21 499 (R1388)
Goedkeuring van het Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht tussen Staten en internationale organisaties of tussen internationale organisaties, met bijlage; Wenen, 21 maart 1986 (Trb.1987, 136)

nr. 31
VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR BUITENLANDSE ZAKEN1

Vastgesteld 14 oktober 1996

De leden van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken namen met interesse kennis van de inhoud van het onderhavige Verdrag van Wenen. Zij stelden vast dat het Verdrag in maart 1986 tot stand is gekomen, dat het in 1990 aan de Tweede Kamer is aangeboden en dat ook in dat jaar de behandeling heeft plaatsgevonden, maar dat de nota naar aanleiding van het verslag in 1995 is verschenen, waarna de behandeling pas is voortgezet. Zij vroegen zich, gelet op dit tijdsverloop, af of er andere motieven en redenen waren – anders dan genoemd in de inleiding van de nota naar aanleiding van het verslag – die dit trage verloop rechtvaardigden.

De leden van de CDA-fractie stelden het op prijs van de regering te vernemen hoe de praktijk van de participatie van internationale organisaties zich verhoudt tot de in het verdrag vervatte regels. Daarbij wezen zij in het bijzonder op de moeite die het vaak kost een volkenrechtsubject als de Europese Gemeenschap als lid te doen participeren aan internationale organisaties.

Weliswaar is de EG in november 1991 tot de FAO toegelaten en is zij bij de overeenkomst van Marrakesh van 15 april 1994 mede-oprichter van de World Trade Organization geworden, maar het grote belang en het supranationale karakter van de Gemeenschap ten spijt is haar rol in andere internationale organisaties nog steeds beperkt.

Welke mogelijkheden tot een verdergaande acceptatie ziet de regering?

Verder wezen de leden van de CDA-fractie op de merkwaardige volkenrechtelijke positie van de Europese Unie. Deze kan wel in haar buitenlands en veiligheidsbeleid gemeenschappelijk standpunten innemen en gemeenschappelijk acties ondernemen, maar in de gebruikelijke opvattingen wordt haar internationale rechtspersoonlijkheid ontzegd.

Wringt deze opvatting niet met de realiteit? Is bijvoorbeeld de Memorie van Overeenstemming over het bestuur van Mostar (Trb. 1994, 183) niet feitelijk een overeenkomst waarbij de Unie mede partij is?

De voorzitter van de commissie,

Verbeek

De griffier van de commissie,

Baljé


XNoot
1

Samenstelling: Steenkamp (CDA), Verbeek (VVD) (voorzitter), Gelderblom-Lankhout (D66), Braks (CDA), Veling (GPV), Van Gennip (CDA), Van Eekelen (VVD), Stoffelen (PvdA), Loudon (VVD), Lycklama à Nijeholt (PvdA) en Zwerver (GroenLinks).

Naar boven