19 291
Parlementaire Assemblée van de NAVO

nr. 144a
nr. 32
VERSLAG VAN DE VOORJAARSZITTING 2003

Vastgesteld 25 augustus 2003

De Parlementaire Assemblée van de NAVO heeft van 24 tot en met 28 mei 2003 in Praag (Tsjechië) haar voorjaarszitting gehouden. Aan de zitting namen naast delegaties uit de negentien NAVO-lidstaten ook geassociëerde delegaties (zonder stemrecht) uit Bulgarije, Estland, Finland, Letland, Litouwen, Macedonië, Kroatië, Oostenrijk, Roemenië, Rusland, Slovenië, Slowakije en Zwitserland deel; voorts waarnemers uit Armenië, Azerbaidjan, Israël, Zweden en het Europees Parlement en een «parliamentary guest» uit de federale republiek Joegoslavië. De Nederlandse delegatie naar deze zitting bestond voor zoveel de Eerste Kamer betreft uit de leden Van Gennip (CDA, voorzitter van de delegatie), Baarda (CDA) en Van Eekelen (VVD), en voor zover de Tweede Kamer betreft uit de leden Kortenhorst (CDA), Koenders, Van Oven (beiden PvdA) en Van den Doel (VVD).

Het programma van de zitting was als volgt:

– zaterdag 24 mei: vergaderingen van de griffiers van de delegaties en van het NATOPA-Russian Federal Assembly Parliamentary Standing Committee. 's Avonds heeft ambassadeur Van Veldhuizen de delegatie voor een briefing ontvangen, gevolgd door een diner.

– zondag 25 mei: vergaderingen van de Commissie voor Defensie en Veiligheid, de Commissie voor Economie en Veiligheid en de Commissie voor Wetenschap en Technologie.

– maandag 26 mei: vergaderingen van de Commissie voor de Civiele Dimensie van Veiligheid en de Politieke Commissie.

– dinsdag 27 mei: vergadering van het Standing Committee. Excursie naar Konopiste, aangeboden door de gastheren.

– woensdag 28 mei: plenaire vergadering.

Algemene Commissies (general committees)

Hieronder worden de rapporten, die in de vergaderingen van de algemene commissies aan de orde zijn geweest, en de gastsprekers vermeld. Met * aangeduide dokumenten zijn in het Engels beschikbaar bij de griffie voor de interparlementaire betrekkingen.

Commissie voor de civiele dimensie van veiligheid

a) Civil Protection, a General Overview *. Algemeen rapporteur: mevrouw Wohlleben (Duitsland).

b) Organized Crime – Drugs Trafficking, Human Smuggling and Trafficking in Europe*. Rapporteur: mevrouw Boutin (Frankrijk).

c) Protecting Civilians while NATO is taking Action against Terrorism*. Special Associate Rapporteur: de heer Roman (Roemenië).

d) Russian Minorities in the Baltic States*. Rapporteur: mevrouw Sliska (Rusland).

Gastsprekers waren:

– mevrouw Politkovskaïa, journalist van de Novaïa Gazeta in Moskou, over The war in Chechnya – why don't we stop it?

– de heer Roy, Directeur Onderzoek bij het Franse Centre National pour la recherche scientifique, over Islamitisch radicalisme: gevolg van conflicten in het Midden-Oosten of van de globalisering van de Islam?

– de heer Pehe, directeur van de New York University in Praag, over de berichtgeving in de Tsjechische media over de NAVO, de EU en de crisis in Irak.

Commissie voor defensie en veiligheid

a) The Iraqi Crisis and its Impact on the Alliance*.

Algemeen Rapporteur: de heer Lellouche (Frankrijk)

b) Invited NATO Members' Progress on Military Reforms*.

Rapporteur : de heer Price (Canada)

c) Reform of NATO Command Structure and the NATO Response Force*. Rapporteur : de heer Miranda Calha (Portugal)

d) Progress in the War against Terrorism. Co-Rapporteurs: de heren Shimkus (Verenigde Staten) en Alonso (Spanje)

Gastsprekers waren:

– de heer Kostelka, staatssecretaris van defensie.

– de heer Garden, visiting professor aan het Center for Defence Studies, Kings College, Londen, over Military lessons learned from the current conflict in Iraq.

