nr. 30a
VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR ALGEMENE ZAKEN EN HUIS DER KONINGIN1
Vastgesteld 15 november 1995
Het voorbereidend onderzoek gaf de commissie aanleiding tot het formuleren
van de volgende opmerkingen en vragen.
De leden van de fractie van de VVD toonden waardering voor
de zorgvuldige voorbereiding van de bovengenoemde wetsvoorstellen. Zij zeiden
met de voorstellen te kunnen instemmen, maar wilden nog de navolgende vragen
ter beantwoording voorleggen.
Ten aanzien van de rol van de Staten-Generaal bij afkondiging van de noodwetgeving
wilden deze leden gaarne meer duidelijkheid over het volgende. Welke is naar
het oordeel van de regering de lijn die gevolgd kan worden bij mogelijke conflictsituaties
tussen regering en parlement in geval van een toestand van nood?
Wat bijvoorbeeld indien de Staten-Generaal weigeren een verlengingswet bij
separate wetgeving goed te keuren? De regering stelt dat in een dergelijke
situatie de verhouding tussen regering en parlement «normaal»
is en beiden hun wederzijdse bevoegdheid hebben. Formeel moge dat zo zijn,
materieel ligt een en ander in een toestand van nood toch anders.
Acht de regering het reëel te veronderstellen dat in een dergelijke
situatie de Staten-Generaal het kabinet het vertrouwen zouden (kunnen) opzeggen?
Of dat eigener beweging het kabinet bij een dergelijk verschil van inzicht
met de Staten-Generaal zou (kunnen) aftreden? Zou de regering in de memorie
van antwoord daar enige beschouwingen aan willen wijden?
Voor het overige hadden de leden van de VVD-fractie nog enkele nadere
vragen naar aanleiding van de gedachtenwisseling in de Tweede Kamer.
De leden van de PvdA-fractie sloten zich bij deze vragen aan.
De minister van Binnenlandse Zaken heeft in de Tweede Kamer gezegd dat
hij in november het advies verwacht van de werkgroep van het ministerie en
de VNG, welke het huidige instrumentarium van de gezamenlijke bevoegdheden
bestudeert. Is dit advies inmiddels uitgebracht? En kan de regering al iets
zeggen over de te verwachten besluitvorming die na uitbrenging zal volgen?
Deze leden zouden graag inlichtingen ontvangen over het project inzake
crisisbeheersing en met name over mogelijke wetswijziging ter zake. De minister
van Binnenlandse Zaken sprak op 29 augustus jl. in de Tweede Kamer over «lastige
discussies». Hoe staat het hiermee?
Evenzo waren de leden hier aan het woord benieuwd naar de vorderingen
van de Commissie-Hermans, welke bestudeert hoe het staat met de oefenbereidheid
in crisissituaties. Gaarne ontvingen zij een overzicht van wat zich zoal aan
oefening in crisisbeheersing voordoet.
De leden van de CDA-fractie hadden nog over twee van de wetsvoorstellen
specifieke vragen.
23 789
Kan het begrip «volksbestaan» uit artikel 18, eerste lid nader
worden omschreven?
23 791
Waarom wordt in de eerste regel van artikel XV Onteigeningswet met een
kleine letter o geschreven?
Vertrouwende dat deze vragen tijdig zullen worden beantwoord, acht de
commissie de openbare beraadslaging over de onderhavige wetsvoorstellen voldoende
voorbereid.
* Het eerder verschenen stuk met betrekking tot dit wetsvoorstel is gedrukt
onder nr. 350, vergaderjaar 1994–1995.
** Het eerder verschenen stuk met betrekking tot dit wetsvoorstel is gedrukt
onder nr. 4, vergaderjaar 1995–1996.
*** Het eerder verschenen stuk met betrekking tot dit wetsvoorstel
is gedrukt onder nr. 5, vergaderjaar 1995–1996.
De voorzitter van de commissie,
Postma
De griffier van de commissie,
Hordijk