24 451
Goedkeuring van de op 17 januari 1995 te Antwerpen tot stand gekomen Verdragen tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Vlaams Gewest inzake de verruiming van de vaarweg in de Westerschelde en, respectievelijk, de afvoer van het water van de Maas (Trb. 1995, 51 en 50)

nr. 234
VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR VERKEER EN WATERSTAAT1

Vastgesteld 10 april 1996

Het voorbereidend onderzoek gaf de commissie aanleiding tot het formuleren van de volgende opmerkingen en vragen.

De leden, behorende tot de fractie van de VVD merkten op dat het verdrag inzake de verruiming van de Westerschelde in de Tweede Kamer uitvoerige aandacht heeft gehad en bij die behandeling vooral de herstelwerken in verband met het verlies van natuurwaarden.

Mede naar aanleiding van die behandeling wilden deze leden graag enkele vragen stellen.

In de Tweede Kamer bestond enige zorg om de positie van de haven van Rotterdam ten gevolge van de betere bereikbaarheid van de haven van Antwerpen door de verruiming van de Westerschelde. Deelt de regering die zorg? Heeft het door de minister toegezegde gesprek hierover met de lokale en regionale Vlaamse vertegenwoordigers al plaats gevonden? Zo ja, wat zijn de resultaten?

Zijn de verdragen van Charleville-Mézieres en deze verdragen al door de Vlaamse en Waalse raad goedgekeurd en behoeven deze verdragen ook nog de goedkeuring van de Belgische Federale regering?

In relatie met het herstel van de natuurwaarden is er een optie om 500 ha langs de Westerschelde te ontpolderen.

Over deze plannen loopt momenteel in de regio een inspraakprocedure.

Kan al worden meegedeeld wat de kosten zijn van het op Deltahoogte brengen van de dijken rondom die te ontpolderen gebieden?

Kunnen al nadere mededelingen worden gedaan over de uitkomst van de inspraakronde? Als blijkt dat door de uitvoering van de verruiming van de rivier de geraamde kosten van het totale project worden overschreden, en mede door optredende schade ten gevolge van verdieping en verruiming in de toekomst op wie kunnen deze kosten dan worden verhaald? Geldt daarvoor dezelfde verdeelsleutel tussen Vlaanderen en Nederland als voor dit project voorzien (te weten 44 miljoen ten opzichte van 55 miljoen)?

Waarom moet een verlies aan natuurwaarden in de Westerschelde per sé ter plaatse worden gecompenseerd? Er is in Zuidwest Nederland al overgecompenseerd; te denken valt hierbij aan de Oosterschelde, de Grevelingen, de Voordelta en het Volkerak.

Het verdrag over de verdeling van het Maaswater heeft in de Tweede Kamer weinig aandacht gekregen. De leden van de VVD-fractie hadden terzake de volgende vragen.

Zijn de duikers bij sluis 18 te Bocholt en sluis 17 te Lozen voor 1 januari 1996 geschikt gemaakt voor de nieuwe doorvoeren zoals in artikel 2 lid 4 was voorzien? Wordt er op een voortvarende wijze gewerkt aan onderzoek en ontwikkeling van de Gemeenschappelijke Maas zoals in artikel 4 is overeengekomen?

De tot de CDA-fractie behorende leden merkten op dat sinds het begin van de jaren '70 er met België is onderhandeld over de zgn. «Waterverdragen». Deze leden spraken er hun voldoening over uit dat nu eindelijk concrete resultaten zijn geboekt.

Hoewel de leden van de CDA-fractie konden instemmen met de verdieping van de Westerschelde om Antwerpen voldoende ontplooiingskansen te bieden, wensten zij toch een aantal vragen te stellen alvorens met de openbare behandeling van het onderhavige verdrag kan worden begonnen.

De leden van de CDA-fractie zouden gaarne vernemen of er enig inzicht bestaat ten aanzien van de maximale uitdiepingsmogelijkheden van de vaargeul zonder dat de veiligheid van het land achter de Deltadijken gevaar loopt.

Deze leden wezen erop dat zgn. «dijk- en oevervallen» in dit gebied in het verleden vaak voorkwamen (met name Willem-Annapolder tot aan de Everingepolder). Een zeer diepe vaargeul die vlak bij de dijkvoet komt, achtten de leden van de CDA-fractie geen goede bijdrage aan de Deltaveiligheid (zie ook memorie van toelichting, artikel 4, eerste zin).

De leden van de CDA-fractie zouden tevens graag van de regering vernemen of de aanleg van het Baalhoekkanaal nu definitief van de baan is. Volgens deze leden is dit kanaal nog overbodiger geworden dan het al was!

De leden van de CDA-fractie hadden met belangstelling kennis genomen van het gestelde op pag. 3 van de memorie van toelichting:

«Plannen om door ontpoldering het vloedvolume te vergroten, waardoor de vaargeul zich op «natuurlijke» manier zou kunnen verruimen, verkeren pas in een eerste stadium van onderzoek. Het is nog onzeker hoe dit mechanisme precies uitwerkt en onderzoek vraagt veel tijd».

De leden van de CDA-fractie hadden naar aanleiding van dit citaat de volgende vragen:

a. door wie wordt dit onderzoek verricht en door wie wordt het betaald?

b. wanneer kan er een uitkomst worden verwacht?

Deze leden vroegen in dit verband de minister overigens of zij het met hen eens is dat ontpoldering vanwege de vergroting van het vloedvolume in ieder geval thans niet aan de orde kan zijn.