Commissievoor Economie en Veiligheid

a) Economic Development through the Lens of Security*.

Algemeen Rapporteur: de heer Van Gennip.

b) The Russian Economy under President Putin*. Rapporteur : de heer Cohen (Verenigd Koninkrijk)

c) The Doha Negotiations : Economic Development and the Transatlantic Trade Relationship*. Co-Rapporteurs: de heren Tanner (Verenigde Staten) en Gapes (Verenigd Koninkrijk).

d) The Impact of Narcotraffic from Afganistan and its Danger for Europe*. Rapporteur: de heer Voitenko (Rusland).

Gastsprekers waren:

– de heer Jezek, Tsjechisch staatssecretaris.

– de heer Darcy, research fellow bij het Overseas Development institute in Londen.

– mevrouw Deily, plv handelsvertegenwoordiger van de Verenigde Staten bij de missie van de VS bij de WTO.

Politieke commissie

a) Tackling Iraq – Questions and Implications for the Alliance*. Algemeen rapporteur: de heer Koenders.

b) Alliance Partnerships: Projecting Stability beyond NATO Borders*. Rapporteur: de heer Minniti (Italië).

c) Arms Control and the Transatlantic Partnership after September 11*. Rapporteur: de heer Lamers (Duitsland).

Gastsprekers waren:

– de heer Svoboda, minister van buitenlandse zaken van Tsjechië, over de NAVO en Tsjechië na de Top van Praag.

– de heer Voigt, coördinator Duits-Amerikaanse samenwerking bij het Duitse ministerie van buitenlandse zaken, over Beyond the war in Iraq: Lessons to be learned for NATO and the transatlantic partnership.

– de heer Drodziak, executive director van het German Marshall Fund of the United States, over Transatlantic Perceptions and Misperceptions.

Commissie voor Wetenschap en Technologie

a) Non-proliferation in the 21st Century: A Transatlantic Agenda*. Algemeen rapporteur: mevrouw Riera (Spanje).

b) Weapons in Space and Global Security*. Rapporteur: de heer Ibrügger (Duitsland).

Gastsprekers waren:

– de heer Pecina, Onderminister voor handel en industrie van de Tsjechische republiek, over nucleaire energie in Tsjechië.

– de heer Lepick, Chercheur associé à la Fondation pour la Recherche stratégique te Parijs, over Biologische en Chemische Wapens in Irak.

– de heer Potter, Institute Professor and Director of the Center for Nonproliferation Studies at the Monterey Institute of International Studies (MIIS), Monterey, United States, over US and Russian Perspectives on WMD Proliferation.

Plenaire vergadering maandag

De vergadering is toegesproken door de secretaris-generaal van de NAVO, Lord Robertson of Port Ellen. De heer Robertson herinnerde eraan dat de regeringsleiders van de NAVO-lidstaten zes maanden vóór deze zitting van de assemblee het bondgenootschap een ander aangezicht hebben gegeven; er is een andere koers ingeslagen, nieuwe lidstaten zijn toegelaten, er is een aanpak van de vermogens (capabalities) afgesproken. Men deelde een visie op de security environment, en men was vastberaden nieuwe uitdagingen en dreigingen gezamenlijk het hoofd te bieden.

Sommigen menen dat de crisis rond Irak die eenheid heeft ondermijnd, maar de heer Robertson deelde die mening niet. Natuurlijk waren de laatste maanden niet gemakkelijk geweest, maar het beeld dat zich nu vormt, is dat destijds de juiste besluiten zijn genomen. Men was het er toen over eens dat dit een tijd is van grote en wereldwijde instabiliteit, die niet aan grenzen is gebonden. Onder het regime van de Taliban exporteerde Afghanistan instabiliteit naar de buurlanden, verdovende middelen naar Europa, en terrorisme en vluchtelingen over de hele wereld. Andere failed states vormen vergelijkbare dreigingen. Ook de omvang van die dreigingen is toegenomen. Terrorisme is nu meer internationaal, meer apocalyptisch, meer dodelijk dan vroeger. De recente aanslagen in Saoedi-Arabië en Marokko tonen aan dat die dreiging niet verdwenen is. Ook de verspeiding van biologische, chemische en nucleaire wapens is een grote uitdaging. Dit alles is een ontmoedigende werkelijkheid.

