Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 1994-1995 | 00013 nr. 215f |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 1994-1995 | 00013 nr. 215f |
1 mei 1995
Artikel 2 wordt vervangen door:
1. Elk nieuw benoemd lid doet van zijn verkiezing blijken door overlegging van de bij de Kieswet voorgeschreven stukken.
2. De geloofsbrieven en de daarop betrekking hebbende stukken worden ter griffie ter inzage gelegd voor de leden.
Artikel 3 wordt vervangen door:
Over de toelating van leden die benoemd zijn verklaard na periodieke aftreding of ontbinding beslist, voor zover mogelijk, de Kamer die op de dag der benoeming zitting heeft.
Artikel 5 vervalt.
Artikel 6 vervalt.
Artikel 7 vervalt.
Artikel 8 vervalt.
Artikel 9 vervalt.
Artikel 10 vervalt.
Artikel 12 wordt vervangen door:
1. Zo lang de Kamer bij de aanvang van een zitting nog geen Voorzitter heeft gekozen, dan wel deze zijn benoeming nog niet heeft aanvaard, treedt een tijdelijke Voorzitter op overeenkomstig het bepaalde in artikel 15, tweede lid.
Hiervoor komt slechts in aanmerking een lid tot welks toelating reeds is besloten.
2. De tijdelijk Voorzitter legt ten overstaan van de vergadering de eed of de verklaring en belofte af.
Artikel 13 wordt vervangen door:
1. In de eerste vergadering van een nieuwe zitting en bij tussentijds openvallen van het voorzitterschap gaat de Kamer over tot de benoeming van een Voorzitter.
2. Indien de Voorzitter niet meer het vertrouwen van de Kamer bezit, ontslaat de Kamer hem en benoemt zij een nieuwe Voorzitter.
Artikel 14 wordt vervangen door:
Nadat de Kamer een Voorzitter heeft benoemd, gaat zij over tot de benoeming van een eerste en een tweede Ondervoorzitter.
Artikel 16 vervalt.
Artikel 21 wordt vervangen door:
1. Er is een Huishoudelijke Commissie.
2. De Voorzitter en de twee Ondervoorzitters zijn lid van de Huishoudelijke Commissie.
3. De Kamer kan ten hoogste twee andere leden van de Huishoudelijke Commissie benoemen.
Artikel 24 wordt vervangen door:
1. Er is een College van Senioren.
2. Het College van Senioren bestaat uit de voorzitters van de in artikel 30 en 31 genoemde fracties. Zij kunnen zich doen vervangen.
3. De ondervoorzitters van de Kamer worden uitgenodigd tot de vergaderingen van het College.
Artikel 33 wordt vervangen door:
1. De Kamer benoemt en ontslaat de Griffier en de plaatsvervangende griffier(s).
2. De overige ambtenaren worden door of namens de Huishoudelijke Commissie aangesteld onderscheidenlijk op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht in dienst genomen, dan wel ontslagen.
Artikel 34 wordt vervangen door:
1. De Huishoudelijke Commissie is belast met het uitoefenen van de bevoegdheden ingevolge het Ambtenarenreglement Staten-Generaal en het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 ten aanzien van de Griffier en de plaatsvervangende griffier(s).
2. De Huishoudelijke Commissie bepaalt de taken en bevoegdheden van de Griffier en de plaatsvervangende griffier(s), voor zover deze niet uit dit Reglement voortvloeien, bij afzonderlijke instructies.
Artikel 36 wordt vervangen door:
De Griffier heeft de leiding van de ambtelijke organisatie.
De Huishoudelijke Commissie oefent hierop toezicht uit.
Artikel 37 vervalt.
De artikelen 38 en 39 worden vervangen door:
1. Bij afzonderlijk reglement, vast te stellen door de beide Kamers der Staten-Generaal, wordt de instelling geregeld van een Griffie voor de interparlementaire betrekkingen.
2. Het toezicht op de Griffie voor de interparlementaire betrekkingen wordt uitgeoefend door de bij genoemd reglement in te stellen Gemengde commissie van toezicht op de Griffie voor de interparlementaire betrekkingen.
