19 534
Regelen met betrekking tot de bescherming van gebruiksmodellen (Gebruiksmodellenwet)

19 536 (R 1305)
Wijziging van de Rijksoctrooiwet

nr. 13
BRIEF HOUDENDE INTREKKING VAN DE WETSVOORSTELLEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 21 juni 1995

Bij Koninklijke boodschap van 21 mei 1986 zijn bij de Tweede Kamer aanhangig gemaakt een voorstel van wet, houdende regelen met betrekking tot de bescherming van gebruiksmodellen (Gebruiksmodellenwet, kamerstukken II 1985/86, 19 534, nrs. 1–3) en een voorstel van Rijkswet, houdende wijziging van de Rijksoctrooiwet (kamerstukken II 1985/86, 19 536 (R 1305)).

Het eerstgenoemde wetsvoorstel voorziet in een eenvoudig te verkrijgen bescherming van korte duur voor gebruiksvoorwerpen, die in technisch opzicht nieuw zijn. De voorgestelde wijziging van de Rijksoctrooiwet hangt samen met het eerstgenoemde wetsvoorstel.

Bij brief van 18 augustus 1988 (kamerstukken II 1987/88, 19 534, nr. 12) heeft de toenmalige Staatssecretaris van Economische Zaken, mede namens de Minister van Justitie, de Tweede Kamer verzocht de behandeling van het eerstgenoemde voorstel van wet op te schorten. De reden voor dit verzoek was, dat ontwikkelingen op het gebied van het octrooirecht het wenselijk maakten een nieuw stelsel van octrooiverlening in overweging te nemen. De gedachten gingen daarbij uit naar een sterk vereenvoudigde verleningsprocedure voor octrooien en de introductie van een zesjarig octrooi naast het vanouds bekende twintigjarige octrooi. Wijziging van het octrooirecht in die zin zou beteken dat er een overlapping tussen het octrooirecht en het te introduceren gebruiksmodellenrecht zou ontstaan.

Inmiddels is de Rijksoctrooiwet 1995 tot stand gekomen en op 1 april 1995 in werking getreden. De belangrijkste nieuwe elementen van deze wet zijn een vereenvoudigde procedure voor octrooiverlening en de introductie van een zesjarig octrooi. Als gevolg daarvan bestaat aan een afzonderlijke wet tot bescherming van gebruiksmodellen en de daarmee samenhangende wijziging van de Rijksoctrooiwet geen behoefte meer.

Daarbij gemachtigd door de Koningin trek ik de beide voorstellen van wet hierbij in.

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

A. van Dok-van Weele

Naar boven