23 712
Gemeentelijke herindeling in het samenwerkingsgebied 's-Hertogenbosch

nr. 165d
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 16 mei 1995

Alleen de leden van de fractie van de VVD gevoelden de behoefte nog enkele vragen te stellen naar aanleiding van de beantwoording van het voorlopig verslag. Deze vragen worden hierna beantwoord. Als de mondelinge behandeling van dit voorstel op korte termijn kan plaatsvinden zal voor de betrokken gemeenten een periode van onzekerheid plaatsmaken voor een periode van intensieve voorbereidingen om tot een zo goed mogelijke start van de nieuwe gemeenten te komen.

De leden van de fractie van de VVD zouden naar aanleiding van de gebruikte bewoordingen in de memorie van antwoord: «de beleidsinzichten die reeds door het parlement worden gedragen» omschreven willen zien wat de inhoud van deze beleidsinzichten is en bij welke gelegenheid en op welk tijdstip gebleken is dat deze door het parlement gedragen worden. Zij vroegen zich daarbij af of bij het woord parlement in dit geval de Tweede Kamer is bedoeld.

In de memorie van toelichting van het wetsvoorstel gemeentelijke herindeling Noord-Brabant Noordoost (Kamerstukken 1992/93 II, 22 989, nr. 3) zijn genoemde beleidsinzichten nadrukkelijk aan de orde gekomen. Vanuit het oplossen van de juridisch-bestuurlijke knelpunten, als gevolg van de verhouding van gemeenteschaal en -draagvlak en de opgedragen taken, is daarin de versterking van regionale centrumgemeenten in Noord-Brabant Noordoost voorgesteld. Niet langer worden gemeenten slechts samengevoegd omdat een zelfstandig functioneren, bezien vanuit een oogpunt van genoemde knelpunten onmogelijk zou zijn, maar ook om uitbreiding van (regionale) centrumgemeenten mogelijk te maken. Uitbreiding van de regionale centrumgemeenten is noodzakelijk met het oog op de toekomstige ontwikkeling van woningbouwlocaties en bedrijventerreinen op het eigen gemeentelijk grondgebied en met het oog op de versterking van het draagvlak teneinde de regionale functie te kunnen waarmaken.

Voor landelijke gemeenten dienden eveneens juridisch-bestuurlijke knelpunten te worden opgelost. Versterking van landelijke gemeenten werd nodig geacht om de benodigde kwaliteit van het bestuur van landelijke gemeenten te verkrijgen. De leefbaarheid zou door het zelfstandig vervullen van de gemeentelijke basistaken gewaarborgd zijn.

Het voorzieningenniveau van de landelijke kernen zou aldus gehandhaafd kunnen blijven, zodat een landelijke gemeente een sturende rol in het spanningsveld van landbouw versus natuur en landschap zou kunnen vervullen.

Deze uitgangspunten werden breed ondersteund in de Tweede Kamer. Men vond ze echter in meerderheid niet toereikend toegepast in het wetsvoorstel Noord-Brabant Noordoost. Het voorstel is dan ook geamendeerd in de richting van verdere versterking van regionale centrumgemeenten (bij Oss werd ook Megen gevoegd en Veghel werd samengevoegd met Erp). Ook werd bij amendement een verder versterkte landelijke gemeente gevormd (Heesch, Heeswijk-Dinther en Nistelrode). Tot slot is bij de behandeling in de Tweede Kamer bij motie zeer nadrukkelijk de discussie op gang gebracht over het zelfstandig voortbestaan van de gemeenten Vierlingsbeek en Berlicum en is het voortbestaan van Boekel in verband gebracht met de toekomstige herindeling in het samenwerkingsgebied Noord-Brabant Zuidoost.

Mijn ambtsvoorgangster heeft in de memorie van antwoord aan de Eerste Kamer bij genoemd wetsvoorstel voor de verschillende wijzigingen aangegeven waarom zij uiteindelijk akkoord is gegaan met dit interveniëren van de Tweede Kamer: hoewel de wijzigingen niet allemaal haar voorkeur hadden, pasten ze wel in het algemene herindelingsbeleid. Volgens het aanvankelijk ingediende wetsvoorstel, maar meer nog volgens de geamendeerde versie, worden de juridisch-bestuurlijke knelpunten opgelost door een nadrukkelijke tendens van schaalvergroting, zo constateerde mijn voorgangster in deze memorie van antwoord aan uw Kamer.

Bij de daarop volgende mondelinge behandeling is door de leden van de fractie van de PvdA gepleit voor schaalvergroting. De leden van de fractie van het CDA gaven aan dat elke schaal functioneel moet zijn. De leden van de fractie van de VVD betuigden hun steun aan dit voorstel. De leden van de fractie van D66 vroegen zich af of de Tweede Kamer zich niet teveel met de uitvoering van het herindelingsbeleid had bemoeid, maar hadden op zich geen probleem met de inhoud van het herindelingsbeleid. Alleen de leden van de fracties van de SGP en GroenLinks stonden kritisch tegenover de voorgestelde schaalvergroting. Op de vraag aan de toenmalige staatssecretaris of zij in navolging van de Tweede Kamer haar beleid ook in die richting zou bijstellen antwoordde zij dat zij niet zonder meer zou uitgaan van grootschaligheid, maar dat er twee elementen van belang waren bij dit voorstel: de positie van de centrumgemeenten en de versterking van de landelijke gemeenten.

