesteld 17 december 1996
De memorie van antwoord gaf de leden van de PvdA-fractie aanleiding
tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.
De aarzeling van de leden hier aan het woord met betrekking tot het onderhavige
wetsvoorstel is ook na de beantwoording van de vragen nog niet weggenomen.
Het was deze leden met name niet duidelijk, waarom het noodzakelijk of wenselijk
is de bescherming van niet-professionele kopers, en wel met name de sociaal-zwakkeren
onder hen, te verminderen. Het is niet duidelijk waarom de regering ervoor
gekozen heeft geen onderscheid te maken tussen deze groep kopers en anderen.
Dit te minder nu blijkens het antwoord van de regering op vragen van SGP,
GPV en RPF, naar aanleiding van het artikel van Fikkers in NTBR een dergelijk
onderscheid zeer wel gemaakt kan worden. Het was de leden van de PvdA-fractie
niet duidelijk waarom het nodig is het risico te nemen, dat misstanden, als
die aanleiding waren voor de Tijdelijke wet, zich weer zouden voordoen.
Huurkoop kan nog steeds een aantrekkelijk alternatief zijn voor huur gezien
de dwingendrechtelijke bepalingen van de Huurprijzenwet woonruimte. Verder
zijn de onderhoudskosten bij de huurkoper en niet bij de verhuurder. Kortheidshalve
wordt verwezen naar de argumenten van Fikkers in NTBR p. 18. Kan de regering
uitleggen, waarom zij meent, dat aan argumenten als door Fikkers genoemd voorbij
gegaan kan worden?
Het antwoord op vragen a) en b) en c) is in een aantal opzichten ongenoegzaam.
Artikel 2 van de Tijdelijke wet schrijft voor, dat huurkoop van onroerende
zaken wordt aangegaan bij notariële akte en artikel 3 maakt vernietiging
mogelijk, als dit niet is gebeurd. Het kwam de leden van de PvdA-fractie voor,
dat dit een verdergaande bescherming is dan die geboden wordt door 7.1.12.2
van het huidige ontwerp jo. 3:300 BW.
Dat geen notariële akte wordt voorgeschreven voor het aangaan van
een koopovereenkomst is wellicht ook onwenselijk. Hoe dan ook, een huurkoopovereenkomst
is aanzienlijk ingewikkelder dan een koopovereenkomst, zodat voor het aangaan
daarvan (althans waar het betreft woningen voor eigen gebruik) zeer wel zwaardere
eisen zouden
kunnen worden gesteld (zie van Velten WPNR 95/6189 p. 511). Graag een
reactie van de regering.
Ook het antwoord op vraag d) voldoet niet. Immers, te verwachten valt,
dat huurkoopovereenkomsten met betrekking tot woningen voor eigen gebruik
gesloten zullen worden door een andere, sociaal zwakkere groep, dan hypotheekovereenkomsten.
De groep particulieren die zich mogelijk, als de bescherming van de Tijdelijke
wet vervalt, weer zal laten verlokken tot het sluiten van huurkoopovereenkomsten,
behoeft mogelijk meer bescherming. Bij het sluiten van een hypothecaire lening,
wordt, voorzover de leden van de PvdA-fractie bekend, altijd een taxatierapport
gemaakt op instigatie van de bank. Dat de waarde van een taxatie maar betrekkelijk
is en dat verschillende waarden getaxeerd kunnen worden is een volslagen dooddoener,
daar deze kwestie zich op vele terreinen voordoet. Kan hierop een reactie
worden gegeven?
Tenslotte nog het volgende. De regering stelt op blz. 1 van de memorie
van antwoord, dat de consumentenbeschermende bepalingen in verband met de
koop van onroerende zaken en aanneming van werk ook voor huurkoop van een
onroerende zaak zullen gelden. Zij verwijst naar artikel X van het onderhavige
wetsvoorstel. Als de leden van de PvdA-fractie het goed zien, is artikel X
nu zo verwoord, dat, als het onderhavige wetsvoorstel eerder in werking mocht
treden dan wetsvoorstel 23 095 (Aanvulling van titel 7.1 (Koop
en ruil) van het nieuwe Burgerlijk Wetboek met bepalingen inzake de koop van
onroerende zaken alsmede vaststelling en invoering van titel 7.12 (Aanneming
van werk)), de consumentenbescherming niet geldt. Is het antwoord van de regering
in zoverre niet onjuist? En zou het niet de voorkeur verdienen op zijn minst
beide wetsvoorstellen gelijktijdig in werking te laten treden?
De voorzitter van de commissie,
Heijne Makkreel
De griffier van de commissie,
Hordijk