24 042
Aanpassing van de Spoorwegwet en de Wet personenvervoer aan Richtlijn nr. 91/440 EEG en Verordening (EEG) nr. 1893/91

nr. 197
VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR VERKEER EN WATERSTAAT1

Vastgesteld 16 februari 1996

Het voorbereidend onderzoek gaf de commissie aanleiding tot het formuleren van de volgende opmerkingen en vragen.

De leden van de commissie wensten gaarne van de minister te vernemen of zij het met hen eens is dat het toelaten en bevorderen van concurrentie in het personenvervoer per spoor in Nederland, gezien de zeer dichte bezetting van het spoorwegnet, een moeilijk te verwezenlijken zaak zal zijn.

Kan de minister enkele concrete voorbeelden geven van een zodanige concurrentie en van de voordelen daarvan?

Is de minister het eens met de opvatting dat het personenvervoer per spoor (mede) een openbare taak is, hetzij via wetsduiding hetzij via te sluiten overeenkomsten?

Is het waar, zoals van de zijde van Railned wordt gesteld, dat het openstellen van het Nederlandse spoorwegnet voor ander concurrerend vervoer extra-investeringen zou vergen ten bedrage van 3½ tot 4¼ miljard?

Zo nee, welk bedrag is dit dan wel, en hoe staat het daarbij met de kosten-baten verhouding?

Vertrouwende dat deze vragen tijdig zullen worden beantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over het onderhavige wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie,

Baarda

De griffier van de commissie,

Nieuwenhuizen


XNoot
1

Samenstelling: Talsma (VVD), Baarda (CDA), voorzitter, Zijlstra (PvdA), Eversdijk (CDA), Hilarides (VVD), Vrisekoop (D66), Pitstra (GL), Werner (CDA), Batenburg (AOV), Lodewijks (VVD), Van den Berg (SGP), Hendriks, Bierman, De Wit (SP) en Linthorst (PvdA).

Naar boven