24 507
Wijziging van de Huurprijzenwet woonruimte, de Wet op de huurcommissies en de Wet individuele huursubsidie in verband met de zogenaamde huursombenadering

nr. 239c
NADER VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR VOLKSHUISVESTING1

Vastgesteld 4 juni 1996

De memorie van antwoord gaf de commissie aanleiding tot het formuleren van de volgende opmerkingen en vragen.

Met betrekking tot de in de Nota naar aanleiding van het verslag van de Tweede Kamer weergegeven financiële gevolgen voor het rijk indien het afbraakpercentage op 5% in plaats van 5,5% zou worden gesteld, leefden bij de commissie nog twee vragen. Hoe valt te verklaren dat de cijferreeks leidt tot een totaalbedrag van 1374 miljoen gulden (lopende bedragen) tot het jaar 2037, zeker indien in aanmerking wordt genomen dat een groot aantal subsidie-uitkeringen geruime tijd voor dat jaartal is beëindigd? En wat is het netto budgettaire effect indien rekening wordt gehouden met de besparingen, die ongetwijfeld op de IHS-uitkeringen worden behaald bij een verlaging naar 5%?

De voorzitter van de commissie,

Hessing

De griffier van de commissie,

Nieuwenhuizen


XNoot
1

Samenstelling: Baarda (CDA), Pit (PvdA), Veling (GPV), Pitstra (GroenLinks), Luimstra-Albeda (CDA), Werner (CDA), De Beer (VVD), Batenburg (AOV), Hendriks, Bierman, Wiegel (VVD), Van Heukelum (VVD), Ter Veld (PvdA), De Wit (SP) en Hessing (D66), voorzitter.

Naar boven