24 334
Wijziging van de Wet op de accijns, de Wet op belastingen van rechtsverkeer en enkele andere belastingwetten in verband met het reëel constant houden van de accijns van motorbrandstoffen, de invoering van een fiscaal vertegenwoordiger voor de assurantiebelasting en een aantal technische aanpassingen

nr. 69b
MEMORIE VAN ANTWOORD

Ontvangen 17 november 1995

Het verheugt ons dat de leden van de fracties die terzake opmerkingen hebben gemaakt, te weten die van de VVD en D66, met instemming hebben kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel.

Naar aanleiding van het onlangs door de Europese Commissie uitgebrachte rapport over de evaluatie van de minimum accijnstarieven vragen de leden van de fractie van de VVD in hoeverre nu het gevaar bestaat dat de prijsverschillen met de ons omringende landen nog meer zullen toenemen. Voorts zijn deze leden van mening dat de grenseffecten wederom zijn ondergewaardeerd en vragen zij waarop onze veronderstelling is gebaseerd dat het weinig waarschijnlijk is dat de brandstofaccijnzen in België en Duitsland zullen achterblijven bij die in ons land.

Uit het rapport van de Europese Commissie, waaraan deze leden refereren, blijkt dat alle lid-staten in de afgelopen jaren hun tarieven reëel hebben verhoogd. Naar onze verwachting zal deze tendens zich voortzetten. Uit het rapport van de Commissie blijkt dat niet zo zeer sprake is van toenemende prijsverschillen als wel van het feit dat er geen toenadering heeft plaatsgevonden tussen de lid-staten met relatief lage tarieven en de lid-staten met relatief hoge tarieven. Om zowel een toenadering van de tarieven te bewerkstelligen als de mogelijkheid te behouden van een opwaartse tariefontwikkeling in de lid-staten met relatief hoge tarieven, zal op zijn minst een substantiële verhoging van de minimum tarieven noodzakelijk zijn. Dat is dan ook de inzet van Nederland in het kader van de besprekingen over het verslag van de Commissie.

Met betrekking tot de grenseffecten, de prijsverschillen met de ons omringende landen en de accijnsontwikkelingen aldaar merken wij het volgende op.

Zoals in de Nota naar aanleiding van het verslag aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II 1995/96, 24 334, nr. 5) is aangegeven, zijn de prijsverschillen met België en Duitsland sinds begin 1994 kleiner geworden. Nu in België de accijnzen op gelode benzine en op ongelode benzine met ingang van 30 oktober jl. zijn verhoogd met onderscheidenlijk 0,85 BF en 1,25 BF per liter (bijna 5 en 7 cent) en, naar inmiddels vaststaat, met ingang van 1 januari 1996 met nog eens 0,8 BF (circa 4,5 cent) zullen worden verhoogd, zullen de prijsverschillen voor benzine met België, ook rekening houdende met de aanpassing in Nederland met ingang van 1 januari 1996, verder afnemen en daarmee ook de grenseffecten. Het positieve prijsverschil voor dieselolie (de prijs in Nederland ligt thans circa 10 cent lager) zal iets afnemen. De prijsverschillen met Duitsland zullen met ingang van 1 januari 1996 weer iets toenemen als gevolg van het onderhavige wetsvoorstel, waarbij aangetekend zij dat de prijzen voor dieselolie in Nederland en Duitsland thans vrijwel gelijk zijn. De prijzen zullen met circa 3 cent voor benzine en circa 1,5 cent voor dieselolie stijgen. Wij verwachten niet dat de grenseffecten daardoor substantieel zullen wijzigen.

Gelet op het feit dat, zoals in de bijlage bij de Nota naar aanleiding van het verslag aan de Tweede Kamer is aangegeven en ook door de Europese Commissie voor alle lid-staten is geconstateerd, ook België en Duitsland regelmatig hun tarieven reëel hebben verhoogd, verwachten wij niet dat de accijnsontwikkelingen in onze buurlanden zullen achterblijven. Dit wordt naar onze mening nog eens bevestigd door de recente ontwikkelingen in België. Wanneer wij de accijnsontwikkeling in België, Duitsland en Nederland bezien in de periode vanaf 1 januari 1993 tot en met 1 januari 1996 dan zien wij dat ten aanzien van zowel gelode en ongelode benzine als dieselolie in die periode van een toenadering van de accijnstarieven dan wel nivellering van de accijnsverschillen kan worden gesproken. Wij hebben geen aanleiding te veronderstellen dat het reëel constant houden van de tarieven in Nederland een wezenlijke verandering in de hiervoor omschreven ontwikkeling teweeg zal brengen.

De leden van de fractie van D66 vragen of het in het verleden gehanteerde uitgangspunt dat ook werd gekeken naar de prijsontwikkeling van het openbare vervoer, met dit wetsvoorstel wordt verlaten.

Het in het regeerakkoord neergelegde voornemen tot het reëel constant houden van de accijnzen op motorbrandstoffen, alsmede de daarin aangekondigde reële verhogingen zo de ontwikkelingen in de buurlanden daar ruimte toe bieden, hebben geen directe relatie met de prijsontwikkeling van het openbare vervoer. Dat neemt niet weg dat ook wij het belang onderkennen van een evenwichtige kostenontwikkeling voor het autoverkeer en het openbare vervoer. Mede door het reëel constant houden van de accijnzen voorzien wij dan ook niet dat de verhouding tussen de gemiddelde brandstofprijzen voor personenauto's en de gemiddelde tarieven voor het openbare vervoer wezenlijk zullen wijzigen gelet op de voorziene prijsontwikkeling voor het openbare vervoer.

Ten slotte vragen de leden van de fractie van D66 of het in het voornemen ligt om het indexatie-mechanisme ook toepasbaar te maken voor bij voorbeeld de accijns op tabak en op alcoholhoudende dranken.

Dat ligt niet in het voornemen. Het reëel constant houden van de accijnzen op motorbrandstoffen moet worden bezien in de brede context van het regeerakkoord als geheel. Voorts kan de maatregel worden geplaatst tegen de achtergrond van het verkeers- en milieubeleid. Met betrekking tot de tarieven voor de overige accijnsprodukten merken wij het volgende op. De accijnstarieven voor tabaksprodukten zijn geheel of ten dele reeds in een percentage van de kleinhandelsprijs uitgedrukt en komen reeds daarom niet voor indexatie in aanmerking. Prijsverhogingen leiden immers al tot een toename van de accijnsdruk uitgedrukt in guldens. Met betrekking tot de accijnstarieven voor bier en wijn spelen de verschillen met de tarieven in de ons omringende landen een belangrijke rol. Deze tarieven zijn in Nederland niet onbelangrijk hoger, terwijl in de buurlanden, anders dan voor de tarieven voor de accijnzen op motorbrandstoffen geldt, geen tendens bestaat tot het regelmatig verhogen van die tarieven. Inflatie-aanpassingen in Nederland zouden dan ook de verschillen vergroten en kunnen leiden tot grenseffecten en illegaal grensverkeer (het als «particulier» meenemen van deze dranken om deze vervolgens commercieel te verhandelen).

Ten slotte zij met betrekking tot de overige alcoholhoudende dranken opgemerkt dat de omzetten van de gedistilleerd-branche reeds geruime tijd onder druk staan. Bij verhogingen van de accijns op die dranken moet rekening worden gehouden met niet onaanzienlijke volume-effecten en een vermindering van de accijnsopbrengst.

De Minister van Financiën,

G. Zalm

De Staatssecretaris van Financiën,

W. A. F. G. Vermeend

Naar boven