23 705
Wijziging van het Wetboek van Strafvordering (vormverzuimen)

nr. 236a
VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR JUSTITIE1

Vastgesteld 15 mei 1995

Het voorbereidend onderzoek gaf aanleiding tot het formuleren van de volgende opmerkingen en vragen.

De leden van de commissie hadden met belangstelling kennis genomen van dit wetsvoorstel en met name ook van de behandeling ervan in de Tweede Kamer.

Zij wilden echter de volgende vragen aan de minister voorleggen.

Het mag bekend worden verondersteld dat raadslieden bepaalde verweren (bijvoorbeeld dat er een verkeerde locus delicti ten laste wordt gelegd) tot na het begin van het requisitoir in eerste aanleg bewaren, omdat dan de officier geen wijziging van de telastlegging meer mag vorderen (art. 313 WvSv). Vreest de minister niet dat het onderhavige wetsvoorstel tot gevolg heeft dat de raadsman niet alleen in eerste aanleg, maar ook in tweede aanleg dergelijke verweren voor zich zal houden, om vervolgens beroep in cassatie in te stellen en dan bijvoorbeeld erover te klagen dat het bewezen verklaarde feit niet uit het bewijsmateriaal kan worden afgeleid, zodat de Hoge Raad het arrest van het hof zal moeten casseren, waarna de verwijzingsrechter op vordering van het openbaar ministerie de juiste locus delicti in te telastlegging kan opnemen?

Vreest de minister niet dat raadslieden deze werkwijze zullen hanteren om daarmee uitstel te bereiken in de wetenschap dat hoe meer tijd er verloopt tussen het gepleegde feit en de strafoplegging, hoe lager de straf is? Zal dit wetsvoorstel leiden tot nodeloos gebruik van meer instanties en tot langere procedures en hoge kosten voor de Staat in verband met onnodige procedures en eventuele schadevergoedingsclaims van verdachten?

De leden van de SGP-fractie voegden hier nog de volgende vragen aan toe. Naar aanleiding van de in de Tweede Kamer (Handelingen 16 maart 1995, blz. 59-3622 en 3623) plaatsgevonden hebbende discussie over het – aanvaarde – amendement op stuk nr. 9, dat tot het vervallen van het oorspronkelijke onderdeel G van het wetsvoorstel heeft geleid, vroegen deze leden naar de onderlinge verhouding van een tweetal opmerkingen van de minister. Op blz. 59-3622 (rechter kolom) spreekt de minister als haar verwachting uit dat als gevolg van de door het (oorspronkelijke) wetsvoorstel beoogde verruiming van de mogelijkheid tot wijziging van de telastlegging, namelijk ook na het requisitoir, «de ingrijpendheid van die wijzigingen zal toenemen, omdat dan de zaak op zichzelf van aard kan veranderen». Hoe verhoudt deze uitspraak zich tot de volgens deze leden juiste stelling op blz. 59-3623 (linker kolom) dat «wijziging van de telastlegging alleen toegestaan kan worden als het gaat om hetzelfde feitencomplex»?

Wat betreft het – eveneens aanvaarde – amendement op stuk nr. 8, was de leden van de SGP-fractie niet geheel duidelijk wat de praktische consequenties van de amendering zullen zijn. De indieners van het amendement hebben betoogd dat met het schrappen van artikel 21, vierde lid en van artikel 268 in artikel I, onderdeel A, van het oorspronkelijke wetsvoorstel werd beoogd de bestaande situatie te handhaven, – dus zowel de bestaande wettekst als de bestaande jurisprudentie ter zake. De minister heeft daarentegen betoogd dat van het niet-aanvaarden van het wetsvoorstel op dit punt «een signaal» zou uitgaan. Betekent handhaving van de bestaande wettekst (die formele nietigheid aan het vormverzuim verbindt), dat de jurisprudentie, waarbij deze consequentie wordt gerelativeerd, ongedaan is gemaakt?

Tenslotte vroegen deze leden of inmiddels door de Hoge Raad uitspraak is gedaan in een proefproces inzake een zeer eenvoudige formulering van de telastlegging. Zo ja, hoe luidt deze uitspraak en zal deze gevolgen hebben voor de rechtspraktijk c.q. de wetgever?

De voorzitter van de commissie,

Wagemakers

De griffier van de commissie,

Hordijk


XNoot
1

Samenstelling: Fleers (CDA), Glasz (CDA), Wagemakers (CDA), voorzitter, Mastik-Sonneveldt (PvdA), Van Veldhuizen (PvdA), Glastra van Loon (D66), Vrisekoop (D66), Heijne Makkreel (VVD), Talsma (VVD), Bolding (GroenLinks), Holdijk (SGP), Schuurman (RPF) en Veling (GPV).

Naar boven