Bij de schriftelijke behandeling van het onderhavige wetsvoorstel in de Tweede Kamer heb ik in de Nota naar aanleiding van het verslag nader aangegeven welke uitgangspunten het huidige kabinet hanteert. Centraal daarin staat dat bij herindeling gestreefd wordt naar grotere gemeenten en dat centrumgemeenten bij herindeling de ruimte moeten krijgen. Deze uitgangspunten, die zoals gezegd voortbouwen op de geaccepteerde accentverschuiving in het herindelingsbeleid en de door leden van de Tweede Kamer geuite twijfels of het voorstel wel voldoende oplossing zou bieden voor een aantal problemen, hebben mij er indertijd toe gebracht het wetsvoorstel op een aantal punten aan te passen.

Uit de discussie die daarna in de Tweede Kamer is gevoerd en uit het latere stemgedrag is gebleken dat in de Tweede Kamer brede steun bestaat voor zowel de algemene uitgangspunten als de aangebrachte wijzigingen in het voorstel.

De leden van de fractie van de VVD vroegen zich tevens af waarom niet is gekozen voor uitbreiding van 's -Hertogenbosch in westelijke of noordwestelijke richting in plaats van de uitbreiding van 's-Hertogenbosch in de richting van Rosmalen-Noord. Zij wezen daarbij op de gebieden ten noorden van het Afwateringskanaal en ten noorden van Vlijmen en ten noordoosten van Haarsteeg.

De ruimtelijke uitbreidingsmogelijkheden en ontwikkelingsrichtingen van 's-Hertogenbosch zijn vastgesteld in het provinciale streekplan van juli 1992 en zijn later uitgewerkt in het Uitwerkingsplan stadsregio 's-Hertogenbosch van december 1994. In het streekplan is de begrenzing aangegeven van de stadsregio en het centraal stedelijk gebied daarbinnen. Het centraal stedelijk gebied geeft de zoekruimte aan voor de vestiging van nieuwe grote woonwijken en bedrijventerreinen. In het genoemde uitwerkingsplan zijn de gebieden in Rosmalen-Noord en rond de kern Empel aangewezen als verstedelijkingslocaties.

In de stadsregio buiten het centraal stedelijk gebied wordt met het oog op het verstedelijkingsbeleid de te verwachten ruimtelijke groei geconcentreerd, zonder dat er sprake is van grote woonwijken en bedrijventerreinen. Zo wordt voorkomen dat het platteland buiten de stadsregio verstedelijkt.

In het streekplan is tevens de groene hoofdstructuur aangegeven. Het hele gebied ten noorden van het Afwateringskanaal, dus niet alleen het natuurreservaat de Moerputten, is natuurkerngebied. Met de bestemming van dit gebied tot natuurkerngebied wordt een duurzame instandhouding en ontwikkeling van de natuur en verbetering van de milieuomstandigheden beoogd. In een dergelijk gebied mag niet gebouwd worden. Het is uitdrukkelijk de bedoeling van het provinciebestuur om ook in het centraal stedelijk gebied groenvoorzieningen mogelijk te maken of in stand te houden. Dit natuurkerngebied draagt in het centraal stedelijk gebied bij tot de kwaliteit van het wonen en werken.

Het streekplan zoals dat is vastgesteld door provinciale staten vormt het wettelijke kader voor de uitwerkingsplannen voor de stadsregio's. In het recent vastgestelde uitwerkingsplan 's-Hertogenbosch heeft het provinciebestuur gekozen voor bovengenoemde verstedelijkingslocaties. Gelet op het recente tijdstip van vaststelling van het streekplan op dit punt, ligt een aanpassing, hetgeen overigens tot de bevoegdheid van het provinciaal bestuur behoort, naar mijn mening derhalve niet voor de hand.

Ditzelfde geldt voor de gebieden ten noorden van Vlijmen en ten noordoosten van Haarsteeg.

Deze gebieden buiten het centraal stedelijk gebied bieden geen zoekruimte voor grote woonwijken en bedrijventerreinen. Wel hebben ze binnen de stadsregio een taak bij de opvang van bijzondere woon- en werkfuncties, die weinig ruimte vragen en vervullen een belangrijke functie voor de openluchtrecreatie. In het gebied ten noorden van Vlijmen is daarnaast nog sprake van enige concentratie van glastuinbouw. Het grenst aan een concentratiegebied voor glastuinbouw in het streekplan. Ook in het uitwerkingsplan 's-Hertogenbosch is het gebied aangewezen als ontwikkelingslocatie voor glastuinbouw en tevens vollegrondsgroenteteelt.

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken,

A. G. M. van de Vondervoort

Naar boven