nr. 263a
VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR VOLKSHUISVESTING1
Het voorbereidend onderzoek gaf aanleiding tot het formuleren van de volgende
opmerkingen en vragen.
De leden van de CDA-fractie hadden op blz. 4 van de memorie
van toelichting gelezen dat voor een structurele regeling per 1 juli 1996
een separate wijziging van de wet noodzakelijk is. Waarom is voor het tijdvak
van 1 juli 1995 tot 1 juli 1996 geen structurele regeling toegepast? Wat wordt
hier overigens verstaan onder een structurele regeling?
Welke criteria worden gehanteerd bij de herbezinning op het stelsel van
de Wet IHS?
Deelt de staatssecretaris de mening, dat het aanbeveling verdient om geen
bedragen meer in de Wet IHS te noemen, maar deze vast te stellen bij algemene
maatregel van bestuur? Wil de staatssecretaris zijn mening hierover motiveren?
De leden van de fractie van de PvdA stelden met voldoening
vast, dat een algehele herziening van de Wet IHS wordt voorbereid. Voldoening,
omdat daarmee onvoldoend doorzichtige ad hoc operaties, als neergelegd in
het nu aan de orde zijnde voorstel, voorkomen kunnen worden. Zo was deze leden
nu onvoldoende duidelijk, wat beoogd wordt met de afwijkingsmogelijkheid met
betrekking tot de vermenigvuldigingsfactor als opgenomen in artikel I, E (artikel
10, eerste lid). Er mag toch vanuit worden gegaan, dat deze bepaling, gezien
de aangekondigde algehele herziening van de wet, voor slechts één
jaar zal gelden. Welnu, voor dit ene jaar zal de staatssecretaris zich toch
reeds een gedachte gevormd hebben omtrent de toe te passen vermenigvuldigingsfactor.
Of is het de bedoeling om deze factor later in het subsidietijdvak te wijzigen,
voor dan nog in te dienen aanvragen? Of, zo vroegen deze leden, is het de
bedoeling om binnen de in artikel 10, eerste lid, onder a, b, c en d, bedoelde
categorieën IHS-ontvangers een verschillende factor te kunnen toepassen,
bijvoorbeeld één voor het minimumniveau en een andere voor de
hogere inkomens? Graag zagen deze leden dit nog eens uitvoerig toegelicht.
Een grondige herziening van de Wet IHS zal zeker de eenvoud, de helderheid
en de uitvoerbaarheid moeten dienen. Bovendien dient de wet zo ingericht te
zijn, dat het mogelijk is om op cruciale punten te amenderen zonder, zoals
nu het geval was, geconfronteerd te worden met het argument, dat uitvoering
van zo'n amendement te veel tijd zou kosten. Overigens zou de hele jaarlijkse
behandelcyclus van de IHS natuurlijk, mede ten gerieve van de Eerste Kamer,
wat vroeger ingezet kunnen worden.
Van nog groter belang achtten deze leden het echter dat de wet zo wordt
ingericht, dat IHS-ontvangers een procentuele huurverhoging ervaren die gelijk
is aan hun werkelijke, of via normhuurcompensatie beoogde, huurverhoging.
Dat dat nu, per jaar gemeten, niet steeds het geval is achtten zij begrijpelijk
en ook niet altijd verwerpelijk. Verwerpelijk wordt het pas, als deze afwijking
zich over meerdere jaren blijkt voor te doen en dan steeds ten nadele van
de IHS-ontvanger. Naar de mening van deze leden is van zulke doorlopende afwijkingen
sprake en worden deze in hoge mate veroorzaakt door de altijd van gelijke
omvang blijvende kwaliteitskortingsschijven en het ook nooit aangepaste «vrije
bedrag» van f 780,–.
Meer in concreto vroegen zij zich nog af, waarom in art. III, tweede lid,
het voor de IHS-ontvangers ongunstige percentage van 2,5 is opgenomen en niet
de huns inziens meer voor de hand liggende 4,5%. Is bij de toepassing van
de normhuurcompensatie in de afgelopen jaren steeds voor de nu gehanteerde
mogelijkheid gekozen?
Voorts zouden deze leden nog graag vernemen, of er enig inzicht bestaat
in de oorzaken van het sinds kort weer toenemen van het aantal fiatteringen.
Daarbij zagen zij ook graag een indicatie tegemoet van de omvang van deze
toename.
Bij de behandeling in de Tweede Kamer ging de staatssecretaris ervan uit
(pag. 33, rk, ongecorrigeerd stenogram, vergadering TK 2 mei 1995) dat verhuurders
ernaar streven de «huur onder de maximale huurgrens te houden, zodat
mensen nog huursubsidie krijgen». Levert een dergelijk streven niet
de elders door de staatssecretaris afgewezen «inkomenshuuraanpassingen»
op?
De voorzitter van de commissie,
Schuyer
De griffier van de commissie,
Nieuwenhuizen