nr. 237
NADER GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben dat het wenselijk is de regels betreffende
het gebruik van de Friese taal in het rechtsverkeer te verruimen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Wet van 11 mei 1956 (Stb. 242), houdende enige regelen betreffende
het gebruik van de Friese taal, in het bijzonder in het rechtsverkeer, wordt
gewijzigd als volgt:
A
In artikel 1, tweede lid, worden de woorden «Dat forklearje ik»
vervangen door: Dat ferklearje ik.
B
De artikelen 3 tot en met 7 worden vervangen door:
Artikel 3
Indien tijdens het onderzoek der terechtzitting in een strafzaak een verdachte
of getuige zich op de voet van artikel 2 wil bedienen van het Fries, bepaalt
de rechter die de leiding van de zitting heeft, indien hij zulks wenselijk
acht, dat bijstand wordt verleend door een tolk. Artikel 306, vierde, zesde
en zevende lid, van het Wetboek van Strafvordering is van toepassing.
Artikel 4
Indien tijdens een terechtzitting in een civiele zaak een partij, belanghebbende
of getuige zich op de voet van artikel 2 wil bedienen van het Fries, bepaalt
de rechter die de leiding heeft van de zitting, indien hij zulks wenselijk
acht, dat bijstand wordt verleend door een tolk, mits de rechtsgang daardoor
naar zijn oordeel niet onnodig wordt vertraagd.
Artikel 4a
De rechter kan bepalen dat de vergoeding aan de tolk die ingevolge artikel
4 is opgetreden ten laste van het Rijk komt. Het bij of krachtens de Wet tarieven
in strafzaken bepaalde is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 5
Indien tijdens het onderzoek ter zitting in een bestuursrechtelijke zaak
een partij of getuige zich op de voet van artikel 2 wil bedienen van het Fries,
bepaalt de rechter die de leiding van de zitting heeft, indien hij zulks wenselijk
acht, dat bijstand wordt verleend door een tolk, mits de rechtsgang daardoor
naar zijn oordeel niet onnodig wordt vertraagd.
Artikel 6
1. Hetgeen in het Fries is gesproken wordt, indien het in het proces-verbaal
wordt opgenomen, in die taal vermeld. De rechter kan bepalen dat een vertaling
in het Nederlands wordt gemaakt.
2. Indien naar het oordeel van de rechter opneming van het gesprokene
in het Fries in redelijkheid niet kan worden gevergd, wordt het in het Nederlands
in het proces-verbaal opgenomen en wordt daarin aangetekend dat het Fries
is gebezigd.
Artikel 7
1. In strafzaken, civiele zaken en bestuursrechtelijke zaken die aanhangig
zijn bij een in de provincie Friesland gevestigd gerecht, mogen processtukken,
met uitzondering van dagvaardingen en telasteleggingen in strafzaken, in het
Fries worden gesteld.
2. Indien dat voor een goede beoordeling van het stuk wenselijk is, kan
de rechter ambtshalve of op verzoek van een van de andere bij de zaak betrokken
verlangen, dat een vertaling in het Nederlands wordt toegevoegd.
Artikel 7a
De rechter kan bepalen dat de kosten van de vertaling van processtukken
in civiele zaken als bedoeld in artikel 7 ten laste van het Rijk komen. Het
bij of krachtens de Wet tarieven in strafzaken bepaalde is van overeenkomstige
toepassing.
C
Artikel 8 wordt gewijzigd als volgt:
a. in het eerste lid wordt «de in- of overschrijving» vervangen
door: de inschrijving.
b. Onder vernummering van het derde lid tot vierde lid wordt een nieuw
derde lid ingevoegd, luidende als volgt:
3. In afwijking van het eerste en tweede lid worden akten van de burgerlijke stand zowel in het Fries als in het Nederlands opgemaakt.
c. In het vierde lid (nieuw) wordt «eerste en tweede lid»
vervangen door: eerste tot en met derde lid.
D
Na artikel 11 worden twee artikelen toegevoegd, luidende als volgt:
Artikel 12
Indien een verdachte of getuige tijdens het onderzoek ter terechtzitting
in een strafzaak buiten de provincie Friesland zich wil bedienen van het Fries
en aannemelijk maakt dat hij zich in het Nederlands onvoldoende kan uitdrukken,
bepaalt de rechter die de leiding van de zitting heeft, indien hij zulks wenselijk
acht, dat bijstand wordt verleend door een tolk. Artikel 306, vierde, zesde
en zevende lid, van het Wetboek van Strafvordering is van toepassing.
Artikel 13
Deze wet wordt aangehaald als: Wet gebruik Friese taal in het rechtsverkeer.
ARTIKEL II
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
ARTIKEL III
De tekst van de Wet gebruik Friese taal in het rechtsverkeer wordt in
het Staatsblad geplaatst.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Justitie,
De Minister van Binnenlandse Zaken,