1. Bij afzonderlijk reglement voor de openbaarmaking van het verslag van het verhandelde in de vergaderingen der Staten-Generaal, vast te stellen door de beide Kamers der Staten-Generaal, wordt de instelling geregeld van de Stenografische dienst der Staten-Generaal.
2. Het toezicht op deze dienst wordt uitgeoefend door de bij genoemd reglement in te stellen Gemengde commissie voor de Stenografische dienst.
Artikel 45, tweede lid wordt vervangen door:
2. Bij verhindering zowel van de voorzitter als van de plaatsvervangende voorzitter van een commissie treedt het lid van de commissie, dat het langst zitting heeft in de Kamer, of bij gelijke zittingsduur, het oudste lid in leeftijd op als voorzitter.
Het tweede lid van artikel 52 vervalt.
Artikel 55 wordt vervangen door:
1. Indien bij toepassing van artikel 49, tweede en derde lid, twee of meer commissies een gezamenlijke inbrengvergadering houden, wordt het voorzitterschap van de vergadering waargenomen door de voorzitter die het langst zitting heeft in de Kamer. Bij gelijke zittingsduur gaat het oudste lid in leeftijd voor.
2. Bij ontstentenis van de in het eerste lid genoemde voorzitters treden de plaatsvervangende voorzitters van de betrokken commissies als voorzitter op. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing. Ontbreken ook de plaatsvervangende voorzitters, dan neemt het aanwezige lid dat het langste zitting heeft in de Kamer, het voorzitterschap waar. Bij gelijke zittingsduur treedt het oudste lid in leeftijd op.
Artikel 60 wordt vervangen door:
De commissie aan wie het onderzoek van een voorstel is toevertrouwd, kan in een vergadering, niet zijnde een inbrengvergadering, personen horen van wier oordeel zij kennis wenst te nemen. Ook kan de commissie om schriftelijk commentaar vragen van personen en instellingen.
Artikel 61 wordt vervangen door:
1. De commissie aan wie het onderzoek van een voorstel is toevertrouwd, kan de Voorzitter verzoeken haar toestemming te verlenen een hoorzitting te houden, teneinde personen te horen over onderwerpen betrekking hebbend op het voorstel.
2. Indien de Voorzitter toestemming heeft verleend, wordt van het houden van de hoorzitting mededeling gedaan aan de leden van de Kamer en in de Staatscourant.
3. Een hoorzitting is openbaar tenzij de commissie anders besluit.
4. De commissie kan een oproep plaatsen om schriftelijk commentaar te leveren op het voorstel.
Artikel 65 wordt vervangen door:
Tijdens de inbrengvergadering wordt aantekening gehouden van alle vragen en opmerkingen welke ter tafel worden gebracht.
De artikelen 66 t/m 70 worden vervangen door:
1. De commissie brengt een voorlopig verslag uit, indien zij de mogelijkheid wil openlaten na de ontvangst van de memorie van antwoord nog op het antwoord van de minister in te gaan.
2. Indien de commissie meent, dat de openbare behandeling voldoende is voorbereid, wanneer haar vragen en opmerkingen voor de openbare behandeling door de verantwoordelijke minister met een nota zijn beantwoord, brengt de commissie onder die mededeling een verslag uit.
3. Indien geen vragen en opmerkingen worden ingebracht, waarop de commissie een antwoord van de minister verwacht, stelt de commissie een eindverslag vast.
1. Nadat de memorie van antwoord door de Kamer is ontvangen en aan de leden is toegezonden, wordt zonder verdere tussenkomst van de commissie een eindverslag vastgesteld, tenzij een of meer leden van de commissie binnen een door de griffier te stellen termijn van ten minste 10 dagen om een bijeenkomst van de commissie verzoeken. De commissie en in spoedeisende gevallen ook de voorzitter van de commissie kunnen deze termijn bekorten.