Om ons te weer te kunnen stellen, zijn twee dingen nodig. In de eerste plaats effectieve militaire vermogens: precisie-wapens, ground surveillance, afweer tegen aanvallen met biologische en chemische middelen, en middelen om troepen snel te verplaatsen en ze op lokatie te kunnen bevoorraden. In de tweede plaats NAVO's nieuwe Response Force (NRF). Deze zal er voor zorgen dat alle bondgenoten kunnen bijdragen aan de meest veeleisende operaties. Zowel de NRF als het Prague Capabilities Commitment worden zodanig opgezet dat ze het Headline Goal en de rapid reaction force van de EU kunnen aanvullen.

Maar vermogens alleen zijn niet genoeg, er moet ook de wil zijn ze te gebruiken. In de Verenigde Staten zeggen sommigen dat het Europa aan die wil ontbreekt. De feiten spreken echter een andere taal. Zes maanden geleden is overeen gekomen dat de NAVO overal waar nodig tussenbeide zal kunnen komen om de gemeenschappelijke veiligheid te verzekeren. Die afspraak wordt uitgevoerd, Afghanistan is daarvan het beste voorbeeld. Nu al zijn 95% van de troepen van deInternational Security Assistance Force in Kabul afkomstig uit andere NAVO-landen dan de VS. In augustus a.s. zal de NAVO ook bevelvoering, coördinatie en planning van ISAF overnemen. Er wordt ook gekeken naar een rol in Irak. Na een eerste discussie van de ministers van buitenlandse zaken, waar niemand een dergelijke ontwikkeling uitsloot, heeft Polen gevraagd om ondersteuning terzake door de bondgenoten.

De reden dat in Afghanistan, en mogelijk ook in Irak, aan de NAVO wordt gedacht, is dat geen andere organisatie over vergelijkbare vermogens, ervaring en middelen beschikt. Dat is ook in de Balkan te zien, waar geholpen wordt de gevolgen van de oorlogen van het afgelopen decennium te boven te komen, en op de Middellandse zee, waar anti-terrorisme-patrouilles worden uitgevoerd.

De NAVO is wat het altijd is geweest, een duurzame waardengemeenschap. Een gemeenschap aan de vooravond van uitbreiding met zeven nieuwe lidstaten. De toetredings-protocollen zijn getekend, het proces van ratificatie loopt en is in enkele lidstaten al voltooid. Spreker verwachtte dat de nieuwe lidstaten volgend voorjaar formeel zullen toetreden. Het project, een Europa te vormen dat whole and freeis, is daarmee nog niet ten einde. Want veiligheid wordt niet verzekerd door het bouwen van muren maar door het bouwen van bruggen. Die geest bezielt ook de betrekkingen met Rusland en Oekraïne. De partnerschappen met beide landen tonen aan dat de koude oorlog geschiedenis is en dat van de retoriek over samenwerking naar de praktijk is overgestapt, aldus secretaris-generaal Robertson.

NATOPA-Russian Federal Assembly Parliamentary Standing Committee

De commissie heeft gesproken over de oorlog tegen Irak.

Plenaire vergadering woensdag

De vergadering is toegesproken door de minister-president van Tsjechië, de heer Spidla. De minister-president heeft vervolgens vragen beantwoord.

De vergadering heeft besloten Zweden toe te laten als geassociëerd lid van de assemblee. Vervolgens zijn enkele amendementen op het reglement van orde aangenomen.

Een debat over Irak en de transatlantische betrekkingen sloot de vergadering af. In dat debat heeft de heer Koenders gezegd niet op de voors en tegens van de oorlog tegen Irak terug te willen komen; het gaat hem om de achterliggende zaken. De NAVO, een gemeenschap van waarden, bevindt zich in een crisis. Tijdens de oorlog tegen Irak stond de NAVO aan de zijlijn en speelde de organisatie geen rol. De NAVO Raad kon niet tot besluiten komen, in zijn plaats moest het Defense Planning Committee dat doen. Spreker meende dat een dreigingsanalyse moet worden opgesteld en dat vervolgens een beleid moet worden geformuleerd dat daarop antwoord geeft. Nodig is iemand als de heer Harmel destijds, die het strategisch concept in beleid zou moeten vertalen. Wat spreker betreft zijn er daarbij drie uitgangspunten:

a. er is een gezamenlijke beoordeling nodig van de dreiging die van massavernietigingswapens, terrorisme en failed states uitgaat;

b. wat de taakverdeling betreft heeft een bondgenootschap, waar de ene club het zware werk doet en de andere club na afloop daarvan de boel mag opruimen, geen toekomst.

c. nagegaan moet worden hoe het staat met hetgeen als legitimate war wordt aangeduid. Van de uitkomst daarvan zal afhangen of en in hoeverre instemming met multiculturalisme met tanden mogelijk is.

