nr. 215g
VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR BINNENLANDSE ZAKEN EN DE HOGE COLLEGES
VAN STAAT1
De memorie van antwoord gaf slechts de leden van de CDA-fractie
nog aanleiding tot het maken van opmerkingen en het stellen van vragen.
1. De schriftelijke voorbereiding
Met betrekking tot de betekenis van de term «eindverslag»,
vroegen deze leden welke betekenis daaraan moet worden gehecht in artikel
69, eerste lid. Valt onder dit begrip uitsluitend het eindverslag als bedoeld
in artikel 66, derde lid of ook het eindverslag als bedoeld in artikel 67,
eerste en tweede lid?
Met betrekking tot het nieuwe artikel 67A en de toelichting daarop wensten
deze leden het volgende op te merken. Begrepen zij het goed dat artikel 97,
eerste lid ongewijzigd blijft? Zo ja, wat is dan de betekenis van de verwijzing
naar artikel 66, eerste lid, dat juist wel veranderd wordt? Voorts heeft artikel
97, derde lid toch alleen betrekking op een eindverslag als bedoeld in artikel
66, derde lid en toch niet op een eindverslag als bedoeld in artikel 67, eerste
en tweede lid?
2. Artikelen
Artikel XXVII
B
Artikel 160
De hier aan het woord zijnde leden hadden ernstige bezwaren tegen de opmerking
in de memorie van antwoord bij artikel 160 dat een mondeling vragenrecht strijdig
is met het karakter van de Eerste Kamer. Zij achtten deze opmerking in strijd
met artikel 68 van de Grondwet.
Vertrouwende dat deze vragen tijdig zullen worden beantwoord, acht de
commissie de openbare beraadslaging over het onderhavige wetsvoorstel voldoende
voorbereid.
De voorzitter van de commissie,
Van den Berg
De griffier van de commissie,
Hordijk
XNoot
1Samenstelling: Van Dijk (CDA), Huberts-Fokkelman (CDA), Postma (CDA),
Mastik-Sonneveldt (PvdA), Van den Berg (PvdA), (voorzitter), Staal (D66),
Vacature D66, Korthals Altes (VVD), Talsma (VVD), Pitstra (GroenLinks), Holdijk
(SGP), Schuurman (RPF) en Veling (GPV).