2. Als een of meer leden van de commissie op grond van het gestelde in het vorige lid om een bijeenkomst van de commissie hebben verzocht, beraadt de commissie zich over het vaststellen van een eindverslag, een verslag dan wel een nader voorlopig verslag. Een nader voorlopig verslag stelt zij vast, indien zij in de gelegenheid wil blijven nog schriftelijk in te gaan op de antwoorden van de minister.
Na artikel 67 wordt ingevoegd een artikel 67A luidende:
Een verslag dan wel een nader voorlopig verslag als bedoeld in artikel 67, tweede lid, bevat vragen en opmerkingen naar aanleiding van de memorie van antwoord. De commissie kan nieuwe onderwerpen aanroeren, indien zich, haars inziens, na de vaststelling van het voorlopig verslag, nieuwe feiten hebben voorgedaan.
Nadat het antwoord van de minister op een nader voorlopig verslag is ontvangen, kan de commissie slechts een eindverslag of een verslag uitbrengen, tenzij zij van de kamer verlof verkregen heeft om een volgend nader voorlopig verslag uit te brengen.
1. De commissie kan in het eindverslag te kennen geven, dat zij zich het recht voorbehoudt bij de openbare beraadslaging in te gaan op de inhoud van het voorstel.
2. Met het uitbrengen van een eindverslag geeft de commissie uitdrukkelijk te kennen het voorstel gereed te achten voor openbare beraadslaging.
Na artikel 71 wordt ingevoegd een nieuw artikel 71A luidende:
Over een door de Kamer in behandeling genomen voorstel, niet zijnde een voorstel van wet, brengt een commissie een verslag of een eindverslag uit.
Het derde lid van artikel 73 wordt vervangen door:
3. In alle andere gevallen stelt de griffier van de commissie een concept-verslag op dat toegezonden wordt aan de leden van de commissie, de plaatsvervangende leden en de overige leden die bij de inbrengvergadering tegenwoordig waren. De commissie kan ook een van haar leden belasten met de taak een concept-verslag te schrijven.
Na artikel 88 wordt ingevoegd een artikel 88A luidende:
Indien dit naar zijn oordeel noodzakelijk is, is de Voorzitter ten aanzien van alle aanwezigen in het Kamergebouw bevoegd maatregelen te nemen teneinde hen het gebouw te doen verlaten.
Artikel 96, tweede lid wordt vervangen door:
2. Een voorstel van orde, waaronder begrepen het verzoek om verlof tot het houden van een interpellatie, wordt behandeld overeenkomstig het bepaalde bij de artikelen 108 en 114 tot en met 121.
Artikel 99 wordt vervangen door:
De Voorzitter verleent het woord aan ministers, personen die zij hebben aangewezen om zich in de vergadering te doen bijstaan, de Gevolmachtigde Ministers en de bijzondere gedelegeerden wanneer zij dit verlangen, echter niet dan nadat de spreker die aan het woord is zijn rede heeft beëindigd.
Artikel 106 wordt vervangen door:
1. Een lid dat van het bijwonen van de vergadering is uitgesloten, is verplicht het Kamergebouw onmiddellijk te verlaten en mag dit niet weder betreden voordat de uitsluiting is geëindigd.
2. De Voorzitter zorgt, dat het uitgesloten lid zo nodig tot het verlaten van het gebouw gedwongen wordt.
Artikel 107 vervalt.
Artikel 108, eerste lid wordt vervangen door:
1. De Voorzitter bepaalt de spreektijden over een voorstel van orde en een interpellatie.
De artikelen 114 en 115 worden vervangen door:
1. Na de beraadslaging te hebben gesloten, stelt de Voorzitter de stemming over een voorstel aan de orde.
2. Wanneer geen der leden om stemming verzoekt, stelt de Voorzitter vast dat het voorstel zonder stemming is aanvaard.
3. De Voorzitter bepaalt het tijdstip, waarop de stemming zal plaatsvinden. Over een voorstel van orde wordt onmiddellijk gestemd, tenzij de Kamer anders besluit.
Indien tijdens de beraadslaging over een voorstel moties zijn ingediend wordt hierover gestemd na de stemming over het voorstel, tenzij de Kamer anders besluit.
