23 179
Wijziging van de Wet op de jeugdhulpverlening en het Wetboek van Strafrecht in verband met hulpverlening aan weggelopen minderjarigen

nr. 292a
VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR JUSTITIE1

Vastgesteld 15 september 1995

Het voorbereidend onderzoek gaf de commissie aanleiding tot het formuleren van de volgende opmerkingen en vragen.

De leden van de PvdA-fractie konden zich in beginsel goed vinden in de doelstellingen van de voorgestelde wetswijziging en de wijze waarop daaraan uitvoering wordt gegeven. Zij hadden met instemming kennis genomen van de discussie over de interpretatie van het woord «onverwijld» en de door de Staatssecretaris van Justitie tijdens de beraadslaging in de Tweede Kamer gegeven interpretatie van het begrip «onverwijld». Het wetsvoorstel gaf de leden van de fractie desalniettemin aanleiding tot enkele vragen en opmerkingen.

Zij zouden graag nader geïnformeerd worden over de 24-uurs bereikbaarheid van de Raden voor de Kinderbescherming. Zijn enkele Raden nu 24 uur bereikbaar of niet en zo ja, welke dan wel? Volgens het advies van de Vereniging van Secretarissen van de Raden voor de Kinderbescherming kennen Raden geen 24-uurs bereikbaarheid; volgens de memorie van antwoord is een deel van de Raden wel 24 uur bereikbaar. Graag zouden deze leden willen vernemen hoe in 24-uurs bereikbaarheid wordt voorzien, het aantal meldingen dat buiten de gewone werkuren wordt afgehandeld en de hieraan verbonden kosten.

Een andere vraag betreft de opmerking in de memorie van toelichting dat het wetsvoorstel budgettair neutraal zou zijn. Graag vernamen de leden hier aan het woord een nadere onderbouwing voor deze stelling, die afwijkt van het advies van de Vereniging van Secretarissen van de Raden voor de Kinderbescherming. In dat laatste advies staat met zoveel woorden vermeld, dat als het nodig is 24-uurs dan wel weekend-bereikbaarheid te organiseren, dit wel budgettaire consequenties zal hebben, hetgeen ook voor de hand lijkt te liggen. Voorzover er wel degelijk sprake blijkt te zijn van werkverzwaring achten de leden van de PvdA-fractie het van belang, dat hiermee rekening wordt gehouden bij het vaststellen van de begroting van de betrokken instanties.

Verder vroegen deze leden of zij goed begrepen dat zeker is gesteld, dat niet tegen de wens van de betrokken minderjarige in, aan zijn of haar ouders door een hulpverlener van welke instantie ook bekend zal worden gemaakt wat zijn of haar verblijfplaats is.

De leden van de SGP-fractie hadden met belangstelling en instemming van het wetsvoorstel kennis genomen.

Mede gezien de tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer gevoerde discussie, hadden deze leden er echter behoefte aan om op enkele punten een verduidelijking van de regering te ontvangen.

Voorziet het wetsvoorstel in een mogelijkheid van controle op de hulpverlening door niet-erkende instellingen voor jeugdhulpverlening of door particulieren, anders dan door degenen die met het gezag over de minderjarige zijn bekleed?

Geldt het derde lid van artikel 280 W.v.Sr. alleen voor niet-erkende instellingen en particulieren?

Is de toepasselijkheid van artikel 280 W.v.Sr. c.q. van het derde lid van dit artikel afhankelijk van het onderscheid dat door de Staatssecretaris van Justitie werd aangeduid als «lichte» en «zware» situatie (Handelingen Tweede Kamer 30 mei 1995, nr. 31, 81–4839 (rechterkolom) en 81–4840 linkerkolom)?

De voorzitter van de commissie,

Heijne Makkreel

De griffier van de commissie,

Hordijk


XNoot
1

Samenstelling: Heijne Makkreel (VVD), voorzitter, Talsma (VVD), Glasz (CDA), Michiels van Kessenich-Hoogendam (CDA), Holdijk (SGP), Vrisekoop (D66), Pitstra (GL), Le Poole (PvdA), Cohen (PvdA), De Wit (SP), Hirsch Ballin (CDA) en De Haze Winkelman (VVD).

Naar boven