24 336
Wijziging van bepalingen van de Mediawet in verband met een herziening van de reclameregeling voor de publieke lokale en regionale omroep, het bevorderen van de samenwerking tussen de publieke regionale en landelijke omroep en het toestaan van commerciële omroep op niet-landelijk niveau

nr. 135c
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 15 februari 1996

De vaste commissie voor Cultuur1 heeft, in het kader van de schriftelijke voorbereiding van bovengenoemd wetsvoorstel, de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, A. Nuis, gevraagd te willen reageren op een aantal overwegingen van het Landelijk Overleg Kerktelefoon.

De commissie doet door publikatie van haar verzoek en het daarop door de staatssecretaris gegeven antwoord verslag van het gevoerde overleg.

De voorzitter van de commissie,

De Boer

De griffier van de commissie,

Nieuwenhuizen

Aan de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen

Den Haag, 26 januari 1996

Namens de vaste commissie voor Cultuur, o.a. belast met de schriftelijke voorbereiding van de openbare behandeling van wetsvoorstel 24 336 Wijziging van de Mediawet in verband met een herziening van de reclameregeling voor de publieke lokale en regionale omroep breng ik gaarne het volgende onder uw aandacht.

Het Landelijk Overleg Kerktelefoon heeft de commissie onlangs gewezen op het feit dat inwerkingtreding van bovengenoemd wetsvoorstel, in het bijzonder Artikel II, 2b, het einde zou betekenen voor de niet-commerciële instellingen die zgn. kerktelefoon of kerkradio verzorgen. Het Landelijk Overleg Kerktelefoon heeft zijn overwegingen neergelegd in een brief met bijlage. De vaste commissie voor Cultuur zou het op prijs stellen uw reactie op deze brief en bijlage te mogen ontvangen, opdat zij deze bij de openbare behandeling van het wetsvoorstel kan betrekken.

De griffier van de commissie,

B. Nieuwenhuizen

De vereniging LOK (Landelijk Overleg Kerktelefoon) is een vereniging die de belangen van de aangeslotenen op de zogenaamde kerktelefoon- en kerkradionetten behartigt. Op deze netten zijn ruim 150 000 gebruikers aangesloten. Kerktelefoon bestaat al meer dan zestig jaar. Sinds enkele jaren is er een technisch broertje, kerkradio, bij gekomen. Via de kerktelefoon/kerkradio worden wekelijks – met name 's zondags – vele lidmaten bij de verschillende kerkdiensten betrokken.

In de kabelregeling van 1984 is een voorziening getroffen om de kabeltelevisienetten ook voor kerktelefoon te mogen toepassen. Deze nieuwe technische mogelijkheid (kerkradio genoemd) is een technisch verbeterde uitvoering van de kerktelefoonnetten bij een groter aantal gebruikers op één net. In het gebruik zijn beide systemen echter gelijk.

In de huidige voorstellen voor de wijziging van de Mediawet dreigen de kerkradio- en kerktelefoonnetten hun eigen specifieke karakter te verliezen. De regeling voor de kerktelefoon c.q. kerkradionetten is niet expliciet duidelijk. Is het een telecommunicatievoorziening? Dan valt het onder de WTV, waar voor deze specifieke doelgroep ook geen regeling is opgenomen. Of is het een abonneeprogramma? Voor niet commercieel, plaatselijk gebruik is in de voorgestelde wijzigingen van de Mediawet niets geregeld.

Gezien de opname van de kertelefoonnetten in de kabelregeling van 1984 als bijzondere vorm van een abonneeprogramma waar geen vergunnning voor nodig is, kan afgeleid worden dat de minister kerkradio als abonneeradio beschouwd. Mutatis mutandis dient dit dan ook voor kerktelefoonnetten te gelden nu het telefoonnet geen staatsmonopolie meer is. Ten overvloede zij opgemerkt dat kerkradio- en kerktelefoonnetten op kleine schaal ook voor andere non-profit toepassingen gebruikt wordt, zoals voor ziekenomroep en gemeenteraden.

In artikel II van het onderhavige wetsvoorstel tot wijziging van de Mediawet, wordt elk gebruik van abonneeprogramma's zonder vergunning met ingang van 1 februari 1996 ingetrokken. Indien gestel zou worden dat kerkradio en kerktelefoon abonneeprogramma's zijn, dan zou dit ook voor hen gelden. Er wordt dan aan het specifieke karakter van deze netten voorbij gegaan. In tegenstelling tot – commerciële – abonneeprogramma's zijn kerktelefoon en kerkradio en bijvoorbeeld ziekenomroepnetten bedoeld voor gesloten gebruikersgroepen. Het aantal aansluitingen i.c. gebruikers is per net zeer beperkt: een tiental tot maximaal enkele honderden, waarbij eerder het eerste dan het laatste voorkomt.