Artikel 118, eerste lid wordt vervangen door:
1. Voor de hoofdelijke oproeping beslist het lot bij welk nummer van de presentielijst de oproeping een aanvang neemt. De Voorzitter brengt zijn stem als laatste uit.
Artikel 122 wordt vervangen door:
1. Stemming over personen geschiedt schriftelijk.
2. De Voorzitter benoemt bij iedere keuze een commissie van vier leden, die als stemopnemers zich ervan overtuigen dat het aantal stembiljetten dat van de aanwezige leden niet overtreft, de stembiljetten openen, de uitkomst der stemming vaststellen en bij monde van het eerstbenoemde lid bekendmaken.
De artikelen 137 tot en met 150 worden vervangen door:
Een voorstel tot het instellen van een onderzoek (enquête) moet schriftelijk worden ingediend, hetzij door een commissie uit de Kamer naar aanleiding van een bij haar in overweging zijnde onderwerp, hetzij door een of meer leden.
Het voorstel omvat een omschrijving van het onderwerp van het onderzoek en, zo mogelijk, de namen van getuigen en deskundigen. Tenzij het uitgaat van een commissie die het reeds in haar verslag omtrent het bij haar in overweging zijnde onderwerp voldoende heeft toegelicht, is het vergezeld van een memorie van toelichting. Voorstel en memorie van toelichting worden gedrukt en rondgedeeld.
1. Is het voorstel door een of meer leden gedaan, dan verricht een commissie als bedoeld in artikel 42, tweede lid het voorbereidend onderzoek.
2. Is het voorstel afkomstig van een commissie uit de Kamer, dan komt het zonder voorbereidend onderzoek in openbare behandeling. De Voorzitter kan evenwel bepalen dat de beraadslaging wordt voorbereid door een verslag van de commissie die het voorstel heeft gedaan. In dat geval bevat het verslag alle binnen een door de Voorzitter vast te stellen termijn van ten minste veertien dagen door een of meer leden aan de commissie toegezonden schriftelijke vragen en opmerkingen, alsmede de antwoorden daarop van de commissie.
3. De openbare beraadslaging vindt plaats op de wijze voorgeschreven bij de artikelen 187 tot en met 196.
1. Heeft de Kamer tot het instellen van een onderzoek besloten, dan draagt zij de uitvoering op hetzij aan een reeds bestaande commissie uit haar midden, hetzij aan een in te stellen commissie van onderzoek. In het laatste geval wordt de commissie samengesteld op de wijze, in artikel 44 voor commissies voorzien.
2. De Voorzitter zorgt voor plaatsing in de Staatscourant van het besluit tot het instellen van het onderzoek en van de samenstelling van de commissie waaraan de uitvoering is opgedragen. Op gelijke wijze geeft hij kennis van wijzigingen in de omschrijving van het onderwerp van het onderzoek.
De Kamer bepaalt bij het besluit tot het instellen van een onderzoek de termijn waarbinnen het onderzoek zal zijn afgelopen. De termijn kan op voorstel van de commissie die het onderzoek verricht door de Kamer worden verlengd.
1. De getuigen en deskundigen worden door de voorzitter van de commissie ondervraagd. Ook de leden en medewerkers van de commissie kunnen, na van de voorzitter het woord te hebben verkregen, vragen stellen.
2. De schriftelijke aantekening van de afgelegde verklaringen of gegeven berichten geschiedt door de zorgen van de griffier.
1. Wanneer de commissie een getuige ervan verdenkt, opzettelijk een valse verklaring onder ede of onder belofte te hebben afgelegd, wordt daarvan een afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt, bevattende de afgelegde verklaring van de getuige en de aanduiding van de gronden, waarop het vermoeden van valsheid berust.
2. De commissie stelt een door de griffier ondertekend afschrift van het proces-verbaal in handen van het openbaar ministerie bij de rechtbank van het arrondissement, waarin het verhoor heeft plaatsgevonden.
