nr. 257a
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG
Met belangstelling heb ik kennis genomen van het verslag van de vaste
commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat.
De leden van de commissie constateerden een verschil tussen de vergoeding
van verblijfkosten genoemd in het wetsvoorstel en de vergoeding zoals die
was opgenomen in de notitie «Herziening van de materiële rechtspositie
van de leden van de Eerste Kamer» (kamerstukken I 1993/94, nr. 267a).
Zij vroegen welke redenen aan deze wijziging ten grondslag liggen. Voorts
vroegen zij of de regeling nu nog budgettair neutraal kan worden uitgevoerd
en wie de eventuele hogere kosten zal moeten dragen.
Op pag. 8 van genoemde notitie wordt de volgende regeling voor een verblijfkostenvergoeding
voorgesteld «een vergoeding van kosten, waarbij zoveel mogelijk wordt
aangesloten bij de regeling die geldt voor de leden van de Tweede Kamer, derhalve
een vergoeding die afhankelijk is van de afstand van de woonplaats van het
kamerlid tot Den Haag:
0–10 km: f 400 per jaar;
10–75 km: f 4 000 per jaar;
75–150 km: f 8 000 per jaar;
150 km en meer: f 13 000 per jaar».
Uitvoering van deze regeling zou betekenen dat een kamerlid dat 11 km
en een kamerlid dat 74 km van Den Haag woont eenzelfde vergoedingsbedrag zouden
ontvangen. Tevens zou als gevolg van deze regeling een kamerlid dat 75 km
van Den Haag woont per jaar f 4 000 aan verblijfkostenvergoeding
meer ontvangen. Beide gevolgen, eenzelfde bedrag voor zeer uiteenlopende afstanden
en een stijging van de vergoeding met f 4 000 per jaar bij een afstand
van één km meer, acht ik niet wenselijk.
In het wetsvoorstel is de onderstaande regeling opgenomen: de vergoeding
bedraagt bij een afstand van
0 km: f 400 per jaar;
10 km: f 4 000 per jaar;
75 km: f 8 000 per jaar;
150 km en meer: f 13 000 per jaar.
Hieraan is toegevoegd dat het bedrag behorende bij de afstanden, afgerond
op hele kilometers, tussen de in bovenstaand schema genoemde afstanden, wordt
berekend naar evenredigheid met het verschil tussen de in het schema aangegeven
bedragen bij de naasthogere en naastlagere afstand. Deze regeling houdt in
dat het vergoedingsbedrag per kamerlid en per afstand kan worden berekend.
De gevolgen die zouden optreden bij de regeling zoals neergelegd in de notitie,
komen bij de regeling van het wetsvoorstel niet voor. Bovendien is deze vergoedingssystematiek
conform de systematiek van de verblijfkostenvergoeding van de leden van de
Tweede Kamer.
Een van de belangrijkste uitgangspunten van de nieuwe rechtspositionele
regeling is dat de financiële gevolgen zoveel mogelijk budgettair neutraal
zijn. Ondanks de aanpassing van de verblijfkostenvergoeding in het wetsvoorstel
ten opzichte van die in de notitie, blijven de totale kosten van de regeling
niettemin binnen het budget dat thans voor rechtspositionele elementen is
voorzien. Omdat de regeling gaat gelden voor de leden van de nieuwe Eerste
Kamer zijn de exacte kosten nu nog niet te bepalen. Dit geldt met name voor
de verblijfkostenvergoeding, omdat nu nog niet bekend is wat de afstanden
zullen zijn van de woonplaatsen van de nieuwe kamerleden tot Den Haag.
Overigens sluit ik niet uit dat er enige spanning kan ontstaan tussen
de financiële gevolgen van de in het wetsvoorstel gehanteerde berekeningswijze
van de verblijfkostenvergoeding enerzijds, en de mogelijkheid de inspanningsverplichting
van de Eerste Kamer inzake de regeerakkoordtaakstelling op genoemd budget
te realiseren anderzijds.
De Minister van Binnenlandse Zaken,
H. F. Dijkstal