Zouden kerktelefoon- en kerkradionetten nà 1 februari 1996 als commerciële programma's aangemerkt worden, dan is dat de doodsteek voor hen. Naast inschrijving bij het Commissariaat voor de Media dienen zij een bedrag voor toezicht af te dragen, gebaseerd op het aantal mogelijke aansluitingen. (Een aantal dat deze netten nooit willen en kunnen bereiken als gebruiker van hun netten!). Vermoedelijk zal ook in de nog vast te stellen vergoeding conform het voorgestelde artikel 71 lid 2 ook nog een minimum ingebouwd worden. Lid 3 van dit artikel spreekt daarbij zelfs van een extra te betalen vergoeding!

U begrijpt dat wij met name het toezicht door de overheid (dat is de basis voor inschrijving met enkele toetsingscriteria) vanwege het specifieke karakter van de kerktelefoon- en kerkradionetten, principieel afwijzen. Bovendien zal de vergoeding die opgebracht moet worden door c.q. voor enkele gebruikers onevenredig blijken te zijn en het voor de lokale kerkelijke- en culturele instellingen gebruik van de telefoon- en kabeltelevisienetten onmogelijk maken.

Wij hebben er begrip voor dat wellicht onze specifieke netten aan de aandacht van de minister zijn ontsnapt daar alle aandacht gericht is op alle «nieuwe commerciële ontwikkelingen». Wij stellen u voor in de Mediawet een artikel op te nemen die de positie van kleinschalige niet-commercieel gebruik van gesloten netten expliciet regelt. Wij zijn zo vrij u hierbij een voorstel voor een dergelijke bepaling te doen. Graag willen wij ons verzoek en voorstel nader toelichten.

H. C. van Tilburg, voorzitter

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Zoetermeer, 12 februari 1996

Met bovengenoemde brief vraagt u mijn reactie op overwegingen die de vereniging Landelijk Overleg Kerktelefoon (LOK) ten aanzien van wetsvoorstel 24 336 (Wijziging van de Mediawet in verband met een herziening van de reclameregeling voor de publieke lokale en regionale omroep) onder uw aandacht heeft gebracht, opdat u deze kunt betrekken bij de openbare behandeling van het wetsvoorstel.

In de eerste plaats wijs ik erop dat artikel II, waartegen LOK bezwaar maakt, niet langer deel uitmaakt van het wetsvoorstel.

Het oorspronkelijke wetsvoorstel voorzag in een inschrijvingsplicht bij het Commissariaat voor de Media voor commerciële omroepinstellingen die een programma willen verzorgen door middel van een of meer draadomroepinstellingen, alsmede voor verzorgers van een abonneeprogramma.

Door aanneming van amendement 24 336, nr. 13 is deze inschrijvingsplicht omgezet in en vereiste van toestemming, te verlenen door het CvdM (art. 71a, resp. art. 72).

De vereniging LOK maakt bezwaar jegens het toezicht dat door de overheid (i.c. het CvdM) wordt uitgeoefend op grond van het toestemmings-vereiste. Bovendien vreest zij dat de vergoeding voor toezichtkosten tot onevenredige lasten zal voeren en daarmee het gebruik van telefoon- en kabelnetten onmogelijk zal maken voor de desbetreffende lokale kerkelijke en culturele instellingen.

Wat de criteria bij het toestemmings-vereiste betreft: de Mediawet maakt duidelijk dat een dergelijke toestemming slechts in zeer bijzondere gevallen kan worden geweigerd (art. 71b, resp. art. 72 Mw).

Het toezicht door het CvdM heeft uitsluitend betrekking op naleving van de bepalingen van de Mediawet. Ook op basis van de huidige Mediawet vallen verzorgers van een abonnee-radioprogramma onder het toezicht van het Commissariaat. Daar wordt door het vereiste van toestemming niet in gewijzigd. In de praktijk is het uit te oefenen toezicht overigens zeer beperkt.

De invoering van toestemming voor abonneeradio heeft alleen mogelijk consequenties voor het verschuldigd zijn van toezichtskosten.

De hoogte van de toezichtskosten wordt vastgesteld bij ministeriële regeling; bij de uitwerking daarvan zal ik bezien of voor bepaalde categorieën programma-aanbieders – ik denk naast de leden van de vereniging LOK ook aan ziekenomroepen – een aparte regeling voor deze kosten kan worden gerealiseerd, die er op neer komt dat bij zeer kleinschalig non-commercieel gebruik weinig tot niets bijgedragen hoeft te worden in de kosten.

Ik zie, gezien het bovenstaande, geen reden het voorstel van LOK over te nemen.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

A. Nuis


XNoot
1

Samenstelling: Glastra van Loon (D66), Postma (CDA), Glasz (CDA), De Boer (GL), voorzitter, Veling (GPV), Luimstra-Albeda (CDA), Van den Broek-Laman Trip (VVD), Grewel (PvdA), Bierman, Van Heukelum (VVD), Cohen (PvdA) en Luijten (VVD).

Naar boven