24 579 (R 1563)
Wijziging van de rijkswet van 15 april 1994 tot wijziging van de wet van 4 april 1892, houdende instelling van de Orde van Oranje-Nassau, en van de wet van 29 september 1815, houdende instelling van de Orde van de Nederlandse Leeuw, alsmede instelling van het Kapittel voor de civiele orden, met betrekking tot het vervallen van de algemene adviestaak van het Kapittel

nr. 314a
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 29 augustus 1996

De leden van de VVD-fractie plaatsten vraagtekens bij de noodzakelijkheid om de benaming «Grootkruis» te vervangen door «Ridder Grootkruis». Zij vroegen zich in dit verband af of de benaming in het verleden tot verwarring heeft geleid en hoe vergelijkbare benamingen in het buitenland luiden.

De benaming «Grootkruis» is, behalve uit taalkundig oogpunt, zoals al werd aangegeven in de memorie van toelichting, ook uit ordekundig oogpunt onjuist. De juiste benaming dient te zijn «Ridder Grootkruis», in de betekenis van «de ridder met het grote kruis van de orde». Bij de herziening van de Wet op de Militaire Willemsorde is voor de naam «Ridder Grootkruis» gekozen (wet van 30 april 1940, houdende herziening van de Wet van 30 april 1815, no. 5 (Staatsblad no. 33*) houdende instelling van de Militaire Willems-Orde (Stb. 100). Ook in het buitenland is de officiële aanduiding voor de eerste graad «ridder Grootkruis». Zo luidt de benaming in het Frans «chevalier-grand-croix» en in het Engels «knight-grand-cross». In de praktijk heeft de aanduiding «Grootkruis» in plaats van «Ridder Grootkruis» nooit tot problemen geleid. Desalniettemin acht ik het op zijn minst verwarrend dat de wet van 30 april 1815, houdende instelling van de Militaire Willems-Orde, de benaming «Ridder Grootkruis» hanteert, en de wet van 4 april 1894, houdende instelling van de Orde van Oranje-Nassau en de wet van 29 september 1815, houdende instelling van de Orde van de Nederlandse Leeuw de term «Grootkruis» gebruikt. Nu de rijkswet van 15 april 1994, tot wijziging van de wet van 4 april 1892, houdende instelling van de Orde van Oranje-Nassau, en van de wet van 29 september 1815, houdende instelling van de Orde van de Nederlandse Leeuw, alsmede instelling van het Kapittel voor de civiele orden (Stb. 350), gewijzigd dient te worden in het kader van de herziening van het adviesstelsel, is daarom van de gelegenheid gebruik gemaakt de benaming in de desbetreffende wetten in overeenstemming te brengen met de in de wet van 30 april 1815, houdende instelling van de Militaire Willems-Orde, gebezigde terminologie en de in het buitenland gehanteerde begrippen.

Deze leden stelden ook vragen die betrekking hebben op de eerste ervaringen met het nieuwe decoratiestelsel. Gelet op het korte tijdsbestek dat is verstreken sinds het nieuwe stelsel van kracht is geworden, is het nog te vroeg voor een uitvoerige evaluatie. Inmiddels heb ik het verslag van het Kapittel over diens bevindingen met het nieuwe stelsel tot nu toe ontvangen. Een reactie daarop is in voorbereiding en zal binnenkort aan beide kamers worden aangeboden. Daarin zal tevens worden bezien of de eerste ervaringen aanleiding geven om verbeteringen aan te brengen. De gestelde vragen zullen hierin worden meegenomen.

De Minister van Binnenlandse Zaken,

H. F. Dijkstal

Naar boven