nr. 293
GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de regeling
van de Wet milieubeheer inzake de rapportage over de toestand van het milieu
in Nederland uit te bouwen tot een regeling inzake het regelmatig rapporteren
over de toestand van het milieu en van de ten aanzien daarvan te verwachten
ontwikkelingen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I
Artikel 4.2 van de Wet milieubeheer wordt vervangen door de volgende artikelen:
Artikel 4.2
1. Een overheidsinstelling die daartoe bij koninklijk besluit wordt aangewezen,
brengt eenmaal in de vier jaar aan Onze Minister een wetenschappelijk rapport
uit, waarin de ontwikkeling van de kwaliteit van het milieu wordt beschreven
over een door Onze Minister aan te geven periode van ten minste de eerstvolgende
tien jaar. In ieder geval wordt die ontwikkeling beschreven, uitgaande van
de voor die periode meest waarschijnlijke ontwikkeling van de omstandigheden
die daarvoor van belang zijn. Tevens worden in het rapport beschrijvingen
opgenomen, die telkens uitgaan van andere ontwikkelingen van die omstandigheden,
die zich, naar redelijkerwijs kan worden verondersteld, in de betrokken periode
zouden kunnen voordoen. Het rapport wordt uitgebracht ten minste 6 maanden
en ten hoogste 12 maanden voordat Onze Ministers het eerstvolgende nationale
milieubeleidsplan vaststellen. Om aan deze verplichting te kunnen voldoen
in gevallen waarin de geldingsduur van een nationaal milieubeleidsplan met
toepassing van artikel 4.6, tweede lid, wordt verlengd, kan worden
afgeweken van de in de eerste volzin gestelde termijn van vier jaar.
2. De krachtens het eerste lid aangewezen overheidsinstelling brengt jaarlijks
aan Onze Minister een wetenschappelijk rapport uit, waarin de ontwikkeling
van de kwaliteit van het milieu wordt beschreven, die het resultaat is van
de uitvoering van de beleidsmaatregelen die van invloed zijn op die kwaliteit
en die in het jaar waarop het rapport betrekking heeft, van kracht waren.
Daarbij wordt in ieder geval aangegeven in hoeverre die maatregelen hebben
bijgedragen aan de verwezenlijking van de resultaten, waarvan in het geldende
nationale milieubeleidsplan is aangegeven dat zij voor het betrokken jaar
zijn beoogd. Tevens wordt aangegeven hoe de beschreven ontwikkeling van de
kwaliteit van het milieu zich verhoudt tot de ontwikkeling daarvan die is
beschreven in de overeenkomstige eerder uitgebrachte rapporten. Indien zich
onvoorzien een omstandigheid voordoet die belangrijke gevolgen kan hebben
voor de ontwikkeling van de kwaliteit van het milieu op langere termijn, en
Onze Minister daarom verzoekt, neemt de instelling in een rapport tevens een
beschrijving op van die ontwikkeling die daarvan het resultaat kan zijn.
3. Een overheidsinstelling komt voor aanwijzing krachtens het eerste lid
slechts in aanmerking indien zij in staat is naar organisatie, personeel en
uitrusting de voor het opstellen van de rapporten nodige werkzaamheden op
een passend wetenschappelijk niveau te verrichten.
4. Onze Minister wijst, te zamen met – ieder voor zover het hem
aangaat – Onze Ministers van Verkeer en Waterstaat, van Economische
Zaken en van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, overheidsinstellingen aan,
die door de krachtens het eerste lid aangewezen overheidsinstelling in ieder
geval worden betrokken bij het opstellen van de rapporten. Het derde lid is
van overeenkomstige toepassing.
5. Onze Minister kan, te zamen met – ieder voor zover het hem aangaat –
Onze Ministers van Verkeer en Waterstaat, van Economische Zaken en van Landbouw,
Natuurbeheer en Visserij, regels stellen ten aanzien van de wijze waarop de
krachtens het vierde lid aangewezen overheidsinstellingen bij het opstellen
van de rapporten worden betrokken.
Artikel 4.2a
1. Onze Minister kan aanwijzingen geven omtrent veronderstelde ontwikkelingen
die in ieder geval als grondslag voor beschrijvingen als bedoeld in artikel
4.2, eerste lid, moeten worden aangenomen. Hij kan tevens aanwijzingen geven
omtrent onderwerpen die in ieder geval in een rapport, als bedoeld in dat
artikellid, moeten worden beschreven.
2. Behoudens het in het artikel 4.2, tweede lid, vierde volzin, en in
het eerste lid van dit artikel bepaalde, geven Onze betrokken Ministers de
krachtens artikel 4.2, eerste en vierde lid, aangewezen instellingen geen
aanwijzingen met betrekking tot de inhoud van de rapporten.
3. Onze Minister zendt de rapporten aan de Staten-Generaal; een rapport
als bedoeld in artikel 4.2, eerste lid, voor of gelijktijdig met het eerstvolgende
nationale milieubeleidsplan; een rapport als bedoeld in artikel 4.2, tweede
lid, voor of gelijktijdig met het eerstvolgende nationale milieuprogramma.
De aangewezen instelling draagt ervoor zorg dat de rapporten algemeen verkrijgbaar
worden gesteld.
Artikel 4.2b
Ten behoeve van het opstellen van milieubeleidsplannen en van milieuprogramma's
verschaffen de onderscheidene overheidsorganen elkaar desgevraagd alle inlichtingen
en gegevens, waarover zij kunnen beschikken, voor zover die voor dat opstellen
redelijkerwijs noodzakelijk zijn.
ARTIKEL II
Het in artikel 4.2, eerste lid, van de Wet milieubeheer bedoelde rapport
wordt voor het eerst uitgebracht in 1997.
ARTIKEL III
Deze wet treedt in werking met ingang van de tweede kalendermaand na de
datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en
dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,