nr. 190a
VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR JUSTITIE1
Vastgesteld: 18 april 1996
Het voorbereidend onderzoek gaf de commissie aanleiding tot het formuleren
van de volgende opmerkingen en vragen.
De leden van de commissie merkten op dat de regering inmiddels aan de
andere verdragspartners heeft voorgesteld de bevoegdheid van het Hof in een
apart aanvullend protocol te regelen. Het Hof zou de geschillen tussen staten
moeten oplossen en prejudiciële vragen moeten beantwoorden. Zijn inmiddels
al enige reacties van de andere verdragspartners op dit voorstel ontvangen?
Zo ja, waren deze positief?
De Kamer ontving een brief van 26 maart jl. van de Permanente Commissie
van deskundigen in internationaal vreemdelingen-, vluchtelingen- en strafrecht2. Daarin stelt deze voor dat Nederland bij de bekrachtiging
van de Overeenkomst een verklaring zal afleggen er toe strekkende dat de Nederlandse
rechter niet gebonden zal zijn door besluiten, die het Comité bedoeld
in artikel 18 van de Overeenkomst neemt. Wat is de mening van de regering
over dit voorstel?
De leden van de PvdA-fractie zeiden het te betreuren dat het
niet mogelijk is gebleken de kwestie in het Dublin-verdrag te regelen in het
kader van de «derde pijler» van het Europese Unie Verdrag.
Zij aanvaardden echter de voorliggende oplossing, met in aanvulling op
het voorgaande nog de volgende kanttekeningen.
De leden hier aan het woord vroegen zich af of het Nederlandse parlement
nog de gelegenheid krijgt om zich uit te spreken over het ontwerp-reglement
van het Uitvoerend Comité wanneer dat aan de orde is. Is
er dan sprake van een besluit in de zin van artikel 2 van wetsvoorstel onder
nummer 23 659?
Deze leden toonden zich tevreden met de invoeging van artikel 2 in het
wetsvoorstel onder nummer 23 659, waardoor althans voor de voor Nederland
bindende besluiten van het Uitvoerend Comité instemming van elk van
beide Kamers der Staten-Generaal is vereist. Beter ware echter dat de nationale
parlementen van de lidstaten tezamen democratische controle over het geheel
van de besluiten van het Uitvoerend Comité zouden kunnen uitoefenen.
Acht de regering het mogelijk dat terzake – ook voor Schengen –
een samenwerking van parlementen wordt opgezet zoals wij die reeds kennen
bij de parlementaire vergaderingen van de Raad van Europa, de Benelux en de
NAVO?
De voorzitter van de commissie,
Heijne Makkreel
De griffier van de commissie,
Hordijk
XNoot
1Samenstelling: Heijne Makkreel (VVD) voorzitter, Talsma (VVD), Glasz (CDA),
Michiels van Kessenich-Hoogendam (CDA), Holdijk (SGP), Vrisekoop (D66), Pitstra
(GroenLinks), Le Poole (PvdA), Cohen (PvdA), De Wit (SP), Hirsch Ballin (CDA),
De Haze Winkelman (VVD).
XNoot
2Deze brief is ter kennis gebracht van de regering en ter inzage gelegd
op het Centraal Informatiepunt onder nr. 117 370.