24 062
Goedkeuring van het op 4 november 1988 te Straatsburg tot stand gekomen Verdrag inzake de beperking van aansprakelijkheid in de binnenvaart (CLNI)

nr. 143a
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 26 maart 1996

Met belangstelling hebben wij kennis genomen van het door de vaste commissie voor Justitie vastgestelde verslag, waarop wij als volgt ingaan.

Het standpunt van de regering dat van de mogelijkheid tot limitering van aansprakelijkheid op grond van artikel 6:110 BW, met name in verband met de slachtofferbescherming, terughoudend gebruik zal worden gemaakt, gaf de CDA-fractie aanleiding tot de vraag of dit betekent dat op die gebieden/of in die gevallen waarin uit hoofde van slachtofferbescherming geen bezwaar tegen limitering bestaat geen terughoudendheid zou hoeven te worden betracht. De fractie vroeg zich af of het niet voldoende zou zijn als de limiet zou worden afgesteld op de gebruikelijke behoefte van slachtoffers op enig specifiek gebied.

Voorop gesteld zij dat het ons niet aanstonds duidelijk is op welke gebieden of in welke gevallen uit hoofde van slachtofferbescherming geen bezwaar tegen limitering zou bestaan. Het schadevergoedingsrecht gaat immers uit van het beginsel dat een slachtoffer, of algemener een benadeelde, de schade waarvoor een ander aansprakelijk is, volledig vergoed krijgt. Iedere beperking van aansprakelijkheid doet derhalve afbreuk aan dit beginsel en het daaraan ten grondslag liggende streven benadeelden te beschermen.

Voorts valt er op te wijze dat een bij algemene maatregel van bestuur vóór het schadegeval vast te stellen limiet zich lastig laat afstemmen op zoiets als een «gebruikelijke behoefte» van slachtoffers. Eerst na het schadegeval is immers pas duidelijk hoeveel gelaedeerden er zijn en welke schade zij hebben geleden.

De leden van de CDA-fractie stelden voorts de vraag aan de orde of de regering bereid is om aan de hand van dezelfde criteria die zij voor het vervoerrecht hanteerde, te weten gevaar voor de Nederlandse concurrentiepositie alsmede voor forumshopping, ook andere gebieden (vrije beroepsbeoefenaren) voor limitering in aanmerking te laten komen.

Allereerst merken wij hierover op, zoals dat ook in de nota naar aanleiding van het verslag aan de Tweede Kamer reeds is gebeurd, dat het vervoerrecht een rechtsgebied is dat bij uitstek wordt beheerst door internationale verdragen die breed worden gedragen en waarbij Nederland ook veelal partij is. Traditioneel voorzien deze verdragen in de mogelijkheid de aansprakelijkheid van de vervoerder te beperken. Ook bij herziening van deze verdragen is de vraag of het instituut van beperking van aansprakelijkheid nog wel gehandhaafd diende te worden, niet ten principale ter discussie gesteld. De conclusie die wij trokken in de nota naar aanleiding van het verslag aan de Tweede Kamer dat de mogelijkheid van beperking van aansprakelijkheid met name in het zee- en binnenvaartrecht een breed draagvlak heeft, blijft dan ook volledig overeind.

Anders ligt dit in het algemeen aansprakelijkheidsrecht waar juist met de mogelijkheid van limitering op grond van artikel 6:110 zo terughoudend mogelijk wordt omgegaan. Daarbij komt nog dat het Burgerlijke Wetboek in artikel 6:109 een belangrijk instrument biedt om onwenselijke gevolgen van hoge schadeclaims tegen te gaan: de rechter heeft de bevoegdheid een verplichting tot schadevergoeding te matigen, welke bevoegdheid, zoals uit de wet blijkt, evenzeer terughoudend moet worden toegepast.

Wellicht ten overvloede willen wij erop wijzen dat de materie die geregeld wordt in het thans ter goedkeuring voorliggende verdrag in Nederland reeds geldend recht is (artt. 951a–g van het Wetboek van Koophandel en het besluit van 19 februari 1990, Stb. 96, ter uitvoering van artikel 951f Wetboek van Koophandel). Wij zijn dan ook van mening dat algemene bespiegelingen aangaande de noodzaak en wenselijkheid van een beperking van aansprakelijkheid voor vrije beroepsbeoefenaren ver buiten het kader van dit wetsvoorstel vallen.

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

De Minister van Buitenlandse Zaken,

H. A. F. M. O. van Mierlo

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

A. Jorritsma-Lebbink

Naar boven