De heer Van Eekelen heeft opgemerkt dat hij, toen de oorlog tegen Irak onvermijdelijk was geworden, vreesde dat de NAVO de belangrijkste organisatie was die daarvan te lijden zou hebben. Nu is hij optimistischer; voor het bondgenootschap is een rol weggelegd in Afghanistan en Irak, iets wat weinigen twee jaar geleden hadden verwacht. Voor de Verenigde Naties is het beeld meer uiteenlopend. Uit de ontwikkelingen rond Koeweit, Bosnië, Kosovo, Afghanistan en Irak trok spreker de conclusie dat een mandaat van de Veiligheidsraad alleen haalbaar is wanneer de leden van de raad een compromis weten te bereiken. Dat betekent dat de Veiligheidsraad meer onderhandelingsplatform is dan steller van regels. Het is de vraag of de raad ooit pro-actief genoeg zal kunnen zijn om de proliferatie van massavernietigingswapens tegen te gaan.

Wat de militaire aspecten betreft was de oorlog tegen Irak de triomf van netwerk-gecentreerde oorlogvoering, met een sterke nadruk op de behoefte aan special forces; maar de oorlog toonde opnieuw aan dat je uiteindelijk niet zonder grondstrijdkrachten kunt, omdat gevechtskracht in de lucht niet volstaat.

Spreker meende dat de oproep van secretaris-generaal Robertson tot de Europese landen die doorgaan hun defensiebegroting te verlagen, meer te doen aan hun defence capabilities, terecht is. Maar de vermogens die nodig zijn, veranderen, en wat zijn de prioriteiten? Deze prioriteiten moeten gekwantificeerd worden en de vraag is hoeveel nodig is.

Voor de assemblee lijken twee vragen van vitaal belang. De eerste is of oorlogvoering zoals in Irak ook mogelijk is met multinationale strijdmachten. In ieder geval zullen dan meer planning vooraf, force packages, en gezamelijke oefeningen nodig zijn. De tweede vraag is hoe de NATO Response Force en de Helsinki Headline Goals van de EU zich tot elkaar verhouden. Spreker was er niet zeker van dat secretaris-generaal Robertson gelijk had toen hij zei dat de NATO Response Force en de rapid reaction force van de EU elkaar niet in de weg zullen zitten.

Tenslotte zei spreker dat deze zitting van de NAVO-assemblee zijn laatste was als gevolg van de wisselvalligheden van de Nederlandse politiek. Hij wenste de collega's succes bij het zoeken naar antwoorden op vragen als door hem aangeduid. Het was steeds zijn overtuiging geweest dat transatlantische samenwerking cruciaal is voor het aanpakken van de oude en de nieuwe uitdagingen waarmee we ons geconfronteerd zien, en dat zou het ook blijven, aldus de heer Van Eekelen.

De voorzitter van de assemblee, de heer Bereuter (Verenigde Staten), heeft namens de assemblee zijn erkentelijkheid uitgesproken voor de belangrijke bijdrage die de heer Van Eekelen gedurende vele jaren aan het werk van de assemblee heeft geleverd. Deze woorden werden door de vergadering met applaus onderstreept.