De processen-verbaal van verhoor van getuigen of deskundigen alsmede het afzonderlijk proces-verbaal bedoeld in artikel 143 worden door de aanwezige leden der commissie en door de griffier ondertekend. Alle andere van de commissie uitgaande stukken, behalve die waaromtrent de Wet op de Parlementaire Enquête de ondertekening van de aanwezige leden van de commissie vordert, worden door haar voorzitter en de griffier ondertekend.
1. Na afloop van het onderzoek of zo dikwijls de commissie het nodig oordeelt dan wel de Kamer daartoe besluit doet de commissie van haar verrichtingen verslag aan de Kamer.
2. De processen-verbaal van de gehouden verhoren en de overige bescheiden van het ingestelde onderzoek worden op de griffie bewaard.
3. De Kamer kan voorts de openbaarmaking gelasten van niet door de commissie openbaar gemaakte stukken, met uitzondering van bescheiden en aantekeningen, die ingevolge een besluit van de commissie, genomen krachtens de haar bij artikel 18a van de Wet op de Parlementaire Enquête verleende bevoegdheid, geheim dienen te worden gehouden.
Heeft de Kamer de uitvoering van het onderzoek aan een daartoe ingestelde commissie van onderzoek opgedragen, dan blijft deze commissie bestaan totdat de Kamer heeft besloten haar te ontbinden.
Van de beëindiging van het onderzoek wordt door de zorg van de Voorzitter kennis gegeven in de Staatscourant. De stukken van het onderzoek worden op de griffie bewaard. De Kamer kan evenwel besluiten dat de stukken naar het Rijksarchief zullen worden overgebracht.
De artikelen 151 tot en met 158 worden vervangen door:
1. Indien een lid over een onderwerp dat vreemd is aan de orde van de dag inlichtingen van een of meer ministers verlangt, kan hij, onder aanduiding van de voornaamste punten waarover hij vragen wil stellen, aan de Kamer verlof vragen tot het houden van een interpellatie. Zulk een verlof wordt mondeling gevraagd bij het begin van de vergadering. Het lid brengt de Voorzitter vóór het begin van de vergadering van zijn voornemen op de hoogte. De Voorzitter kan ook op een ander tijdstip het aanvragen van een interpellatie toestaan.
2. Wanneer de Kamer het gevraagde verlof verleent, bepaalt de Voorzitter hetzij dadelijk, hetzij later, een dag, waarop de interpellatie zal worden gehouden. De daarbij betrokken minister wordt uitgenodigd op de bepaalde dag in de vergadering tegenwoordig te zijn. Indien de zaak zeer veel spoed vereist en de minister tegenwoordig is, kan de Voorzitter besluiten, dat de interpellatie dadelijk wordt gehouden. De minister geeft dan, indien hem dit mogelijk is, dadelijk de gevraagde inlichtingen; is hem dit niet mogelijk, dan stelt de Voorzitter de verdere behandeling tot een later tijdstip uit.
3. De interpellant doet, tenzij de interpellatie dadelijk wordt gehouden, de Voorzitter zo spoedig mogelijk schriftelijk weten, welke vragen hij bij de interpellatie zal stellen. Deze zendt ze aan de daarbij betrokken minister door, tenzij bij hem, wegens vorm of inhoud van de vragen, daartegen overwegend bezwaar bestaat. Doorgezonden vragen brengt de Voorzitter ter kennis van de leden.
4. Bij een interpellatie voert de interpellant niet meer dan twee malen en een ander lid niet meer dan eenmaal het woord, tenzij de Kamer hiertoe verlof geeft.
Artikel 159 wordt vervangen door:
1. Het lid dat schriftelijke vragen wil stellen aan een of meer ministers dient deze vragen bij de Voorzitter in. De vragen dienen kort en duidelijk geformuleerd te zijn.
2. De Voorzitter zendt de vragen aan de desbetreffende minister, tenzij bij hem wegens vorm of inhoud van de vragen daartegen overwegend bezwaar bestaat.
3. De Voorzitter brengt de doorgezonden vragen ter kennis van de leden en maakt deze openbaar.
4. Het besluit van de Voorzitter vragen al dan niet door te zenden, is geen besluit in de zin van artikel 26, eerste lid.
