nr. 252
GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is enkele wijzigingen
aan te brengen in de Wet op de waterhuishouding ten aanzien van het vergunningstelsel
voor het lozen van water in of het onttrekken van water aan oppervlaktewateren
en ten aanzien van de bevoegdheden in buitengewone omstandigheden;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Wet op de waterhuishouding wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 24 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid, eerste volzin, wordt «van nadelige invloed
kunnen zijn op de peilregeling of de waterbeweging» vervangen door:
van nadelige invloed kunnen zijn op de peilregeling, de grondwaterstand of
de waterbeweging.
2. Aan het zesde lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: De vorige
volzin geldt niet voor zover de vergunning wordt verleend voor een lozing
in een geval waarin ingevolge het eerste lid een aanwijzing van toepassing
is in verband met de nadelige invloed van de lozing van de desbetreffende
waterhoeveelheden op de grondwaterstand of de grondwaterbeweging.
B
Artikel 34, derde lid, komt te luiden:
3. De opdracht geldt voor een daarbij te stellen termijn. Deze termijn
kan, met inachtneming van het tweede lid, telkens worden verlengd met een
bij het verlengingsbesluit te stellen aanvullende termijn. Zodra de omstandigheden
op grond waarvan toepassing is gegeven aan het eerste lid zulks toelaten,
wordt de opdracht ingetrokken.
C
Artikel 35, tweede lid, komt te luiden:
2. De opdracht geldt voor een daarbij te stellen termijn. Deze termijn
kan telkens worden verlengd met een bij het verlengingsbesluit te stellen
aanvullende termijn. Zodra de omstandigheden op grond waarvan toepassing is
gegeven aan het eerste lid zulks toelaten, wordt de opdracht ingetrokken.
D
Artikel 38, eerste lid, komt te luiden:
1. Een krachtens artikel 37 vastgestelde regeling geldt voor een daarbij
te stellen termijn. Deze termijn kan telkens worden verlengd met een bij de
verlengingsregeling te stellen aanvullende termijn.
ARTIKEL II
Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte
van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Verkeer en Waterstaat,