Weergave van enkele inleidingen

1. Het conflict rond Irak

In de commissie voor wetenschap en technologie heeft de heerLepick, Chercheur associé à la Fondation pour la Recherche stratégique te Parijs, gesproken over biologische en chemische wapens in Irak. Hij benadrukte het feit dat, na 11 september 2001 en de anthrax-aanslagen in de Verenigde Staten, de perceptie van bedreiging door massavernietigingswapens is veranderd en controversiëel is geworden. Wat de nucleaire dreiging die van Irak uitging betreft, herinnerde spreker eraan dat het land al vóór 1991 met een nucleair programma bezig was, dat enkele grammen splijtbaar materiaal heeft opgeleverd. Maar alles duidde erop dat dat programma is onderbroken. Tot 1991 was het chemische-wapens-programma het belangrijkst en het meest geperfectioneerd. Irak is het enige land dat sinds de jaren '30 van de vorige eeuw chemische wapens tegen een vijand, Iran, en het eigen volk, de Koerden, heeft gebruikt. UNSCOM heeft het grootste deel van de infrastructuur, nodig voor het maken van chemische wapens, ontmanteld en 4000 ton halfprodukten vernietigd. Onzekerheid is blijven bestaan over de hoeveelheden die Irak heeft behouden nadat UNSCOM het land in 1998 heeft verlaten, en over de vraag of er chemische munitie was die het niet had aangemeld. De heer Lepick nam aan dat, indien Irak chemische vermogens had weten te behouden, het om niet meer dan restanten ging.

Irak werkte al voor 1991 aan een programma voor biologische wapens en het was in staat verschillende biologische middelen zoals anthrax en ricine te produceren. VN-inspecteurs ontdekten dit pas in 1995 dank zij het overlopen van een hoge ambtenaar van Irak. De heer Lepick zei dat UNMOVIC recent de verklaringen van Irak over het biologische programma heeft bevestigd. Inzake groeimiddelen blijven er verschillen tussen hetgeen Irak zegt en de waarnemingen van de inspecteurs. De CIA heeft een speciale werkgroep opgezet om het gebruik en de productie in Irak van biologische middelen te analyseren. De heer Lepick onderstreepte echter dat intelligence reports, wanneer ze gepubliceerd worden, vaak, zoals hij het noemde, gepolitiseerd worden. Hij veronderstelde dat de belangrijkste reden waarom schurkenstaten massavernietigingswapens willen hebben, is gelegen in de regionale veiligheid. Het oplossen van lokale en regionale spanningen zou daarom wel eens een stap naar non-proliferatie kunnen zijn.

Desgevraagd zei de heer Lepick over de verspreiding van anthrax in de Verenigde Staten dat vele deskundigen, gezien de kwaliteit en de wijze waarop het geproduceerd is, aannemen dat het afkomstig is van een laboratorium dat werkt voor het Amerikaanse ministerie van defensie.

2. De betrekkingen tussen Europa en de Verenigde Staten

In de Economische en Veiligheidscommissie heeft mevrouwDeily, plv handelsvertegenwoordiger van de Verenigde Staten bij de missie van de VS bij de Wereld handels organisatie, haar visie gegeven op de lopende onderhandelingen inzake «Doha». Ze ging daarbij ook in op belangrijke verschillen tussen Europa en de Verenigde Staten. Die verschillen zijn echter veel minder belangrijk dan de brede consensus waarop de handelspolitiek van de VS en Europa is gebaseerd.

Landbouw blijft het centrale punt van de onderhandelingen; indien de westelijke landen niet in staat zijn op dit punt vooruitgang boeken, zal de Doha-ronde tot mislukken gedoemd zijn. Dat zou een gemiste kans van historische omvang zijn, omdat onderhandelingen over brede multilaterale handelsovereenkomsten, gerekend van het begin tot de volledige implementatie van hetgeen is overeengekomen, veel tijd vragen. De Amerikaanse regering heeft ambitieuze voorstellen gedaan de landbouw-subsidies, export-subsidies en steun te verminderen, en ziet de voorstellen van Europees Commissaris Fischler, de band tussen productie en subsidie te verbreken, als een positieve ontwikkeling. Maar de twee zijden zijn op allerlei andere punten nog niet nader tot elkaar gekomen.

In de Politieke Commissie heeft de heer Drozdiak, van het German Marshall Fund of the United States, gesproken overTransatlantic Perceptions and Misperceptions. Hij zei dat terwijl Europa zich veiliger lijkt te voelen dan ooit, Amerikanen zich meer bedreigd en kwetsbaarder dan ooit voelen, niet in het minst vanwege de dreiging van terrorisme met massavernietigingswapens. De aanslagen van 11 september 2001 hebben een «omkering van rollen» tot gevolg gehad, die, volgens spreker, vele van de misverstanden aan weerszijden van de Atlantische Oceaan verklaart.