Artikel 160 vervalt.
Aan artikel 163 wordt een vierde lid toegevoegd luidende:
4. De kennisgeving kan niet worden ingetrokken dan met toestemming van de Kamer.
Na artikel 168 wordt een artikel 168A ingevoegd luidende:
De bepalingen in dit hoofdstuk zijn, voor zover de wet of dit Reglement niet anders bepalen, van overeenkomstige toepassing op andere stukken die aan de Kamer ter stilzwijgende goedkeuring worden overgelegd.
Artikel 169 wordt vervangen door:
De Voorzitter geeft aan de Gevolmachtigde Ministers en de bijzondere gedelegeerden de gelegenheid de hun in het bijzonder bij de artikelen 17 en 18 van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden toegekende bevoegdheden uit te oefenen.
Artikel 170 wordt vervangen door:
De Voorzitter verleent het woord aan de Gevolmachtigde Ministers en de bijzondere gedelegeerden wanneer zij dit verlangen, echter niet dan nadat de spreker die aan het woord is zijn rede heeft beëindigd.
Artikel 171, eerste lid wordt vervangen door:
1. De commissie in wier handen is gesteld een voorstel van Rijkswet of die voor zulk een voorstel is ingesteld, is bevoegd de Gevolmachtigde Ministers en de bijzondere gedelegeerden om inlichtingen te verzoeken alsook de inlichtingen te aanvaarden welke dezen eigener beweging aan de commissie mochten wensen te verstrekken.
Artikel 172 wordt vervangen door:
Wanneer de Gevolmachtigde Ministers of de daartoe aangewezen bijzondere gedelegeerden gebruik maken van de hen bij artikel 18 van het Statuut toegekende bevoegdheid om te verzoeken de stemming tot de volgende vergadering aan te houden, wordt aan dat verzoek voldaan.
Artikel 174 wordt vervangen door:
Wanneer de Kamer bij toepassing van de artikelen 151 tot en met 160 aan een lid gelegenheid heeft gegeven om over een aangelegenheid van het Koninkrijk aan een of meer ministers inlichtingen te vragen, stelt de Voorzitter de Gevolmachtigde Ministers in de gelegenheid de behandeling van die interpellatie bij te wonen en daarbij zodanige voorlichting aan de Kamer te verstrekken als zij gewenst oordelen.
Artikel 175 wordt vervangen door:
1. Bij de behandeling van verdragen, welke de Nederlandse Antillen onderscheidenlijk Aruba raken, wordt bij toepassing van de artikelen 163 tot en met 168 de bij het tweede lid van artikel 24 van het Statuut aan de Gevolmachtigde Ministers toegekende bevoegdheid in acht genomen.
2. In het bijzonder worden de Gevolmachtigde Ministers in de gelegenheid gesteld de mondelinge behandeling van vragen en voorstellen, als bedoeld in de artikelen 164 en 165 van dit Reglement, bij te wonen en daarbij zodanige verklaringen, opmerkingen en inlichtingen aan de Kamer te verstrekken als zij wenselijk achten.
Het tweede lid van artikel 187 vervalt.
Artikel 191 wordt vervangen door:
1. De indiener is bevoegd in zijn amendement veranderingen aan te brengen.
2. De indiener is ook bevoegd het amendement in te trekken, doch indien de beraadslaging gesloten is, alleen met toestemming van de Kamer.
3. Indien een amendement is ingediend door meer dan een lid oefent de eerste ondertekenaar de rechten uit die in de vorige leden aan de indiener zijn toegekend.
Het derde lid van artikel 192 vervalt.
Overal waar staat «artikel ..., lid 1/2/3» etc. dient dat te worden gewijzigd in «artikel ..., eerste lid/tweede lid/derde lid» etc.
De Voorzitter draagt, voor zover noodzakelijk, zorg voor een eenvormige schrijfwijze van de in dit Reglement opgenomen persoonlijke voornaamwoorden en zelfstandige naamwoorden.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-19941995-00013-215f.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.