00 000
Voorstel van de Huishoudelijke Commissie tot Wijziging van het Reglement van Orde van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

nr. 215h
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 23 mei 1995

De Huishoudelijke Commissie (HC) dankt de tot de CDA-fractie behorende leden van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Hoge Colleges van Staat voor de nadere opmerkingen en vragen in het verslag.

Zij antwoordt als volgt op deze vragen en opmerkingen.

1. De schriftelijke voorbereiding

Deze leden vragen of onder het in artikel 69, eerste lid genoemde eindverslag uitsluitend het eindverslag, als bedoeld in artikel 66, derde lid wordt begrepen, of dat ook het in artikel 67, eerste en tweede lid genoemde eindverslag geacht wordt daaronder te vallen.

De HC merkt op dat met het in artikel 69, eerste lid genoemde eindverslag wordt bedoeld het eindverslag dat als enig schriftelijk stuk van de zijde van de Kamer in het kader van de schriftelijke voorbereiding van een wetsvoorstel is opgesteld; hier wordt dus uitsluitend gedoeld op het eindverslag zoals genoemd in artikel 66, derde lid.

Eindverslagen bedoeld in artikel 67, eerste en tweede lid zijn het sluitstuk van een schriftelijke voorbereiding die begon met een voorlopig verslag. In die eindverslagen behoeft de commissie niet het in artikel 69, eerste lid genoemde voorbehoud te maken om tijdens de openbare behandeling op de inhoud van het wetsvoorstel te kunnen ingaan. Dit spreekt door de schriftelijke voorbereiding vanzelf.

Wat betreft de verwijzing in artikel 97,eerste lid naar artikel 66, eerste lid merkt de HC op dat de Voorzitter op basis van zijn bevoegdheid van artikel 196, derde lid voornemens is alle verwijzingen, evenals overigens de noodzakelijke vernummeringen, in te passen.

Artikel 97, derde lid heeft, anders dan de leden van de CDA-fractie veronderstellen, niet alleen betrekking op een eindverslag als bedoeld in artikel 66, derde lid, maar ook op een eindverslag als bedoeld in artikel 67, eerste en tweede lid. Immers, voor alle categorieën eindverslagen geldt dat zich na het uitbrengen ervan nieuwe feiten en omstandigheden kunnen voordoen die terugverwijzing naar een commissie wenselijk maken.

2. Artikelen

Artikel XXVII

B

Artikel 160

De HC merkt in reactie op een opmerking van bovengenoemde leden over artikel 160 het volgende op. Zij heeft met haar opmerking over het strijdig zijn van het mondeling vragenrecht met het karakter van de Eerste Kamer op geen enkele wijze het vragenrecht van leden van de Eerste Kamer willen beperken. Zij heeft bedoeld te zeggen dat een mondeling vragenrecht, dat toch in het bijzonder een functie heeft bij de parlementaire controle op het dagelijkse regeringsbeleid, tot nu toe in de praktijk geen onderdeel is van het instrumentarium dat de Eerste Kamer ten dienste staat in de uitoefening van haar taken.

De Voorzitter,

Tjeenk Willink

De Griffier,

Baljé

Naar boven