Spreker zei dat, in tegenstelling tot een veel besproken artikel van de hand van Robert Kagan dat verschillen tussen de Verenigde Staten en Europa vaststelde, recent onderzoek door het German Marshall Fund en de Pew Foundation een opmerkelijke overeenkomst in de publieke opinies in Amerika en Europa over allerlei aangelegenheden aantoont. Dit onderzoek, verricht in de zomer van 2002, was het meest omvattende over veiligheidsaangelegenheden in NAVO-lidstaten tot nu toe. Als voorbeeld noemde de heer Drozdiak dat Amerikanen meer dan algemeen wordt verondersteld geneigd zijn multilaterale organisaties en verdragen (inclusief het Internationale Strafgerechtshof) te verwelkomen. Bovendien zijn Europeanen en Amerikanen het eens over de belangrijkste bedreigingen van veiligheid: terrorisme, verspreiding van massavernietigingswapens, en het conflict in het Midden-Oosten. De enige echte verschillen die in het onderzoek in 2002 werden vastgesteld, waren de houding tegenover China, de vraag wie de hoofdschuldige is in het conflict tussen Israël en de Palestijnen, terwijl Amerikanen ook positiever dan Europeanen zijn over meer geld voor defensie.

De heer Drozdiak merkte op dat de transatlantische betrekkingen over meer gaan dan alleen defensie en veiligheid. Europa en Noord-Amerika hebben ook nauwe economische betrekkingen, en in de afgelopen acht jaar is de transatlantische handel verdubbeld. Europa levert nu meer dan de helft van alle in het buitenland verkregen winst van Amerikaanse maatschappijen op, en de Europese investeringen alleen al in Texas zijn hoger dan de Amerikaanse investeringen in heel Japan. Meer dan 14 miljoen Amerikanen werken voor maatschappijen die hun hoofdkwartier in Europa hebben.

Desgevraagd zei spreker nog niet toe te zijn aan een eindoordeel over de crisis rond Irak. Maar naar zijn indruk hadden we hier vooral met een gebrek aan vertrouwen in instituties te maken. De Europeanen voelen zich meer thuis bij op consensus gericht beleid vanwege hun ervaring in de EU, terwijl de Amerikanen terughoudender zijn wanneer het er om gaat veiligheidsaangelegenheden in handen te stellen van internationale organisaties; die zijn immers niet onderworpen aan controle door regeringen.

3. Islamitisch Radikalisme: Gevolg van conflicten in het Midden-Oosten of van Globalisering van de Islam?

In de commissie voor de civiele dimensie van veiligheid heeft de heer Roy, Directeur Onderzoek bij het Franse Centre National pour la recherche scientifique, opgemerkt dat de grote Islamitische bewegingen van de jaren '70 en '80 van de vorige eeuw erop waren gericht in bepaalde landen Islamitische staten op te zetten (b.v. de Islamitische revolutie in Iran). Sinds ongeveer 10 jaar zien we een meer nationale gerichtheid van de grote Islamitische bewegingen, die ook meer gematigd zijn geworden (b.v. AKP, de Gerechtigheids- en Ontwikkelingspartij in Turkije, die, zoals de heer Roy zei, nu het Islamitische equivalent is van van de Christen-Democratische partijen in Noord-Europa), of die hun strijd meer in een nationale context hebben geplaatst (b.v. de Islamitische Palestijnse bewegingen of de Tsjetsjeense beweging). Voor hem zijn radikale Islamitische bewegingen nu niet meer verbonden met staten, hebben ze geen nationale programma's, zijn ze geheel internationalistisch, en voeren ze strijd tegen het Westen in het algemeen en de Verenigde Staten in het bijzonder. Met wat er in het Midden-Oosten aan de hand is, hebben Islamitische radikalen als zodanig niet veel te maken.

