24 091
Wijziging van de Wet individuele huursubsidie en wijziging van de wet van 21 juni 1989 tot aanpassing van de Wet individuele huursubsidie naar aanleiding van de voorstellen van de commissie tot vereenvoudiging van de loonbelasting en de inkomstenbelasting (opname van een tegemoetkoming voor huishoudens die de effecten van maatregelen in de kinderbijslag ondervinden)

nr. 263c
VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR VOLKSHUISVESTING1

Vastgesteld 24 mei 1995

De leden van de fractie van de PvdA achtten de reactie op hun vragen en opmerkingen in het voorlopig verslag niet steeds voldoende verhelderend. Dat kan mede veroorzaakt zijn doordat de voorlopige tekst die de staatssecretaris bereikte op verschillende punten afwijkt van de tekst die door deze leden voor het voorlopig verslag werd ingebracht.

Zo wordt in de memorie van antwoord gesteld, dat het deze leden «voldoende» duidelijk is, wat wordt beoogd met de afwijkingsmogelijkheid met betrekking tot de vermeningvuldigingsfactor. Uiteraard was dat deze leden «onvoldoende» duidelijk. Daarom stelden zij daar ook enkele vragen over. Een centraal element in hun vraagstelling was de aaname, dat de bedoelde afwijkingsmogelijkheid voor slechts één jaar zou gelden; dit gezien de komende algehele herziening van de Wet IHS. Nu deze mogelijkheid voor meerdere jaren blijkt te moeten gelden kunnen zij de opname in de wetstekst van deze bepaling op zich zelf genomen beter plaatsen. Tot hun verbazing vernamen zij echter, als het ware in het voorbijgaan, dat de algehele herziening van de Wet IHS niet per 1 juli 1996 zal kunnen zijn voltooid.

Deze leden wilden best aannemen, dat «een traject van wetgeving van een dergelijke omvang» «langere tijd» in beslag neemt, maar hadden tegelijkertijd de indruk, dat deze zaak reeds zeer lang in voorbereiding is, zodat voltooiing per 1 juli 1996 zonder meer mogelijk is. Deze leden zagen zich graag geïnformeerd over de planning in de tijd die de staatssecretaris in gedachten heeft.

Deze leden stelden vast, dat de staatssecretaris niet is ingegaan op hun stelling, dat het afwijken van de procentuele huurverhoging voor IHS-ontvangers van hun werkelijke, of via normhuurcompensatie beoogde, huurverhoging zich ook gemeten over meerdere jaren voordoet en dan steeds ten nadele van de IHS-ontvanger. Evenmin ging de staatssecretaris in op hun stelling, dat dit in hoge mate veroorzaakt wordt door de altijd van gelijke omvang blijvende kwaliteitskortingsschijven en het ook nooit aangepaste «vrije» bedrag van f 780,–. Deze leden zouden toch graag vernemen, of hun indruk juist is.

Met betrekking tot de aanpassing van het in artikel 7, eerste lid, bedoelde bedrag merkten deze leden nog op dat hier aan hun kant niet zozeer sprake was van een misverstand, als wel van een poging om aan te geven, hoe «IHSontvangeronvriendelijk» de wet ook op dit punt is.

Deze leden stelden tenslotte vast, dat de staatssecretaris het «streven om de huur onder de maximale huurgrens van de huursubsidie te houden» niet wil zien als een streven naar «inkomensafhankelijke» huren. Derhalve vroegen deze leden nog, op welke categorieën van huuraanpassingen de staatssecretaris dan wel het oog heeft, als hij «inkomensafhankelijke huuraanpassingen» afwijst.

Vertrouwende dat deze vragen tijdig zullen worden beantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over het onderhavige wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie,

Schuyer

De griffier van de commissie,

Nieuwenhuizen


XNoot
1

Samenstelling: Baarda (CDA), Huberts-Fokkelman (CDA), Van der Meulen (CDA), Ermen (PvdA), Van Veldhuizen (PvdA), Schuyer (D66), voorzitter, Spier (D66), Korthals Altes (VVD), Talsma (VVD), Pitstra (GroenLinks), Holdijk (SGP), Schuurman (RPF) en Veling (GPV).

Naar boven