nr. 263c
VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR VOLKSHUISVESTING1
De leden van de fractie van de PvdA achtten de reactie op hun
vragen en opmerkingen in het voorlopig verslag niet steeds voldoende verhelderend.
Dat kan mede veroorzaakt zijn doordat de voorlopige tekst die de staatssecretaris
bereikte op verschillende punten afwijkt van de tekst die door deze leden
voor het voorlopig verslag werd ingebracht.
Zo wordt in de memorie van antwoord gesteld, dat het deze leden «voldoende»
duidelijk is, wat wordt beoogd met de afwijkingsmogelijkheid met betrekking
tot de vermeningvuldigingsfactor. Uiteraard was dat deze leden «onvoldoende» duidelijk. Daarom stelden zij daar ook enkele vragen
over. Een centraal element in hun vraagstelling was de aaname, dat de bedoelde
afwijkingsmogelijkheid voor slechts één jaar zou gelden; dit
gezien de komende algehele herziening van de Wet IHS. Nu deze mogelijkheid
voor meerdere jaren blijkt te moeten gelden kunnen zij de opname in de wetstekst
van deze bepaling op zich zelf genomen beter plaatsen. Tot hun verbazing vernamen
zij echter, als het ware in het voorbijgaan, dat de algehele herziening van
de Wet IHS niet per 1 juli 1996 zal kunnen zijn voltooid.
Deze leden wilden best aannemen, dat «een traject van wetgeving
van een dergelijke omvang» «langere tijd» in beslag neemt,
maar hadden tegelijkertijd de indruk, dat deze zaak reeds zeer lang in voorbereiding
is, zodat voltooiing per 1 juli 1996 zonder meer mogelijk is. Deze leden zagen
zich graag geïnformeerd over de planning in de tijd die de staatssecretaris
in gedachten heeft.
Deze leden stelden vast, dat de staatssecretaris niet is ingegaan op hun
stelling, dat het afwijken van de procentuele huurverhoging voor IHS-ontvangers
van hun werkelijke, of via normhuurcompensatie beoogde, huurverhoging zich
ook gemeten over meerdere jaren voordoet en dan steeds ten nadele van de IHS-ontvanger.
Evenmin ging de staatssecretaris in op hun stelling, dat dit in hoge mate
veroorzaakt wordt door de altijd van gelijke omvang blijvende kwaliteitskortingsschijven
en het ook nooit aangepaste «vrije» bedrag van f 780,–.
Deze leden zouden toch graag vernemen, of hun indruk juist is.
Met betrekking tot de aanpassing van het in artikel 7, eerste lid, bedoelde
bedrag merkten deze leden nog op dat hier aan hun kant niet zozeer sprake
was van een misverstand, als wel van een poging om aan te geven, hoe «IHSontvangeronvriendelijk»
de wet ook op dit punt is.
Deze leden stelden tenslotte vast, dat de staatssecretaris het «streven
om de huur onder de maximale huurgrens van de huursubsidie te houden»
niet wil zien als een streven naar «inkomensafhankelijke» huren.
Derhalve vroegen deze leden nog, op welke categorieën van huuraanpassingen
de staatssecretaris dan wel het oog heeft, als hij «inkomensafhankelijke
huuraanpassingen» afwijst.
Vertrouwende dat deze vragen tijdig zullen worden beantwoord, acht de
commissie de openbare beraadslaging over het onderhavige wetsvoorstel voldoende
voorbereid.
De voorzitter van de commissie,
Schuyer
De griffier van de commissie,
Nieuwenhuizen
XNoot
1Samenstelling: Baarda (CDA), Huberts-Fokkelman (CDA), Van der Meulen (CDA),
Ermen (PvdA), Van Veldhuizen (PvdA), Schuyer (D66), voorzitter, Spier (D66),
Korthals Altes (VVD), Talsma (VVD), Pitstra (GroenLinks), Holdijk (SGP), Schuurman
(RPF) en Veling (GPV).