De nieuwe generatie radikale militanten is veel meer kosmopolitisch en vaak sterk verwesterst. Met uitzondering van de Saoedi's en de Jemeniten onder hen hebben de meeste militanten van Bin Laden seculiere en verwesterste scholen doorlopen, ze hebben internationale ervaring, en ze radikaliseerden buiten hun land van oorsprong. Geen van hen vertegenwoordigt een godsdienstige traditie; allen zijnborn-again moslims die kort na hun terugkeer naar de Islam politiek geradikaliseerd werden. Volgens de heer Roy zijn ze bezig met een proces van herstel van een godsdienstige identiteit. Islamitische militanten streven nu dezelfde doeleinden na als extreem-links ongeveer dertig jaar geleden, waarmee de heer Roy op de rol van bekeerlingen in radikale netwerken wilde wijzen. Hij meende dat, hoewel radikale Islamistische bewegingen niet een bepaald grondgebied hebben of van een bepaalde staat afhangen, ze wel een interessant verband leggen tussen hetgeen wereldwijd en hetgeen lokaal is. Tegelijkertijd zorgen ze ervoor zich niet door staten te laten gebruiken. De aard van hun logica is meer police-like dan war-like.

In de op zijn inleiding volgende discussie antwoord zei de heer Roy over de geldstroom uit Saoedi-Arabië dat geldmiddelen uit dat land gemakkelijk kunnen worden verkregen en dat radikale netwerken niet veel geld nodig hebben. Het probleem is echter niet het geld maar het Wahhabitische model van de Islam, het Salafisme, dat Saoedi-Arabië verspreidt. Het Salafisme is geen uitdrukking van een Islamitische traditie; het is een soort fundamentalisme dat een begrip als cultuur niet accepteert. In die zin voorziet het jonge mensen zonder ontwikkeling van een excuus voor het ontbreken daarvan. Daarom is Saoedi-Arabië meer een cultureel en ideologisch probleem dan een financiëel probleem. Islamitische radikale groepen waren nu eerder in grote steden (Karachi, Casablanca, London) te vinden dan in afgelegen locaties.

De wortels van het islamitische radikalisme in het westen ligt in frustratie en isolatie van jonge moslims. Onder hen vind je leiders die sociaal vooruit willen, die gestudeerd hebben, maar zich in hun sociale streven geblokkeerd zien. Daarnaast zijn er anderen, die hun school niet hebben afgemaakt en een crimineel verleden hebben. Het is een samengaan van revolutionaire intellectuelen en jonge delinquenten.

Men kan niet uitsluiten dat El-Qaida een bondgenootschap aangaat met extreem-linkse bewegingen. Sommige extreem-linkse bewegingen, die de jaren '80 van de vorige eeuw hebben overleefd, zijn veel meer geneigd zich met El-Qaida te verbinden dan El-Qaida met hen. Overigens zijn radikale groepen als El Qaida meer revolutionair dan islamitisch. De redevoeringen van Bin Laden zijn politiek van aard; het zijn geen preken, aldus de heer Roy.

In antwoord op de vraag of de moord op andere islamieten (zoals bij de recente aanslag in Marokko) een fout of een weloverwogen beslissing was, zei de heer Roy dat Islamitische radikalen andere moslims als verraders zien en niet aarzelen ze te vermoorden. Daardoor isoleren ze zich van de bevolking, niet alleen omdat ze ongewapende burgers vermoorden, maar ook omdat ze geen politiek perspectief kunnen bieden. Wanneer El-Qaida terrorisme als strijdmiddel opgeeft, houdt het op te bestaan.

Over modernisering in de Arabische landen zei de heer Roy dat, waar in het Westen modernisering te danken was aan het verband tussen secularisatie en democratie, in het Midden-Oosten secularisatie te maken had met autoritaire regimes. Iedere keer dat het Westen moest kiezen tussen een democratische oplossing, die Islamistische politici aan de macht zou kunnen hebben gebracht, en een autoritaire regime, heeft het gekozen voor het autoritaire regime. Wat nu in Irak gebeurt is heel interessant omdat de Amerikanen er op uit zijn onder westerse controle een democratie te laten ontstaan.

Een lid van de Turkse delegatie merkte op dat AK partij in Turkije niets te maken heeft met welke Islamitische beweging dan ook. De heer Roy herhaalde dat wat hem betreft de AK partij het Islamitische equivalent is van de Christen-Democratische partijen in Europa, en hij benadrukte het belang van het onderscheid tussen Islamitische politieke partijen en Islamitische radikale revolutionairen.

De voorzitter van de delegatie,

Van Gennip

De griffier van de delegatie,

Van Waasbergen

Naar boven