nr. 197
VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR VERKEER EN WATERSTAAT1
Vastgesteld 16 februari 1996
Het voorbereidend onderzoek gaf de commissie aanleiding tot het formuleren
van de volgende opmerkingen en vragen.
De leden van de commissie wensten gaarne van de minister te vernemen of
zij het met hen eens is dat het toelaten en bevorderen van concurrentie in
het personenvervoer per spoor in Nederland, gezien de zeer dichte bezetting
van het spoorwegnet, een moeilijk te verwezenlijken zaak zal zijn.
Kan de minister enkele concrete voorbeelden geven van een zodanige concurrentie
en van de voordelen daarvan?
Is de minister het eens met de opvatting dat het personenvervoer per spoor
(mede) een openbare taak is, hetzij via wetsduiding hetzij via te sluiten
overeenkomsten?
Is het waar, zoals van de zijde van Railned wordt gesteld, dat het openstellen
van het Nederlandse spoorwegnet voor ander concurrerend vervoer extra-investeringen
zou vergen ten bedrage van 3½ tot 4¼ miljard?
Zo nee, welk bedrag is dit dan wel, en hoe staat het daarbij met de kosten-baten
verhouding?
Vertrouwende dat deze vragen tijdig zullen worden beantwoord, acht de
commissie de openbare beraadslaging over het onderhavige wetsvoorstel voldoende
voorbereid.
De voorzitter van de commissie,
Baarda
De griffier van de commissie,
Nieuwenhuizen
XNoot
1Samenstelling: Talsma (VVD), Baarda (CDA), voorzitter, Zijlstra (PvdA),
Eversdijk (CDA), Hilarides (VVD), Vrisekoop (D66), Pitstra (GL), Werner (CDA),
Batenburg (AOV), Lodewijks (VVD), Van den Berg (SGP), Hendriks, Bierman, De
Wit (SP) en Linthorst (PvdA).