Nu de (zeer) licht vervuilde baggerspecie elders in het Westerscheldegebied wordt gestort, vroegen de leden van de CDA-fractie zich af of dat niet een goede mogelijkheid biedt om verloren gegane schorren en slikken als gevolg van de verdieping met behulp van deze baggerspecie buitendijks te compenseren. Bijkomend voordeel is – volgens deze leden – dat als het ware meteen met de herstelwerkzaamheden kan worden begonnen! En dus niet een periode van 25 jaar nodig is.

De leden van de CDA-fractie zouden gaarne nader gedetailleerd willen zien hoe de door Vlaanderen te betalen 44 miljoen (artikel 5 memorie van toelichting) zal worden besteed en hoe hoog de door Nederland te betalen meerkosten bij benadering zullen zijn.

De leden van de CDA-fractie vroegen de minister nadrukkelijk om – evenals deze leden zelf deden – afstand te nemen van ontpoldering ter compensatie van het verloren gaan van slikken en schorren als gevolg van verdieping; daarbij wezen deze leden op het massale verzet daartegen in Zeeland en daarbuiten door o.a. (landbouw)organisaties, gemeenten en waterschappen.

Overigens wezen deze leden erop dat niet gesproken kan worden van een Vlaamse «eis» tot ontpoldering (zie over het draagvlak ook bladz. 4 Nota naar aanleiding van het verslag).

De leden van de CDA-fractie vroegen de regering om bij herstelplannen niet alleen het oog te richten op de Westerschelde zelve, maar ook te bezien welke mogelijkheden de Voordelta en het Oosterscheldegebied bieden.

De leden van de CDA-fractie vroegen tenslotte waarom niet nadrukkelijker is gekeken naar de Plaat van Ossenisse als het gaat om herstel van schorgebieden. Deze plaat is uiterst stabiel en met geringe kosten geschikt te maken.

De leden van de PvdA-fractie hadden met waardering kennis genomen van het wetsvoorstel. Met name waren zij verheugd over het feit dat met dit wetsvoorstel een doorbraak wordt gerealiseerd in de al jaren moeizaam verlopende vooruitgang op een aantal knelpunten in de samenwerking tussen Nederland en België. Deze leden restten slechts enkele vragen, die vooral informatief van aard waren.

Bij de behandeling van dit verdrag in de Tweede Kamer verwachtte de minister dat de verdragen inzake de bescherming van Maas en Schelde in februari geratificeerd zouden worden door het Vlaamse Parlement. Is dit inmiddels gebeurd?

Begin 1995 is er vergunning verleend voor het storten van bagger, waartegen beroep is aangetekend. Is over het verloop van deze procedure al iets naders te melden?

In de voorbereiding van het wetsvoorstel streeft de minister naar het creëren van maatschappelijk draagvlak. Dat ondersteunen zij. Kan de minister al iets over dit draagvlak zeggen?

Is het advies over welke herstelwerkzaamheden dienen te worden uitgevoerd al uitgebracht? Zo ja, wat houdt dit advies in? Zo nee, wanneer wordt dit advies verwacht?

In de discussie over de herstelwerkzaamheden worden natuurwaarden afgewogen tegen economische belangen. Het begrip en de waarde van cultuur-landschap, in de zin van landschap zoals het door de mens is gevormd en in cultuur gebracht, ontbreekt. Deelt de minister de mening van de PvdA-fractie dat ook het Cultuurlandschap tot ons erfgoed behoort en bescherming verdient?

Met belangstelling hadden de leden van de fractie van D66 kennis genomen van het verdrag en het onderhavige wetsvoorstel.

Zij waren gelukkig met het loskoppelen van de diverse politieke dossiers en verwachtten dat dit tot een vruchtbaarder samenwerking zal leiden.

Wel deelden zij mee zorg te hebben over de herstelwerken van de natuur. Compensatie van teloor gegane natuur is een belangrijk principe voor deze fractie. Tot hun teleurstelling hadden deze leden onlangs uit de pers moeten vernemen dat het dagelijks bestuur van het Bestuurlijk Overleg Westerschelde (BOW) nu van mening is dat afgezien moet worden van de ontpolderingsplannen, vanwege een gebrek aan draagvlak. Kan de minister vertellen wat hier van klopt? Kan de minister tevens aangeven wat gedaan is om draagvlak voor de herstelwerken te creëren en wat nog gedaan kan worden? Wat betekent dit voor artikel 2 lid 2 van het Westerscheldeverdrag en bijbehorende tijdpad?

De leden, behorende tot de fractie van de SGP, merkten op dat de Schelde slib bevat dat is vervuild. Bovendien is de problematiek in de Schelde ongunstiger dan bij voorbeeld in de Rijn. Voor de Schelde geldt bovendien dat bij voorbeeld de vervuiling vanuit het buitenland nog steeds groot is. Zij verwezen voor deze gegevens naar de Nationale Milieuverkenning 1990–2010. Zijn er maatregelen bedongen om vervuiling vanuit België tegen te gaan?

Deze leden stelden voorts vast dat het advies van het Bestuurlijk overleg Westerschelde luidde dat geen binnendijkse compensatie dient plaats te vinden voor natuurverlies in de Westerschelde.

Waar ligt de verantwoordelijkheid voor dit natuurverlies? Bij de provincie of bij het rijk?

De voorzitter van de commissie,

Baarda

De griffier van de commissie,

Nieuwenhuizen


XNoot
1

Samenstelling: Talsma (VVD), Baarda (CDA), (voorzitter), Zijlstra (PvdA), Eversdijk (CDA), Hilarides (VVD), Vrisekoop (D66), Pitstra (GroenLinks), Werner (CDA), Batenburg (AOV), Lodewijks (VVD), Van den Berg (SGP), Hendriks, Bierman, De Wit (SP) en Linthorst (PvdA).

Naar boven