23 659
Goedkeuring van de op 15 juni 1990 te Dublin tot stand gekomen Overeenkomst betreffende de vaststelling van de Staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat bij een van de Lid-Staten van de Europese Gemeenschappen wordt ingediend

24 046
Goedkeuring van het op 26 april 1994 te Bonn tot stand gekomen Protocol betreffende de gevolgen van de inwerkingtreding van de Overeenkomst van Dublin voor een aantal bepalingen van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen

nr. 190a
VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR JUSTITIE1

Vastgesteld: 18 april 1996

Het voorbereidend onderzoek gaf de commissie aanleiding tot het formuleren van de volgende opmerkingen en vragen.

De leden van de commissie merkten op dat de regering inmiddels aan de andere verdragspartners heeft voorgesteld de bevoegdheid van het Hof in een apart aanvullend protocol te regelen. Het Hof zou de geschillen tussen staten moeten oplossen en prejudiciële vragen moeten beantwoorden. Zijn inmiddels al enige reacties van de andere verdragspartners op dit voorstel ontvangen? Zo ja, waren deze positief?

De Kamer ontving een brief van 26 maart jl. van de Permanente Commissie van deskundigen in internationaal vreemdelingen-, vluchtelingen- en strafrecht2. Daarin stelt deze voor dat Nederland bij de bekrachtiging van de Overeenkomst een verklaring zal afleggen er toe strekkende dat de Nederlandse rechter niet gebonden zal zijn door besluiten, die het Comité bedoeld in artikel 18 van de Overeenkomst neemt. Wat is de mening van de regering over dit voorstel?

De leden van de PvdA-fractie zeiden het te betreuren dat het niet mogelijk is gebleken de kwestie in het Dublin-verdrag te regelen in het kader van de «derde pijler» van het Europese Unie Verdrag.

Zij aanvaardden echter de voorliggende oplossing, met in aanvulling op het voorgaande nog de volgende kanttekeningen.

De leden hier aan het woord vroegen zich af of het Nederlandse parlement nog de gelegenheid krijgt om zich uit te spreken over het ontwerp-reglement van het Uitvoerend Comité wanneer dat aan de orde is. Is er dan sprake van een besluit in de zin van artikel 2 van wetsvoorstel onder nummer 23 659?

Deze leden toonden zich tevreden met de invoeging van artikel 2 in het wetsvoorstel onder nummer 23 659, waardoor althans voor de voor Nederland bindende besluiten van het Uitvoerend Comité instemming van elk van beide Kamers der Staten-Generaal is vereist. Beter ware echter dat de nationale parlementen van de lidstaten tezamen democratische controle over het geheel van de besluiten van het Uitvoerend Comité zouden kunnen uitoefenen. Acht de regering het mogelijk dat terzake – ook voor Schengen – een samenwerking van parlementen wordt opgezet zoals wij die reeds kennen bij de parlementaire vergaderingen van de Raad van Europa, de Benelux en de NAVO?

De voorzitter van de commissie,

Heijne Makkreel

De griffier van de commissie,

Hordijk


XNoot
1

Samenstelling: Heijne Makkreel (VVD) voorzitter, Talsma (VVD), Glasz (CDA), Michiels van Kessenich-Hoogendam (CDA), Holdijk (SGP), Vrisekoop (D66), Pitstra (GroenLinks), Le Poole (PvdA), Cohen (PvdA), De Wit (SP), Hirsch Ballin (CDA), De Haze Winkelman (VVD).

XNoot
2

Deze brief is ter kennis gebracht van de regering en ter inzage gelegd op het Centraal Informatiepunt onder nr. 117 370.

Naar boven